ECLI:NL:GHARL:2023:2003

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
200.298.731/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over onrechtmatige hinder door extreme vervuiling en overlast voor omwonenden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De zaak betreft een geschil tussen een appellante, die eigenaar is van een woning, en Stichting De Alliantie, een woningbouwvereniging. De woning van appellante was gesloten door de gemeente vanwege extreme vervuiling en overlast voor omwonenden. De Alliantie vorderde voorzieningen tegen appellante om verdere onrechtmatige hinder te voorkomen, ten behoeve van haar huurders. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had een deel van de vorderingen toegewezen en een deel afgewezen. In hoger beroep heeft appellante de afwijzing van bepaalde vorderingen aangevochten, terwijl De Alliantie de toewijzing van andere vorderingen wilde bevestigen.

Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van De Alliantie voor een deel toewijsbaar zijn, maar heeft ook enkele vorderingen afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat appellante onrechtmatige hinder heeft veroorzaakt, maar dat niet alle gevorderde maatregelen evenredig zijn. De vorderingen die zijn toegewezen, omvatten onder andere een verbod op het houden van huisdieren en een gebod om de klimop te snoeien. De vordering om terugkeer naar de woning te verbieden werd afgewezen, omdat appellante inmiddels hulp had aanvaard. Het hof heeft de kosten van de procedure verdeeld, waarbij appellante grotendeels in het ongelijk werd gesteld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige afweging tussen de belangen van de betrokken partijen, waarbij de gezondheid en veiligheid van omwonenden voorop staan. Het hof heeft de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter voor het grootste deel bekrachtigd, maar heeft de veroordeling met betrekking tot de klimop vernietigd, omdat appellante aan die verplichting had voldaan. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in cassatie gaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.298.731/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9238758
arrest in kort geding van 7 maart 2023
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
door wie hoger beroep is ingesteld
en die bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde
verder aan te duiden als [appellante]
advocaat: mr. J.A. Neslo,
tegen
Stichting De Alliantie
die gevestigd is in Almere
en ook hoger beroep heeft ingesteld
en die bij de voorzieningenrechter optrad als eiseres
hierna De Alliantie genoemd
advocaat: mr. J.J.M. Saelman.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het op 10 juni 2021 uitgesproken vonnis in kort geding van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord tevens van grieven in het hoger beroep van De Alliantie
  • de memorie van antwoord in het hoger beroep dat De Alliantie heeft ingesteld
  • de e-mail van mr. Neslo aan de griffie van het hof van 19 februari 2023
  • het verslag van de mondelinge behandeling (proces-verbaal) op 20 februari 2023.
1.2
Daarna hebben partijen arrest gevraagd op de processtukken aangevuld met het proces-verbaal. Het hof heeft de uitspraakdatum bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1
Deze zaak gaat over de vraag of [appellante] onrechtmatige hinder veroorzaakt voor haar buren en of haar verboden en/of geboden moeten worden opgelegd om die hinder te beperken.
2.2
De vorderingen van De Alliantie en de beslissingen van de voorzieningenrechter kunnen als volgt worden weergegeven:
Vordering Toegewezen
1. verbod op terugkeer naar woning totdat hulp is aanvaard Nee
2. gebod tot diep reinigen en sealen betonnen vloerdelen Nee
3. verbod op huisdieren Ja
4. gebod de klimop te snoeien ja
5. gebod de schutting recht te zetten ja
6. gebod grofvuil te verwijderen en beplanting terug te snoeien ja
7. verbod stankoverlast nee
Aan de toegewezen vorderingen zijn dwangsommen verbonden.
2.3
De bedoeling van het hoger beroep van [appellante] is dat ook de vorderingen 3 tot en met 6 alsnog worden afgewezen, onder veroordeling van De Alliantie in de proceskosten.
De bedoeling van het hoger beroep van De Alliantie is dat de vorderingen 1 en 2, zoals in hoger beroep gewijzigd, alsnog worden toegewezen met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. Vordering 7 is geen onderdeel van het hoger beroep van een van partijen.

3.Het oordeel van het hof

3.1
Het hof wijst vordering 4 alsnog af, maar laat de beslissing van de voorzieningenrechter voor het overige in stand.
