Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
- [de minderjarige1] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw en [de minderjarige2] zijn hoofdverblijfplaats bij de man heeft en dat beide kinderen de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man zullen verblijven;
- zes van de zeven paarden worden toegedeeld aan de man, waarvoor de man € 3.100 aan de vrouw moet betalen, met welke betaling de opbrengst van een zevende paard is verrekend;
- de zaak wat betreft de aandelen in de besloten vennootschap [naam1] BV (hierna: de BV) wordt aangehouden.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
) en 2 (de man en twee van zijn broers
) overeengekomen, dat aan de verkrijger worden toebedeeld de aandelen, zulks onder de verplichting om de eventuele schulden met betrekking tot de aandelen voor hun rekening te nemen en de vervreemder te vrijwaren voor iedere aansprakelijkheid daarvoor.
) geleverd en worden deze aanvaard: twaalf aandelen, genummerd 48 tot en met 59;
6.De slotsom
7.De beslissing
21 maart 2024te rapporteren;
21 maart 2024het hof laten weten of zij tot overeenstemming zijn gekomen of de benoeming van een deskundige wensen;