ECLI:NL:GHARL:2023:2586

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
P23/5
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2022, waarbij de terbeschikkinggestelde van overheidswege zou worden verpleegd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat uit de adviezen van deskundigen bleek dat een langdurige klinische behandeling niet noodzakelijk is en dat een omzetting naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zelfs nadelige gevolgen zou hebben voor de terbeschikkinggestelde en zijn behandeltraject. Het hof oordeelde dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden op verantwoorde wijze kan worden voortgezet, mede gezien de ontvangen aanvullende informatie. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1982, verblijft in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum en heeft een geschiedenis van ernstige geestelijke aandoeningen, waaronder therapieresistente paranoïde schizofrenie en een verslaving aan middelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terbeschikkinggestelde niet in staat was om zich aan de voorwaarden te houden, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie voor verpleging van overheidswege. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de huidige terbeschikkingstelling met voorwaarden voldoende is om de risico's te beheersen en dat er geen acute noodzaak is voor omzetting naar verpleging van overheidswege. De voorwaarden van de terbeschikkingstelling zijn gewijzigd, waarbij de mogelijkheid voor een time-out in een forensisch klinische zorg is opgenomen.

Uitspraak

TBS P23/5
Beslissing van 23 maart 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982 ,
verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (P.I.) te [verblijfplaats] ,
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van
13 december 2022. Deze beslissing houdt in het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2018, waarbij de terbeschikkingstelling met voorwaarden werd opgelegd;
  • de voortgangsverslagen van GGZ Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN) van 11 maart 2021, 7 juni 2021 en 4 oktober 2021;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2022, waarbij de terbeschikkingstelling met voorwaarden werd verlengd met een termijn van twee jaar en waarbij de voorwaarden ongewijzigd bleven gelden;
  • de voortgangsverslagen van VNN van 7 februari 2022 en van 14 juni 2022;
  • de vordering van de officier van justitie van 28 juni 2022, strekkende tot het alsnog geven van een bevel om de terbeschikkinggestelde van overheidswege te verplegen;
  • het advies van VNN van 11 juli 2022;
  • het proces-verbaal van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2022;
  • de pro Justitia rapportage van psychiater C.A.J. Veldman van 15 september 2022;
  • het aanvullend advies van VNN van 29 september 2022;
  • het proces-verbaal van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2022;
  • het voortgangsverslag van VNN van 17 oktober 2022;
  • het proces-verbaal van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2022;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 22 december 2022 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld, met het proces-verbaal van bevinding van de rechtbank Amsterdam van
22 december 2022;
  • het voortgangsverslag van VNN van 2 februari 2023;
  • de e-mail van VNN van 21 februari 2023.
Het hof heeft ter zitting van 9 maart 2023 gehoord de advocaat-generaal
mr. R.J.A. Segerink en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. S. van den Berg, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.
Het hof heeft ter zitting tevens als deskundigen gehoord:
  • C.A.J. Veldman, psychiater;
  • H.H. van Boven, psycholoog bij [FPK] ;
  • [medewerker reclassering] , reclasseringswerker bij VNN.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen bij gebrek aan noodzaak. Hoewel formeel sprake is van een overtreding van de gestelde voorwaarden dient dit niet te leiden tot omzetting naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, aangezien het gaat om een relatief geringe overtreding waarbij geen sprake is geweest van incidenten. Ook blijkt uit de adviezen van de deskundigen dat een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege geen meerwaarde biedt, omdat het behandelplafond al is bereikt en omzetting negatieve effecten zal hebben op het verloop van het traject van de terbeschikkinggestelde. Dit is ook de reden dat de deskundigen bij eventuele omzetting naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege adviseren om de verpleging van overheidswege direct voorwaardelijk te beëindigen. Subsidiair is door de raadsvrouw aangevoerd dat de adviezen van de deskundigen dienen te worden gevolgd en dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege dient te worden verpleegd met directe voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd. Uit de stukken blijkt dat de terbeschikkinggestelde een langdurig tbs-kader nodig heeft, dat hij geen inzicht heeft in zijn beperkingen en dat hij zich zonder dit kader niet zal houden aan de adviezen. De terbeschikkinggestelde is niet in staat om zich aan voorwaarden te houden. Dit strookt niet met een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Zonder een gedwongen kader is de terbeschikkinggestelde niet behandelbaar of begeleidbaar. Het risico bestaat dat bij het aflopen van de terbeschikkingstelling met voorwaarden de kans op onttrekking toeneemt en de terbeschikkinggestelde niet langer zijn medicatie neemt, waardoor de psychotische belevingen zullen terugkomen. De terbeschikkinggestelde heeft zich niet aan de voorwaarden gehouden en het huidige kader biedt onvoldoende veiligheid voor de maatschappij. Omzetting naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is dan ook passend en geboden.