3.2
Hierna wordt per vordering uitgelegd waarom zo beslist wordt. Daaraan voorafgaand wordt nog stilgestaan bij twee formele kwesties (provisioneel bewind en wijziging van eis), worden de feiten weergegeven die voor de te nemen beslissing van belang zijn en wordt aandacht besteed aan het spoedeisend belang.
provisioneel bewind
3.3
[appellante] heeft het hoger beroep op 28 juni 2021 aanhangig gemaakt.
Op 20 december 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland, in reactie op een verzoek tot ondercuratelestelling, Bewindvoering ’t Gooi B.V. benoemd tot provisioneel bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [appellante] . Die beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, dat wil zeggen dat deze geldt ook als [appellante] daartegen hoger beroep instelt. Dat laatste heeft zij gedaan, maar op dat hoger beroep is nog niet beslist. Op dit moment moet dus worden uitgegaan van de benoeming van de provisioneel bewindvoerder.
3.4
In artikel 1:381 lid 2 BW is bepaald dat degene wiens curatele is verzocht ( [appellante] ) niet zonder medewerking van de bewindvoerder daden van beheer en beschikking met betrekking tot de onder bewind gestelde goederen mag verrichten. Uit het op
19 februari 2023 door mr. Neslo aan het hof (en de advocaat van De Alliantie) toegezonden bericht blijkt dat Bewindvoering ’t Gooi B.V. de voor deze procedure noodzakelijke medewerking verleent. [appellante] is dan ook ontvankelijk in haar hoger beroep.
wijziging van eis
3.5
De Alliantie heeft, bij het eerste van haar afkomstige processtuk in hoger beroep, haar vorderingen 1 en 2 gewijzigd. [appellante] heeft tegen die wijziging geen bezwaar gemaakt. Deze is evenmin in strijd met de goede procesorde. Beslist wordt daarom op de gewijzigde vorderingen.
de feiten
3.6
[appellante] heeft in 2002 de woning aan de [adres] 34 in [woonplaats1] (verder: de woning) gekocht van De Alliantie. Dat is een rijtjeswoning met een voor- en een achtertuin. De naaste buren ( [adres] 32 en 36) zijn huurders van De Alliantie.
3.7
Op 11 mei 2021 hebben toezichthouders van de gemeente Almere de woning bezocht. Bij gemeentelijke beschikking van die datum is de woning onmiddellijk gesloten op basis van artikel 17 van de Woningwet voor de duur van één maand. In de beschikking staat:
“Controle
De aangetroffen situatie is dermate ernstig dat wij per direct de woning hebben gesloten op basis van artikel 17 van de Woningwet voor de duur van één maand. Daarnaast zullen wij de woning laten schoonmaken. De situatie is een bedreiging van de leefbaarheid en een gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van u en omwonenden. Er is voor u per direct een crisisopvangplek geregeld.
Constateringen
Dit is reeds de vijfde keer dat uw woning zwaar vervuild is aangetroffen. De vorige keren hebben wij een last onder bestuursdwang aan u opgelegd voor het schoonmaken van de woning. Ditmaal is de situatie zodanig slecht dat de woning per direct niet meer mag worden betreden. De toezichthouders konden de woning pas betreden nadat de brandweer de woning had geventileerd. Tijdens het bezoek is geconstateerd dat de woning zich niet in een zindelijke staat bevindt:
 in de woning zijn dusdanig veel goederen aanwezig dat de woning beperkt
toegankelijk is;
  • de woning is sterk vervuild door fecaliën, urine en etenswaren;
  • door de hoeveelheid spullen is er sprake van een brandgevaarlijke situatie;
  • op de grond liggen diverse fecaliën en de vloer is vochtig en ruikt naar
urine;
 in de woonkamer zagen wij een emmer waar meerdere, vermoedelijk
menselijke, fecaliën in zitten;
 door de staat van de woning is de lucht in de woning van een dusdanig
slechte kwaliteit dat het zonder beschermende maatregelen niet mogelijk is
de woning te betreden;
  • op een aantal plekken in de woning is er sprake van sterke schimmelvorming;
  • in de woning zijn meerdere kittens aangetroffen, maar wij zagen geen kattenbakken;
  • de slaapplaatsen in de woning zijn dusdanig vervuild dat deze niet bruikbaar zijn;
  • de badkamer is ernstig vervuild waardoor deze niet bruikbaar is;
  • de keuken is dusdanig bevuild dat deze onbruikbaar is.”
