ECLI:NL:GHARL:2023:10723

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.332.409
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging uithuisplaatsing en wijziging zorgregeling in het kader van ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1] en de wijziging van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.D.J. van Ruyven, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 5 juli 2023 de zorgregeling heeft geschorst en op 20 juni 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd. De moeder, bijgestaan door mr. H.E. Brokers-van Dijk, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige al langere tijd bij de moeder woont en dat er geen ruimte is voor contact met de vader. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing terecht verlengd, omdat de minderjarige niet bij de vader kan wonen. Het hof heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd en geoordeeld dat de ouders de sleutel in handen hebben om tot gezamenlijk ouderschap te komen, maar dat er momenteel geen mogelijkheden zijn voor contact tussen de vader en de kinderen. De ouders zijn al geruime tijd verwikkeld in een strijd, wat het welzijn van de kinderen in gevaar brengt. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de familieverhoudingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.332.409 en 200.332.412
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 557187 en 557196)
beschikking van 19 december 2023
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.D.J. van Ruyven te De Bilt,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.E. Brokers-van Dijk te Vleuten.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 juni 2023 (machtiging uithuisplaatsing, 200.332.412) en 5 juli 2023 (wijziging zorgregeling, 200.332.409), uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

In de procedure met zaaknummer 200.332.409 (wijziging zorgregeling)
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 17 september 2023;
  • het verweerschrift van de moeder met producties;
  • een journaalbericht van mr. Brokers-van Dijk van 9 oktober 2023;
  • een journaalbericht van mr. Brokers-van Dijk van 17 november 2023 met een productie.
In de procedure met zaaknummer 200.332.412 (machtiging tot uithuisplaatsing)
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 september 2023;
  • het verweerschrift van de moeder met producties;
  • een journaalbericht van mr. Brokers-van Dijk van 9 oktober 2023;
  • een journaalbericht van mr. Brokers-van Dijk van 17 november 2023 met een productie.
In beide procedures
2.3
Op 27 november 2023 is na te noemen minderjarige [de minderjarige1] verschenen. [de minderjarige1] heeft buiten aanwezigheid van partijen met een raadsheer van het hof gesproken.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 28 november 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • twee vertegenwoordigers van de GI,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2011, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2016.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Na het uiteengaan van de ouders verbleven de kinderen aanvankelijk de helft van de tijd bij de moeder en de helft van de tijd bij de vader. [de minderjarige1] stond ingeschreven op het adres van de vader en [de minderjarige2] op het adres van de moeder.
3.3
Bij beschikking van 6 januari 2021 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de Gl. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd. Laatstelijk tot 6 januari 2024.
3.4
Bij beschikking van 20 december 2022 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] bij de moeder verleend, met ingang van 20 december 2022 voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 6 januari 2023. In deze beschikking heeft de kinderrechter ook de zorgregeling tussen de kinderen en de vader geschorst voor de duur van twee weken, dus tot 3 januari 2023.
De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] is later verlengd tot 6 juli 2023.
3.5
Bij beschikking van 30 december 2022 heeft de kinderrechter de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin gewijzigd dat de moeder de volledige zorg voor de kinderen draagt en er onbegeleide omgang tussen de vader en de kinderen plaatsvindt, op een neutrale plek zonder de aanwezigheid van anderen, zo lang de GI dat in het belang van de kinderen nodig vindt en waarbij een uitbreiding in vorm, frequentie en duur nader in te vullen en op te bouwen is door de GI.

4.De omvang van het geschil

In de procedure met zaaknummer 200.332.409 (wijziging zorgregeling)
4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 5 juli 2023 heeft de kinderrechter, op verzoek van de GI, de zorgregeling tussen de vader en de kinderen geschorst voor de duur van de ondertoezichtstelling en bepaald dat de GI de volledige regie heeft over het proces van contactherstel tussen de kinderen en de vader, in die zin dat de GI de frequentie, duur en vorm van het contact bepaalt.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de beschikking van 5 juli 2023 te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de GI alsnog af te wijzen en de zorgregeling zoals deze was opnieuw vast te stellen, kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer. De moeder vraagt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen, kosten rechtens.
In de procedure met zaaknummer 200.332.412 (machtiging tot uithuisplaatsing)
4.4
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 20 juni 2023 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] bij de moeder verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 6 januari 2024.
4.5
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de GI alsnog af te wijzen en de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ) te beperken in tijd en omvang, in die zin dat de vader graag het contact met de kinderen wil herstellen, kosten rechtens.
4.6
De moeder voert verweer. De moeder het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