De deskundigen hebben geadviseerd om bij omzetting de verpleging van overheidswege direct voorwaardelijk te beëindigen. Dit is niet verenigbaar met de recente uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 maart 2023. De rechtbank heeft gemotiveerd dat omzetting vereist is, gelet op het overtreden van de voorwaarden en het belang van beveiliging van de samenleving. Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is prematuur. Het is van belang dat de terbeschikkinggestelde stabiel blijft en gewenst gedrag kan oefenen om vervolgens toe te werken naar resocialisatie. Op een volgende verlengingszitting kan worden gekeken of voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege passend is.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank, omdat het komt tot een andere beslissing op de vordering tot het alsnog geven van het bevel tot verpleging van overheidswege. Het hof zal daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.
Beslissing van de rechtbank
De terbeschikkinggestelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2018 veroordeeld voor, kort gezegd, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Volgens de destijds geraadpleegde pro Justitiarapporteurs was er ten tijde van dit indexdelict bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een therapieresistente paranoïde schizofrenie, alsmede een ernstige verslaving aan cocaïne en cannabis. Ook was sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking. Het gerechtshof heeft een gevangenisstraf en een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Deze maatregel is met twee jaar verlengd bij een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2022. Deze termijn van de maatregel loopt op 12 februari 2024 af. Op 28 juni 2022 heeft de officier van justitie gevorderd dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank heeft de vordering toegewezen en hiertoe als volgt overwogen:
De terbeschikkinggestelde kampt met een aantal zeer ernstige aandoeningen, te weten schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in middelengebruik. De deskundigen zijn van mening dat de terbeschikkinggestelde geen inzicht heeft in zijn stoornissen en niet intrinsiek gemotiveerd is om medicatie te gebruiken. Hij heeft zich op
bepaalde momenten niet gehouden aan de aanwijzingen van de reclassering door zijn
medicatie te weigeren. Op 27 juni 2022 is de terbeschikkinggestelde weggelopen tijdens een
begeleid verlof. De rechtbank is van oordeel dat dit weglopen kan worden gekwalificeerd als een ernstige overtreding van de voorwaarden. Dat de terbeschikkinggestelde na relatief korte tijd werd aangehouden, is niet aan hemzelf te danken, maar aan adequaat en tijdig
politieoptreden. Bovendien heeft de terbeschikkinggestelde op de zitting verklaard dat hij op
het moment van zijn aanhouding nog geen middelen had gebruikt, omdat hij daar geen tijd
voor had gehad. De rechtbank herkent hierin wat de deskundigen zeggen, namelijk dat de
terbeschikkinggestelde impulsief handelt. In de rapportage van psychiater Veldman is
bovendien opgenomen dat het risico op gewelddadig gedrag snel kan oplopen bij
middelengebruik. Al met al vindt de rechtbank het passend en proportioneel om de maatregel TBS met voorwaarden om te zetten in een TBS met dwangverpleging.