3.8
[appellante] verbleef op 20 februari 2023 (datum mondelinge behandeling in hoger beroep) in de ggz-instelling Meerzicht in Lelystad. In een briefje van Meerzicht aan [appellante] valt te lezen:
“Uw ontslag naar huis wordt in de week van (maandag) 27 februari.
Dit heeft te maken met het schoonmaken en opruimen van uw woning zodat de hulp direct na ontslag kan starten.”
spoedeisend belang
3.9
Het door De Alliantie ook in hoger beroep gestelde belang bij haar vorderingen is het beperken van de kans op onrechtmatige hinder door [appellante] jegens de directe buren, die huurder zijn van De Alliantie. Dat belang is ook beoordeeld naar de situatie van vandaag voldoende spoedeisend.
terugkeer naar de woning
3.1
Vordering 1 van De Alliantie strekte ertoe, kort gezegd, [appellante] te verbieden terug te keren naar haar woning zolang zij niet hulp aanvaardt die afdoende wordt gevonden door de gemeentelijke overlastregisseur. De voorzieningenrechter heeft die vordering afgewezen omdat het gevraagde verbod te ingrijpend is. In hoger beroep heeft De Alliantie niet langer een verbod op terugkeer gevraagd, maar, kort gezegd, een veroordeling van [appellante] om hulp te aanvaarden indien en zodra sprake is van, door de deurwaarder te constateren, vervuiling en stankoverlast.
3.11
Vastgesteld kan worden dat [appellante] ten tijde van de mondelinge behandeling van het hoger beroep was opgenomen in de ggz-instelling Meerzicht. Uit het briefje (zie hiervoor onder 3.8) van Meerzicht blijkt dat [appellante] wel terug mag keren naar de woning, maar slechts mét direct te starten hulpverlening. Op die manier wordt bereikt wat De Alliantie van meet af aan heeft voorgestaan: hulpverlening aan en begeleiding van [appellante] . De, in hoger beroep gewijzigde, vordering gaat uit van de situatie dat [appellante] geen hulp heeft. Dat feitelijk uitgangspunt is dus onjuist: die hulp is er, gelukkig, wel. Voor toewijzing van de vordering bestaat dan ook geen grond [1] .
diepreinigen en sealen van de betonnen vloerdelen
3.12
Vordering 2 van De Alliantie strekte ertoe, kort gezegd, [appellante] te gebieden alle betonnen vloerdelen in haar woning te laten diepreinigen met een trinatriumfosfaatmiddel. De gedachte achter die vordering is dat de vloer poreus is en zoveel urinezuurkristallen (uit menselijke en dierlijke urine) bevat dat slechts reiniging met genoemd middel kan voorkomen dat zich opnieuw een intense ammoniakgeur verspreidt indien en zodra de woning weer bewoond wordt. De voorzieningenrechter heeft die vordering afgewezen omdat het gevraagde gebod te ingrijpend is om in een kortgedingprocedure te worden opgelegd. In hoger beroep heeft De Alliantie niet langer een onvoorwaardelijk gebod tot diepreiniging gevorderd, maar, een veroordeling van [appellante] mee te werken aan onderzoek door een deskundige indien en zodra de deurwaarder stankoverlast constateert én veroordeling van [appellante] opdracht te geven voor diepreiniging indien de deskundige vaststelt dat de vloer oorzaak van de stank is.
