ECLI:NL:GHARL:2023:144

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
21/00617
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van een woning onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum had de waarde van de woning vastgesteld op € 369.000 per 1 januari 2018, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting van € 316,97 voor het jaar 2019. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en heeft bezwaar aangetekend, maar de heffingsambtenaar handhaafde zijn beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 4 mei 2022, die via beeldbellen plaatsvond, zijn de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar gehoord. Het Hof heeft het vooronderzoek heropend en belanghebbende heeft nadere stukken ingediend. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning en of hij de juiste inhoud voor het referentieobject heeft gebruikt. Belanghebbende stelt dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn, terwijl de heffingsambtenaar zijn vastgestelde waarde verdedigt.

Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix overgelegd waarin de waarde van de woning is onderbouwd met vergelijkingsobjecten. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende verworpen en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK/AR-ARN 21/00617
uitspraakdatum: 10 januari 2023
Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 april 2021, nummer UTR 20/187, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 12 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 369.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 316,97.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank MiddenNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 4 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar [naam1] en [naam2] .
1.6.
Het Hof heeft het vooronderzoek heropend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
1.7.
Partijen hebben te kennen gegeven af te zien van een onderzoek ter nadere zitting.

2.Vaststaande feiten

Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning is een twee-onder-één-kapwoning. De inhoud van de woning is ongeveer 447 m3. Het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 112 m2.

