ECLI:NL:GHARL:2023:2162

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
200.312.362
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind en mentorschap na opstelling levenstestament

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van het bewind en het mentorschap van een meerderjarige. De verzoekers, de moeder en de meerderjarige, hebben in hoger beroep verzocht om het bewind en het mentorschap op te heffen, omdat de meerderjarige een levenstestament heeft opgesteld en volmachten heeft gegeven aan zijn moeder en halfbroer. Het hof heeft vastgesteld dat de belangen van de meerderjarige voldoende zijn behartigd door de moeder en de halfbroer, waardoor het bewind en mentorschap niet langer noodzakelijk zijn.

De procedure begon met een beschikking van de kantonrechter van 21 maart 2022, waarin de moeder als bewindvoerder werd ontslagen en een opvolgend bewindvoerder werd benoemd. De moeder en de meerderjarige waren het niet eens met deze beslissing en hebben grieven ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2022 werd besproken dat de meerderjarige en zijn moeder het bewind als belastend ervoeren en dat zij de situatie terug wilden naar hoe het was voor het bewind.

Het hof heeft in zijn overwegingen meegenomen dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat het bewind en het mentorschap niet meer nodig zijn. De moeder heeft altijd de belangen van de meerderjarige behartigd en het hof heeft besloten om de verzoeken van de belanghebbenden toe te wijzen. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en het hof heeft het bewind en het mentorschap opgeheven, met ingang van 1 april 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.362
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9719348)
beschikking van 14 maart 2023
inzake
[verzoekster] en [de meerderjarige],
beiden wonende in [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder (gezamenlijk) te noemen: de moeder en [de meerderjarige] ,
advocaat: mr. I.P. van Rossen te Amsterdam,
en
[verweerder],
handelend onder de naam
[naam1],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de halfbroer],
wonende in [woonplaats1] ,
halfbroer van [de meerderjarige] ,
verder te noemen: [de halfbroer] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderlandteam bewind en erfrecht, locatie Zutphen) van 21 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 20 juni 2022;
  • een journaalbericht met producties van mr. Van Rossen van 11 juli 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en [de meerderjarige] met hun advocaat;
  • de bewindvoerder;
  • [de halfbroer] .
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de moeder, [de meerderjarige] en de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld om een levenstestament voor [de meerderjarige] te laten opmaken en in het geding te brengen. De behandeling van de zaak is met drie maanden aangehouden. Op 10 februari 2023 heeft het hof van zowel mr. Van Rossen (namens de moeder en [de meerderjarige] ) als van de bewindvoerder brieven ontvangen, met als bijlage het levenstestament, en met gewijzigde verzoeken.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is de moeder van [de meerderjarige] . [de halfbroer] is de halfbroer van [de meerderjarige] .
3.2
In de beschikking van 10 augustus 2016 heeft de kantonrechter bewind ingesteld over alle (toekomstige) goederen van [de meerderjarige] . De moeder is benoemd tot bewindvoerder van [de meerderjarige] . De moeder is, eveneens op 10 augustus 2016, benoemd tot mentor.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter:
  • de moeder ontslagen als bewindvoerder van [de meerderjarige] ;
  • [verweerder] benoemd tot opvolgend bewindvoerder van [de meerderjarige] ;
  • de jaarbeloning van de bewindvoerder vastgesteld overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
  • de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op een bedrag van € 586,- exclusief BTW;
  • bepaald dat de ontslagen bewindvoerder binnen twee maanden na de ontslagdatum eindrekening aflegt van het gevoerde beheer aan de opvolgend bewindvoerder;
  • bepaald dat de opvolgend bewindvoerder op 1 september 2022 middels het daarvoor bestemde formulier de vijfjaarlijkse evaluatie moet indienen.
4.2
De moeder en [de meerderjarige] zijn met twee grieven in hoger beroep gekomen. In de brief van mr. Van Rossen van 10 februari 2023 hebben zij hun verzoek gewijzigd. [de meerderjarige] en de moeder verzoeken het hof om het bewind over de goederen van [de meerderjarige] op te heffen. Daarnaast verzoeken zij het mentorschap dat de kantonrechter voor [de meerderjarige] heeft ingesteld, op te heffen.
4.3
De bewindvoerder verzoekt in haar brief van 10 februari 2023 eveneens om het bewind over de goederen van [de meerderjarige] op te heffen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De kantonrechter verleent het ontslag van een bewindvoerder op eigen verzoek, wegens gewichtige redenen, of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden (artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De kantonrechter kan het bewind opheffen, indien de noodzaak ervan niet meer bestaat of het bewind niet zinvol is gebleken. De kantonrechter kan dat ook ambtshalve doen (artikel 1:449 lid 2 BW).