3.13
Ook in hoger beroep zijn er teveel onzekerheden om de vordering toewijsbaar te maken. Om te beginnen geldt dat de technische uiteenzetting van De Alliantie niet is ondersteund door een verklaring van enige vloerdeskundige. Daarbij komt dat het bepalen van de ernst van de stankoverlast wordt overgelaten aan de deurwaarder. Dat kan een goede vorm van overlastbeperking zijn als partijen met elkaar overeenkomen de deurwaarder met die taak/bevoegdheid te belasten. Van een dergelijke situatie is echter geen sprake. Dan ligt meer voor de hand om, als de situatie van stankoverlast zich volgens De Alliantie weer voordoet, aan de rechter een voorziening en/of een voorlopig deskundigenbericht te vragen zodat de rechter (en niet de deurwaarder) kan beoordelen of de stankoverlast een voorziening vergt. Tot slot geldt dat inmiddels meer dan twintig maanden verstreken zijn sinds het vonnis van de voorzieningenrechter. Gegevens over de verblijfplaats van [appellante] in die periode zijn niet verstrekt behalve dan dat zij nu in Meerzicht verblijft. Toch lijkt het erop dat zij in die periode deels ook nog wel in de woning heeft verbleven: de klimop, die hierna nog ter sprake komt, is immers verwijderd. Over herhaalde stankoverlast is niets gesteld. Ook deze vordering is daarom niet toewijsbaar [2] .
verbod op huisdieren
3.14
De voorzieningenrechter heeft over het gevorderde verbod op het hebben van huisdieren (in overweging 3.11 van het vonnis) overwogen:
“Het verbod op het houden en verzorgen van huisdieren op het perceel of in de woning van [appellante] wordt toegewezen zolang [appellante] in de woning woont. Dat heeft ermee te maken dat aan [appellante] eerder een bestuursrechtelijk verbod is opgelegd en [appellante] zich daaraan niet heeft gehouden. Dit verbod is komen te vervallen. Bij het huisbezoek op
11 mei 2021 zijn in de woning kittens aangetroffen. Het is voldoende aannemelijk dat [appellante] deze kittens en mogelijk ook andere katten heeft verwaarloosd. [appellante] heeft dit ook niet onderbouwd weersproken. De kittens waren vervuild met ontlasting, uitgedroogd, en vermagerd. Daarnaast is het aannemelijk dat de ontlasting van de door [appellante] gehouden of in haar woning toegelaten katten een van de oorzaken is van de waargenomen ammoniakgeur en dus van de stankoverlast. Dit levert tegenover haar buren
onrechtmatige hinder op. De dwangsom wordt opgelegd zoals deze is gevorderd.
3.15
In hoger beroep voert [appellante] aan dat zij de poezen nooit heeft willen verwaarlozen en dat sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, namelijk een poes die op een voor [appellante] onbereikbare plaats een nest kittens heeft geworpen.
3.16
Voorop staat dat het hof wel wil aannemen dat [appellante] nimmer de bedoeling heeft gehad de kittens in kwestie en overige poezen te verwaarlozen. Dat is echter wel gebeurd. Die constatering van de voorzieningenrechter heeft [appellante] onvoldoende weersproken. Evenmin is weersproken dat de ontlasting van de door [appellante] gehouden poezen mede oorzaak is geweest van de op 11 mei 2021 waargenomen ammoniakgeur en dus stankoverlast. Het oordeel van de voorzieningenrechter, zoals hiervoor geciteerd onder 3.14, is dan ook juist en wordt door het hof onderschreven. Op de mededeling van [appellante] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep dat zij wel ‘klaar’ is met poezen en deze helemaal niet meer te willen hebben, hoeft dan ook niet meer te worden ingegaan [3] .
de klimop en de schutting
3.17
De voorzieningenrechter heeft [appellante] veroordeeld de klimop die vanuit haar woning groeit op de gevel van de buurwoningen te verwijderen en verwijderd te houden. Ook is zij veroordeeld de schuttingen in voor- en achtertuin van haar woning recht te zetten.
3.18
Volgens [appellante] heeft zij aan deze veroordelingen voldaan. De uitgesproken veroordelingen zijn dan ook niet langer nodig volgens haar.
3.19
Voor wat betreft de klimop heeft [appellante] het gelijk aan haar zijde. De door De Alliantie ingeschakelde deurwaarder heeft zowel op 24 augustus 2021 als op 4 juli 2022 geen overtredingen waargenomen wat betreft de klimop. Kennelijk heeft [appellante] gedaan wat zij moest doen: de klimop van de gevels van de buurwoningen verwijderen en verwijderd houden. Een voorziening is dan ook niet langer nodig. De Alliantie heeft nog wel bepleit de voorziening te handhaven omdat [appellante] erkent tot verwijdering gehouden te zijn geweest, maar voor handhaving van de voorziening zou slechts noodzaak bestaan indien op dit moment de vrees gerechtvaardigd zou zijn dat [appellante] de klimop opnieuw ongebreideld laat doorgroeien over de gevels van de buurwoningen. Juist het feit dat zij maatregelen heeft genomen laat zien dat zij dat niet wil [4] .