Anders dan de deskundigen hebben geadviseerd, zal de rechtbank de dwangverpleging niet
direct voorwaardelijk beëindigen. Zij is van oordeel dat uit de rapportages van de deskundigen onvoldoende duidelijk wordt waarom dat noodzakelijk of aangewezen zou zijn. Uit de stukken kan de rechtbank opmaken dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde goed verliep, zolang hij werd behandeld in een gesloten setting die vergelijkbaar is met een TBS met dwangverpleging. Tijdens een begeleid verlof, de eerste stap buiten deze gesloten setting, is hij vervolgens weggelopen. De omstandigheid dat het behandelplafond van de terbeschikkinggestelde bereikt is, vindt de rechtbank niet redengevend om over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Beveiliging is immers ook een belangrijk doel van de TBS-maatregel. De rechtbank is van oordeel dat deze veiligheid onvoldoende kan worden gewaarborgd bij een voorwaardelijke beëindiging, omdat het vooruitzicht zal zijn dat de terbeschikkinggestelde zich - vanwege zijn aandoeningen - niet zal kunnen houden aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank weegt ook mee dat de deskundigen hebben geschetst dat een beveiligd TBS-kader in elk geval nog vijf jaar nodig zal zijn, waarvan een eerste periode van in elk geval één jaar met een hoog beveiligingsniveau. Al met al vindt de rechtbank een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging niet aan de orde.
Adviezen van de deskundigen
Psychiater C.A.J. Veldman heeft in haar advies van 15 september 2022 gemeend dat de verpleging van overheidswege garanties biedt voor een langere termijn van toezicht en behandeling, waarbij de terbeschikkinggestelde stapsgewijs kan oefenen met passende terugkeer in de maatschappij en waarbij misstappen van zijn kant door tbs-beheersinterventies kunnen worden beïnvloed en daardoor minimaal gevaar opleveren.
Aanvullend heeft zij ter terechtzitting van het hof verklaard dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van ernstige stoornissen die levenslang zijn, waardoor hij aangewezen zal blijven op langdurige behandeling en begeleiding. Hier staat de terbeschikkinggestelde niet altijd voor open, waarbij zijn verstandelijke beperking een rol speelt. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden met een maximale duur van negen jaar is niet voldoende. Bij een omzetting kan de route van de kliniek binnen een voorwaardelijke beëindiging worden hervat en kan resocialisatie in stappen plaatsvinden. De verwachting is niet dat er in de periode dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden loopt veel zal veranderen in de opvattingen van de terbeschikkinggestelde over het delict en de gestelde voorwaarden. Op het moment dat de terbeschikkinggestelde iets anders wil, dan zal hij dat laten voorgaan. Doordat er nu sprake is van een overtreding van de voorwaarden is de omzetting op dit moment aan de orde.
Indien niet wordt besloten tot omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, adviseert zij om de terbeschikkingstelling met voorwaarden te verlengen. De risico’s die verbonden zijn aan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zijn onveranderd. De terbeschikkinggestelde moet elke keer opnieuw laten zien dat hij om kan gaan met zijn vrijheden, met daarbij de kans dat hij zich bijvoorbeeld onttrekt. Ontregeling zal niet op de korte termijn gebeuren, maar het kan zijn dat er psychotische situaties ontstaan of dat hij zich zal verzetten. De risico’s verbonden aan de terbeschikkingstelling met voorwaarden en de terbeschikkingstelling met voorwaardelijk beëindigde verpleging van overheidswege zijn vergelijkbaar. Als de maatregel wordt omgezet en de verpleging van overheidswege niet voorwaardelijk wordt beëindigd, moet de terbeschikkinggestelde opnieuw starten met allerlei beperkingen die daaraan zijn verbonden. Hij heeft zijn behandelplafond echter bereikt en zal dit zien als straf. Dit is te zwaar.