3.Geschil

3.1.
In geschil is de waarde van de woning. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de waarde van de woning voldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning en de vraag of hij is uitgegaan van de juiste inhoud voor het referentieobject [adres2] 32.
3.2.
De heffingsambtenaar beantwoordt deze vragen bevestigend en staat een waarde voor van € 369.000.
3.3.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en staat een waarde voor van € 321.000 en subsidiair van € 339.000.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de woning worden bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger het object in de staat waarin dat zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn besteed.
4.2.
Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde dan door de heffingsambtenaar is vastgesteld. In dat geval rust op de heffingsambtenaar de last aannemelijk te maken dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
4.3.
Ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde wijst de heffingsambtenaar op de door hem overgelegde ongedateerde taxatiematrix opgemaakt door WOZ-taxateur [naam2] waarin aan de woning een waarde in het economische verkeer wordt toegekend van € 369.000. Op basis van de vergelijkingsmethode zijn vier panden als referentieobject gebruikt. In de matrix is het volgende opgenomen:
De woning
[adres1] 9
[adres1] 7
[adres4] 5
[adres2] 32
Soort woning
Twee onder één kap
Twee onder één kap
Twee onder één kap
rijwoning
hoekwoning
Bouwjaar
1902
1902
1902
1925
1904
Ligging
2
3
3
4
2
Kavelopp
112 m2
72 m2
71 m2
200 m2
140 m2
Kavelwaarde
€ 54.208
€ 43.560
€ 42.955
€ 145.200
€ 67.760
Bruto inhoud
447 m3
522 m3
480 m3
460 m3
365 m3
Dakkapel/ berging
-
€ 5.000
€ 5.000
€ 5.000
€ 5.000
Kwaliteit
2
3
2
3
3
Onderhoud
3
3
3
3
3
Uitstraling
3
3
3
3
3
Doelmatigheid
3
3
3
3
3
Voorzieningen
3
3
2
3
2
Koopsom
€ 448.500
(23-10-2017)
€ 350.000
(nov. 2017)
€ 545.000
(sept. 2018)
€ 312.000
(mei 2017)
Geïndexeerde koopsom
€ 457.470
€ 353.500
€ 500.000
€ 333.840
Woningdeel
€ 314.792
€ 408.910
€ 305.545
€ 349.800
€ 261.080
Eenheidsprijs
€ 704
€ 745
€ 691
€ 724
€ 738
Woz-waarde
€ 369.000
De vermelde eenheidsprijs is de prijs per m³ na correctie voor de verschillen in KOUDVfactoren tussen het desbetreffende referentieobject en de onroerende zaak.
4.4.
Het Hof volgt belanghebbende niet in haar stelling dat referentieobject [adres2] 32 een inhoud heeft van 547 m3 in plaats van de in de matrix genoemde 365 m3. Ter onderbouwing van haar stelling brengt belanghebbende geen meetgegevens, bouwtekeningen of taxatierapporten in, maar stelt zij dat de heffingsambtenaar zelf erkent dat de inhoud van referentieobject [adres2] 547 m3 is. Ter zitting van het Hof heeft de heffingsambtenaar verklaard dat de door belanghebbende gestelde inhoud van 547 m3 is bepaald middels een 3Dmeting van referentieobject [adres2] . Omdat deze methode niet altijd betrouwbare resultaten oplevert, wordt bij grote verschillen een herberekening uitgevoerd op basis van andere meer betrouwbare methoden. Hier heeft deze herberekening geleid tot een inhoud van het genoemde referentieobject van 397 m3, aldus de heffingsambtenaar. Ter onderbouwing van dit ten opzichte van de matrix gewijzigde standpunt, verwijst de heffingsambtenaar naar de door hem in eerste aanleg ingebrachte taxatiematrix waarin voor referentieobject [adres2] is uitgegaan van een inhoud van het woondeel van 297 m3 en een inhoud van de dakopbouw van 100 m3, tezamen resulterend in een inhoud van 397 m3. Nu het Hof de verklaring van de heffingsambtenaar geloofwaardig acht en tussen partijen niet in geschil is dat de inhoud van de dakopbouw gerekend moet worden tot het woondeel, zal het Hof voor referentieobject [adres2] uitgaan van een inhoud van 397 m3. Daarvan uitgaande geldt voor dit referentieobject een eenheidsprijs van het woondeel van € 657 (€ 261.080 / 397 m3) en van € 710 na correcte voor de onderlinge verschillen in objectkenmerken. De gemiddelde eenheidsprijs na correctie voor de verschillen in objectkenmerken van de woondelen van de in de matrix genoemde referentieobjecten bedraagt dan € 717 ((€ 745 + € 691 + € 724 + € 710) / 4).
4.5.
Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar met de onder 4.3 opgenomen matrix en de daarop ter zitting gegeven toelichting en verbetering (4.4) aannemelijk gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Alle in de matrix opgenomen referentieobjecten hebben vergelijkbare scores wat betreft kwaliteit, onderhoud, uitstraling en doelmatigheid en met de onderlinge verschillen heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden. Het Hof weegt in dit oordeel mee dat de heffingsambtenaar bij de bepaling van de waarde van de woning is uitgegaan van een eenheidsprijs van € 704 terwijl de referentieobjecten een gemiddelde eenheidsprijs hebben van € 717.
4.6.
Het Hof volgt belanghebbende niet in zijn stelling dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de waarde van de woning niet of onvoldoende rekening heeft gehouden met de ten opzichte van de referentieobjecten mindere ligging van de woning naast een appartementencomplex en winkels. Uit de matrix blijkt dat aan de woning voor het waarderingselement ligging een waarde is toegekend van 2 terwijl aan dat element voor de aan dezelfde straat gelegen referentieobjecten [adres1] 7 en 9 een waarde is toegekend van 3. Bovendien is in de matrix aan referentieobject [adres4] 5 vanwege de betere ligging een waarde van 4 toegekend aan het element ligging. Uit de bij de taxatiematrix gevoegde grondstaffel blijkt, voor zover hier relevant, dat voor de bepaling van de waarde van de bij de objecten behorende kavels wordt uitgegaan van een waarde van € 605 per m2. Voor het kavel behorend bij de woning resulteert dan een kavelwaarde van € 67.760. Uit de matrix blijkt dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de waarde van de woning aan het bij de woning behorende kavel een waarde heeft toegekend van € 54.208. Dat wil zeggen dat de waarde van het kavel met 20% is verlaagd vanwege de mindere ligging ervan (factor 2 voor ligging). Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar aldus in voldoende mate rekening gehouden met de door belanghebbende gestelde mindere ligging van de woning ten opzichte van de referentieobjecten.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 11 januari 2023
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.