3.2
Aan de veroordeling om de schuttingen recht te zetten is niet voldaan. De al genoemde deurwaarder heeft zowel op 24 augustus 2021 als op 4 juli 2022 geconstateerd dat aan de veroordeling niet is voldaan. Door [appellante] is ook niet gesteld dat zij na 4 juli 2022 alsnog aan de veroordeling heeft voldaan. Zij heeft wel gesteld dat de scheefstand is veroorzaakt door De Alliantie zelf, maar die stelling is onvoldoende onderbouwd. Deze veroordeling van de voorzieningenrechter blijft daarom in stand [5] .
grofvuil en beplanting
3.21
De voorzieningenrechter heeft [appellante] veroordeeld het grof vuil uit haar tuin te verwijderen en verwijderd te houden alsmede de beplanting in voor- en achtertuin terug te snoeien.
3.22
Volgens [appellante] heeft zij aan de veroordeling met betrekking tot het grof vuil niet kunnen voldoen omdat zij operaties heeft ondergaan. Dat maakt, in het licht van de op 11 mei 2021 geconstateerde, zeer ernstige vervuiling met ook in de tuin aanwezig grof vuil de noodzaak van verwijderen en verwijderd houden van grof vuil niet minder noodzakelijk. [appellante] zal, als zij het fysiek niet zelf kan doen, desnoods derden moeten inschakelen om haar te assisteren. Deze veroordeling blijft daarom in stand.
3.23
Van de beplanting heeft [appellante] gezegd dat deze is gesnoeid. De deurwaarder constateert echter op 24 augustus 2021 en 4 juli 2022 anders: de beplanting is niet teruggesnoeid. Ook deze veroordeling blijft daarom in stand [6] .
medewerking
3.24
In haar vierde grief staat [appellante] stil bij de door De Alliantie gestelde noodzaak om hulp te aanvaarden. Die grief richt zich niet kenbaar tegen een ten nadele van [appellante] gedane overweging of gegeven veroordeling in het vonnis van de voorzieningenrechter. Deze grief behoeft dan ook geen bespreking.
de conclusie
3.25
Het hoger beroep van [appellante] slaagt uitsluitend op het punt van de klimop. Voor het overige slaagt het niet. Het hoger beroep van De Alliantie slaagt niet.
3.26
Omdat [appellante] in haar hoger beroep grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de kosten daarvan aan de zijde van De Alliantie. Die kosten zijn:
€ 772 voor griffierecht en € 2.228 voor salaris van de advocaat volgens liquidatietarief
(2 punten, tarief II in hoger beroep). Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat ook een veroordeling tot betaling van de nakosten [7] .
3.27
De Alliantie wordt in het door haar ingestelde hoger beroep in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de kosten daarvan aan de zijde van [appellante] , te weten € 1.114 voor salaris van de advocaat volgens liquidatietarief 0,5 x 2 punten, tarief II in hoger beroep).
3.28
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad
(uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof beslist in kort geding in hoger beroep:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van
10 juni 2021 doch uitsluitend voor zover betreft de in conventie onder 2.2. uitgesproken veroordeling (klimop);
- bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in het door haar ingestelde hoger beroep, aan de zijde van De Alliantie vastgesteld op € 772 voor griffierecht en
€ 2.228 voor salaris van de advocaat tot nu toe;
- veroordeelt De Alliantie in de kosten van de procedure in het door haar ingestelde hoger beroep, aan de kant van [appellante] vastgesteld op € 1.114 voor salaris van de advocaat tot nu toe;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.P.M. ter Berg, M.M.A. Wind en I. Tubben en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.

Voetnoten

1.Grief 1 van het incidenteel hoger beroep slaagt niet.
2.Grief 2 van De Alliantie slaagt niet.
3.Grief 1 van [appellante] slaagt niet.
4.Grief 2 van [appellante] slaagt in zoverre.
5.Grief 2 van [appellante] slaagt in zoverre niet.
6.Grief 3 van [appellante] slaagt niet.
7.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853