In de procedure met zaaknummer 200.332.412 (machtiging tot uithuisplaatsing)
5.1
De GI of de raad kunnen de rechter verzoeken aan de GI een machtiging te geven de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen [1] . De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken [2] .
5.2
Het hof vindt dat de kinderrechter terecht de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] heeft verlengd omdat [de minderjarige1] niet bij de vader kan wonen. De beslissing van de kinderrechter zal dus in stand blijven (worden bekrachtigd).
Het hof overweegt dat [de minderjarige1] inmiddels al langere tijd bij de moeder woont. Daar gaat het goed met [de minderjarige1] , behalve dat bij hem geen enkele ruimte bestaat voor contact met de vader. In de evaluatie [naam1] van 30 september 2023 is te lezen dat de vader (en zijn partner) adviezen van de GI om vanuit rust en het tempo van de kinderen het contact met hem op te bouwen niet volgen, maar juist hun eigen plan trekken. Hiermee gaat de vader voorbij aan de gevoelens van [de minderjarige1] . [de minderjarige1] wordt daardoor steeds weer bevestigd in zijn beeld dat de vader niet naar hem wil luisteren. De GI bemerkt in de gesprekken met de vader (en zijn partner) bovendien dat de strijd met de moeder (en haar partner) de boventoon voert, terwijl het belang van [de minderjarige1] hier voorop zou moeten staan. De [naam2] heeft tijdens het afsluitende gesprek op 8 mei 2023 met alle betrokkenen in dit kader benoemd dat de strijd tussen enerzijds de vader en zijn partner en anderzijds de moeder en haar partner zo intens is dat de hulpverleners van de [naam2] onderling ook die strijd ervoeren. Gelet op de strijd tussen de ouders onderling en de omstandigheid dat [de minderjarige1] geen enkele ruimte ervaart voor contact met de vader, vindt het hof dat er geen mogelijkheden zijn dat [de minderjarige1] bij de vader gaat wonen. Het hof overweegt tot slot dat in dit oordeel niet besloten ligt dat de opvoedsituatie bij de vader onveilig is.
5.3
De vader biedt bewijs aan van al zijn stellingen, in het bijzonder door zichzelf, zijn partner en de meerderjarige zoon van zijn partner als getuigen te horen. Het hof passeert dit bewijsaanbod en zal dit uitleggen.
[de minderjarige1] zit klem tussen zijn ouders en ervaart nu geen enkele ruimte voor contact met de vader. De ouders (en hun partners) hebben de sleutel in handen om [de minderjarige1] daarbij te helpen. Het is het meest in zijn belang dat de ouders een weg gaan vinden om tot goed genoeg gezamenlijk ouderschap te komen. [de minderjarige1] heeft daarnaast ook hulpverlening nodig om zijn weerstand tegen de vader te verminderen of zelfs weg te nemen. Ook als wordt aangenomen dat de opvoedsituatie bij de vader niet onveilig is, voelt [de minderjarige1] zich bij de vader wel onveilig en dat maakt een uithuisplaatsing voor hem op dit moment noodzakelijk.
In de procedure met zaaknummer 200.332.409 (wijziging zorgregeling)
5.4
De kinderrechter kan op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een zorgregeling vaststellen of wijzigen, voor zover dit in het belang van een minderjarige noodzakelijk is [3] . In het tweede lid van dit artikel staat dat de kinderrechter op verzoek van de GI de in het eerste lid genoemde beslissing kan wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
5.5
Evenals de kinderrechter en op dezelfde gronden als de kinderrechter, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat er nu geen contact kan zijn tussen de vader en de beide kinderen. De vader en de kinderen hebben al sinds 22 december 2022 geen contact meer met elkaar. Zoals hiervoor al is overwogen bestaat er bij [de minderjarige1] geen enkele ruimte voor contact met de vader en [de minderjarige1] is al langere tijd bestendig in zijn wens om geen contact met de vader te hebben. In de evaluatie [naam1] van 30 september 2023 is verder te lezen dat [de minderjarige1] , maar ook [de minderjarige2] , iedere twee weken aan de jeugdbeschermer vertellen dat zij geen contact willen met hun vader. De kinderen zijn volgens de jeugdbeschermer authentiek in hun verklaringen en consistent in hun antwoorden. Onder deze omstandigheden bestaat er op dit moment geen ruimte om het contact tussen de vader en de kinderen weer op te starten zoals de vader (en zijn partner) wenst.
Het hof overweegt tot slot dat, zoals ook door de jeugdbeschermer tijdens de mondelinge behandeling is betoogd, in deze situatie een NIFP-onderzoek hoognodig is. Er is in deze zaak al jarenlang strijd tussen de ouders en hun partners zonder dat enige verbetering in hun onderlinge communicatie en de mogelijkheden om uit hun strijd te komen en te blijven in zicht komt. Zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] alsmede de kinderen die de huidige partners van de ouders samen hebben, worden in deze strijd betrokken en wel in een dusdanige mate dat geen van de kinderen contact heeft met de ouder waar zij niet wonen. Dit is absoluut niet in hun belang. Zoals hiervoor is overwogen, hebben de ouders (en hun partners) de sleutel voor verandering in handen waarbij een onderzoek helpend kan zijn om te helder te krijgen op welke wijze de situatie kan worden doorbroken.
5.6
De vader biedt ook in dit verzoek in hoger beroep bewijs aan van al zijn stellingen, in het bijzonder door zichzelf, zijn partner en de vertrouwenspersoon van de kinderen als getuigen te horen. Het hof passeert dit bewijsaanbod, omdat dit te vaag en te algemeen is maar ook omdat het niet tot een andere beslissing kan leiden. De kinderen zijn al geruime tijd volhardend in hun wens om nu geen contact te hebben met de vader. Anders dan de vader aanvoert, blijkt uit de door de vader overgelegde producties ook niet dat de verklaringen van de jeugdbeschermer dat de kinderen geen contact met hun vader willen grotendeels onjuist zijn. Mocht dit wel zo zijn, dan blijft staan dat [de minderjarige1] die wens ook in hoger beroep in een gesprek met een raadsheer heeft herhaald en het hof aan zijn mening betekenis hecht.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikkingen van 20 juni 2023 en 5 juli 2023 bekrachtigen.
6.2
Ieder partij zal de eigen proceskosten in hoger beroep dragen, gelet op de familieverhoudingen tussen de ouders.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de procedure met zaaknummer 200.332.409 (wijziging zorgregeling)
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland,
locatie Utrecht, van 5 juli 2023;
compenseert de proceskosten in hoger beroep;
in de procedure met zaaknummer 200.332.412 (machtiging tot uithuisplaatsing)
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland,
locatie Utrecht, van 20 juni 2023;
compenseert de proceskosten in hoger beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.P. den Hollander en H. Phaff, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 19 december 2023 door mr. Den Hollander uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.artikel 1:265b lid 1 BW.
2.artikel 1:265c lid 2 BW.
3.artikel 1:265g BW