ECLI:NL:GHARL:2023:1389

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
200.314.143
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en hoger beroep inzake de verzoeken van de man en vrouw

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen een man en een vrouw die in 2011 in Irak zijn gehuwd. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de man de Iraakse nationaliteit heeft en een aanvraag voor de Nederlandse nationaliteit heeft ingediend. De vrouw heeft op 1 februari 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 juni 2022 een beschikking gegeven, waartegen de man in hoger beroep is gegaan. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 januari 2023, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten.

Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw niet meer samenwonen en dat de situatie sinds de bestreden beschikking is gewijzigd. De man heeft erkend dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, maar heeft zijn verzoek in hoger beroep niet ingetrokken om emotionele redenen. Het hof oordeelt dat de man geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn verzoek in hoger beroep, aangezien hij niet langer betwist dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de man afgewezen.

De beslissing van het hof is op 16 februari 2023 uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters P.B. Kamminga, R. Feunekes en M.H.F. van Vugt aanwezig waren, bijgestaan door griffier J.M. van Gastel-Goudswaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.143
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 534370)
beschikking van 16 februari 2023
inzake
[verzoeker]
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A.J.C.W. Scholte-van de Ven in Oss,
en
[verweerster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.R.H. Baas in Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 augustus 2022;
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2011 in [plaats1] , Irak, gehuwd. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Iraakse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse nationaliteit aangevraagd.
3.2
De man en de vrouw zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 in [plaats1] (Irak), en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 in [plaats2] .
3.3
De vrouw heeft op 1 februari 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend.

4.De omvang van het geschil

4.1
Het hoger beroep van de man is gericht tegen l de door de rechtbank in de bestreden beschikking uitgesproken echtscheiding.
4.2
De man is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en in deze beschikking het echtscheidingsverzoek van de vrouw alsnog af te wijzen.
4.3
De vrouw voert verweer en zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 3 lid 1 onder a van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (verder: Brussel IIbis-verordening) heeft de Nederlandse rechter ten aanzien van de echtscheiding rechtsmacht, nu de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft.
5.2
Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek wordt de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.
5.3
Op de mondelinge behandeling heeft de man erkend dat de situatie sinds de bestreden beschikking is gewijzigd. De man en de vrouw wonen niet meer samen, het perspectief van de kinderen is elders bepaald, de man ziet in dat hij en de vrouw zich niet meer met elkaar zullen verzoenen, en hij erkent dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man kan zich er om emotionele redenen toch niet toe zetten om zijn verzoek in hoger beroep in te trekken.
5.4
Nu de man niet langer betwist dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, heeft hij geen belang meer bij een beoordeling van zijn verzoek in hoger beroep. Het verzoek van de man zal daarom worden afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 juni 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, R. Feunekes en M.H.F. van Vugt, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, en is op 16 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.