Daarnaast kan de kantonrechter, onder meer als de noodzaak daartoe niet meer bestaat, het mentorschap opheffen. Dat kan op verzoek van de mentor, maar ook op (onder andere) verzoek van de betrokkene zelf, of ambtshalve (artikel 1:462 lid 2 BW).
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verteld dat zij zich overvallen heeft gevoeld door haar ontslag als bewindvoerder. De moeder dacht dat zij elke vijf jaar rekening en verantwoording moest afleggen in plaats van ieder jaar. Toen de kantonrechter de moeder per brief om de rekening en verantwoording vroeg, heeft de moeder meteen haar boekhouder gebeld. De boekhouder heeft de rekening en verantwoording toen naar de kantonrechter gestuurd. Daarna heeft de moeder de rechtbank nog gebeld om te controleren of deze goed aangekomen was. Vervolgens kreeg zij de bestreden beschikking opgestuurd, waarin stond dat zij ontslagen was, omdat zij geen rekening en verantwoording had afgelegd. Het lijkt erop dat de communicatie tussen de moeder en de kantonrechter elkaar gekruist heeft.
5.3
[de meerderjarige] wil het liefst dat het bewind stopt. [de meerderjarige] heeft het hof verteld dat het bewind – en de regelzaken die daarbij horen – hem en zijn moeder heel veel stress geeft. Hij wil daarom dat de situatie weer teruggaat naar hoe het was voor het bewind: toen namen zij (financiële) beslissingen in onderling overleg. Dit is altijd goed gegaan. De moeder regelt al zijn hele leven alle (financiële) zaken voor [de meerderjarige] en dat doet zij ‘met haar hele hart en ziel’.
5.4
De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling voorgesteld dat [de meerderjarige] een levenstestament opstelt, waarin [de meerderjarige] aan de moeder en aan [de halfbroer] een volmacht geeft. Dan kunnen de moeder en [de halfbroer] de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van [de meerderjarige] behartigen op grond van die volmacht en zijn het bewind en mentorschap niet meer nodig. De bewindvoerder heeft er vertrouwen in dat de moeder en [de halfbroer] de belangen van [de meerderjarige] goed zullen behartigen. Ze vormen met zijn drieën een heel hecht gezin en ook voordat het bewind en mentorschap werden ingesteld, werden [de meerderjarige] ’s zaken goed geregeld.
5.5
[de meerderjarige] en de moeder hebben tijdens de mondelinge behandeling verteld dat zij het een goed idee vinden om een levenstestament op te stellen. Daarom heeft het hof de beslissing in deze zaak aangehouden in afwachting van het levenstestament.
5.6
Het hof heeft het levenstestament van [de meerderjarige] ontvangen bij de brieven van 10 februari 2023. In de brieven verzoeken zowel [de meerderjarige] en de moeder als de bewindvoerder om het bewind en het mentorschap op te heffen.
Het hof is van oordeel dat het bewind over de goederen van [de meerderjarige] en het mentorschap niet meer nodig zijn. De moeder en [de halfbroer] kunnen de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van [de meerderjarige] nu behartigen op grond van het levenstestament. De noodzaak voor (voortzetting van) het bewind en het mentorschap is er niet nu de moeder de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van [de meerderjarige] behartigt en [de meerderjarige] in het levenstestament heeft laten vastleggen dat als het noodzakelijk is, de moeder opnieuw zijn bewindvoerder en mentor wordt. Weliswaar hebben [de meerderjarige] en de moeder het verzoek tot opheffing van het mentorschap pas in hoger beroep voor het eerst gedaan, maar het hof ziet in de omstandigheden van deze zaak toch redenen tot opheffing over te gaan. In de eerste plaats is dat omdat alle betrokkenen het erover eens zijn dat er geen noodzaak is het mentorschap te continueren, in de tweede plaats heeft de moeder de niet-vermogensrechtelijke belangen van [de meerderjarige] sinds jaar en dag naar tevredenheid verricht (als mentor, maar ook voordien) en ten slotte kan ook de rechter ambtshalve een mentorschap opheffen. In dit geval zijn alle belanghebbenden erbij gebaat als het hof daartoe nu overgaat. Anders zou het betekenen dat [de meerderjarige] , de moeder en de bewindvoerder opnieuw de gang naar de kantonrechter zouden moeten maken.
Het hof zal de verzoeken van de belanghebbenden daarom toewijzen en zowel het bewind als het mentorschap opheffen. Dit betekent ook dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, locatie Zutphen) van 21 maart 2022;
heft het bewind over de (toekomstige) goederen van [de meerderjarige] , die is geboren [in] 1998 in [plaats1] , op;
heft daarnaast het mentorschap over [de meerderjarige] , die is geboren [in] 1998 in [plaats1] , op;
wijst als tijdstip van ingang van de opheffing van het bewind en het mentorschap 1 april 2023 aan;
bepaalt dat de griffier van het hof een uittreksel van deze beschikking stuurt aan de griffier van de rechtbank vanwege het bepaalde in artikel 1:391 lid 3 BW over de inschrijving van de opheffing van het bewind met ingang van 1 april 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.H. Lieber en E. de Boer, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 14 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.