Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de rechthebbende,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het ontslag van de bewindvoerder van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. van der Meer, verzocht om het ontslag van de huidige bewindvoerder, [de bewindvoerder] B.V., en de benoeming van [naam2] als opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende stelde dat het vertrouwen in de bewindvoerder ernstig was geschaad door een verstoorde verhouding en onvoldoende samenwerking. De bewindvoerder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de rechthebbende, en ook de overige belanghebbenden, waaronder de broers en zus van de rechthebbende, hebben aangegeven niet in verweer te gaan.
Het hof heeft vastgesteld dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de bewindvoerder op basis van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De rechthebbende heeft aangegeven dat de aflossing van schulden doorloopt, terwijl deze al zijn afgelost, en dat de bewindvoerder zich onvoldoende inspant voor haar zelfredzaamheid. Gezien het gebrek aan vertrouwen en de slechte samenwerking heeft het hof besloten om de bewindvoerder te ontslaan en [naam2] te benoemen als opvolgend bewindvoerder, met ingang van 1 april 2023. De beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel is vernietigd en het verzoek van de rechthebbende is toegewezen.