ECLI:NL:GHARL:2023:10722

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.331.615
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling in het kader van ondertoezichtstelling met beschuldigingen van seksueel misbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling in het kader van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder van de minderjarige blijft volharden in haar beschuldigingen van seksueel misbruik door de vader, ondanks dat uit onderzoek van de gecertificeerde instelling (GI) blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor deze beschuldigingen. De moeder belast de minderjarige met haar verdenkingen, wat leidt tot de beslissing dat de omgang tussen de moeder en de minderjarige alleen onder begeleiding kan plaatsvinden.

De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waar eerder beschikkingen zijn uitgesproken over de ondertoezichtstelling en de zorgregeling. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2023 heeft de moeder haar verzoek aangepast, maar de vader heeft verweer gevoerd en gevraagd om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren.

Het hof heeft overwogen dat de moeder geen vertrouwen heeft in de vader en dat haar beschuldigingen de ontwikkeling van de minderjarige negatief beïnvloeden. De moeder wordt geadviseerd om de beschuldigingen los te laten om de relatie met de minderjarige te verbeteren. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de zorgregeling voor de moeder onder begeleiding blijft bestaan. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.615
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 557538)
beschikking van 19 december 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.M.A.C. van de Wouw te Utrecht,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. van Vonderen-Jagersma te De Meern.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 mei 2023 en 16 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 augustus 2023;
  • het verweerschrift van de vader met producties;
  • een brief van de GI van 14 november 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Van de Wouw van 17 november 2023 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Van de Wouw van 21 november 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 november 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de GI,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2017. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
In een door de ouders op 11 januari 2019 ondertekend ouderschapsplan zijn de ouders overeengekomen dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft en dat [de minderjarige] wekelijks bij de ene ouder dan wel de andere ouder is. De ouders hebben ook een zorgregeling tijdens de vakanties afgesproken.
3.3
Bij beschikking van 22 januari 2019 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, bepaald dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft en bepaald dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking. De echtscheiding is ingeschreven op 31 januari 2019.
3.4
Bij beschikking van 12 mei 2023 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 12 mei 2024.
3.5
Bij beschikking van 31 mei 2023 heeft de kinderrechter de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin gewijzigd dat [de minderjarige] eenmaal per week onder begeleiding contact heeft met de moeder. Daarnaast heeft de kinderrechter partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 16 juni 2023 heeft de kinderrechter, op verzoek van de GI, bepaald dat [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling eenmaal per week onder begeleiding contact heeft met haar moeder en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de beschikkingen van 31 mei 2023 en 16 juni 2023 te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair:
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen;
  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar te bepalen; en
  • te bepalen dat [de minderjarige] eenmaal per week onder begeleiding contact met de vader heeft;
  • subsidiair:
  • te bepalen dat [de minderjarige] wekelijks drie dagen door haar moeder zal worden verzorgd en opgevoed en wel op de dagen dat de moeder vrij is van werk en dat [de minderjarige] de helft van de schoolvakanties bij de moeder verblijft;
  • meer subsidiair:
  • een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat zij met haar verzoek in hoger beroep uitsluitend beoogt de beschikking van 16 juni 2023 te vernietigen. Daarnaast heeft de moeder haar verzoek in die zin aangepast dat zij niet langer verzoekt de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar vast te stellen, maar dat zij verzoekt de volledige verzorging en opvoeding voor [de minderjarige] te dragen.
4.4
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek staat dat de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van onder meer van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de kinderrechter een dergelijke zorgregeling kan wijzigingen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Het hof zal het verzoek van de moeder om de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling uit te breiden afwijzen en overweegt daartoe het volgende.
Uit de stukken en de verklaringen van de moeder tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de moeder geen vertrouwen in de vader als ouder van [de minderjarige] heeft. Zij blijft zoekend naar bewijs dat de vader [de minderjarige] seksueel heeft misbruikt en blijft [de minderjarige] daarmee belasten. Uit onderzoek van de GI blijkt echter dat er geen aanwijzingen zijn voor seksueel misbruik door de vader. Wel wordt ervaren dat de moeder [de minderjarige] sturende vragen blijf stellen met betrekking tot haar verdenkingen. Dit is niet in het belang van [de minderjarige] en alleen hierom moet de zorgregeling met de moeder worden begeleid. De moeder voelt zich gesteund door de politie, maar de moeder geeft aan hetgeen is besproken met de politie een onjuiste uitleg. In de toelichting van [naam1] , zedenrechercheur, van 10 mei 2023 en die van 1 september 2023 is namelijk te lezen dat er geen studioverhoor plaatsvindt, omdat de verklaring van [de minderjarige] onbetrouwbaar zou zijn door de vele en suggestieve vragen die de moeder aan [de minderjarige] stelt. Het hof is van oordeel dat er op basis van de stukken geen aanwijzingen zijn voor seksueel misbruik door de vader. Er wordt gezien dat [de minderjarige] zich goed ontwikkelt op school en bij de vader thuis. Door deskundige hulpverlening ( [naam2] ) is vastgesteld dat sprake is van een veilige hechting tussen de vader en [de minderjarige] . De interactie tussen hen wordt als adequaat beoordeeld waarbij ook geen signalen van onveiligheid worden gezien. Het zou voor de moeder en vooral voor [de minderjarige] goed zijn als de moeder het onderwerp laat rusten en leert om [de minderjarige] hiermee niet te belasten. Pas als de moeder hiertoe in staat is, kan worden gekeken naar uitbreiding van de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] .
5.3
Het hof overweegt tot slot dat beide ouders hulp krijgen van [naam2] en daar ook voor open staan. [naam2] biedt de ouders (wekelijks) intensieve ambulante hulpverlening. De gezinscoach in het raadsonderzoek heeft verklaard dat de dagelijkse verzorging van [de minderjarige] bij beide ouders goed is. [de minderjarige] is veilig gehecht aan beide ouders en beide ouders zijn in staat om op [de minderjarige] af te stemmen en haar duidelijkheid en grenzen te geven. Gelet op deze omstandigheden behoort een meer uitgebreide zorgregeling in de toekomst zeker tot de mogelijkheden, maar alleen als de moeder in staat zal blijken [de minderjarige] niet langer te belasten.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen, voor zover deze ziet op de zorgregeling.
6.2
Ieder partij zal de eigen proceskosten in hoger beroep dragen, gelet op de familieverhoudingen tussen de ouders.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 juni 2023, voor zover deze ziet op de zorgregeling;
compenseert de proceskosten in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, R. Feunekes en H. Phaff, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 19 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.