Ook psycholoog H.H. van Boven heeft ter terechtzitting geadviseerd om de terbeschikkingstelling met voorwaarden om te zetten naar een verpleging van overheidswege en die verpleging direct voorwaardelijk te beëindigen. Het is van belang dat de terbeschikkinggestelde op een goede manier kan resocialiseren en toe kan werken naar vierentwintig uurs-begeleiding en een beschermde woonvorm in de toekomst. Er zal opnieuw moeten worden gewerkt aan de behandelrelatie. De kliniek staat daarvoor open. Gezien de tijd die nodig is voor resocialisatie, te weten meer dan de vijf jaar die resteren binnen de terbeschikkingstelling met voorwaarden, is omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden passend. Bij een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal geen sprake meer zijn van een behandeling in engere zin, maar dan zal de behandeling meer zien op de omgeving en de context om zo het best mogelijke perspectief te scheppen. Als voorwaardelijke beëindiging na de omzetting niet mogelijk is, dan is verpleging te prefereren boven voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Alleen binnen de verpleging is hij dan te handhaven.
De reclassering heeft in de e-mail van 21 februari 2023 omschreven dat het voorgestelde kader - terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en directe voorwaardelijke beëindiging - vooral vanwege de lange termijn meer garanties biedt tot het slagen van een goed resocialisatietraject, waarin binnen deze kaders voldoende en adequaat ingegrepen kan worden om de risico`s te beperken. De terbeschikkinggestelde zelf heeft hiertoe onvoldoende mogelijkheden. Bovendien heeft hij ook niet het ziekte inzicht om hierin structuur aan te brengen. Derhalve zou er toegewerkt kunnen worden naar een vierentwintig uurs-woonvoorziening die eenzelfde context neer kan zetten. Bij omzetting zonder voorwaardelijke beëindiging is een mogelijk nadeel dat de terbeschikkinggestelde niet van zijn behandeling kan profiteren en dat hij geen perspectief meer heeft, waardoor hij juist weer helemaal ontregelt, zoals in het begin van de maatregel het geval was. De reclassering heeft toen op het punt gestaan om omzetting te adviseren naar verpleging van overheidswege, echter liet de terbeschikkinggestelde daarna mede dankzij opnieuw instellen op medicatie ontwikkelingen zien, waardoor de reclassering blij was dat zij dit toen niet hebben doorgezet.
Aanvullend heeft [medewerker reclassering] ter terechtzitting verklaard dat de reclassering niet de illusie heeft dat de terbeschikkinggestelde zich altijd aan voorwaarden zal houden. Wel is de reclassering van mening dat bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege sneller kan worden geschakeld. Gelet op de stoornissen en de resterende tijd van de terbeschikkingstelling met voorwaarden is een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met voorwaardelijke beëindiging van de verpleging passender. Er is geen ziekte-inzicht en het recidiverisico zal oplopen bij het wegvallen van een beschermend kader. De terbeschikkinggestelde zal langer een dwangkader nodig hebben, ook na vier jaar. Als voorwaardelijke beëindiging na de omzetting niet mogelijk is, dan is verpleging te prefereren boven voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering zou echter geen omzetting hebben gevraagd als hier alleen de overtreding van de voorwaarden in het geding zou zijn en niet ook de tijdelijkheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het hof stelt op grond van deze adviezen vast dat een voorwaardelijk kader, zoals de nu lopende terbeschikkingstelling met voorwaarden, voldoende is om de risico’s te beperken die uitgaan van de terbeschikkinggestelde. De deskundigen geven anders dan de benodigde tijd voor de terbeschikkinggestelde in een behandel- en resocialisatietraject, geen reden waarom de terbeschikkingstelling moet worden omgezet. Uit de adviezen is ook niet gebleken dat er urgentie is voor het omzetten van de maatregel en daarnaast is niet gebleken dat mogelijk sprake is van acuut gevaar. Uit de adviezen van de deskundigen is gebleken dat een langdurige klinische behandeling niet nodig is en dat een omzetting naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zelfs nadelige gevolgen zal hebben voor de terbeschikkinggestelde en zijn traject. Het is niet verenigbaar met de tekst van de wet en de bedoeling van de wetgever dat de rechter alsnog beslist de terbeschikkinggestelde van overheidswege te verplegen enkel vanwege het bestaan van de maximale termijn van negen jaren die volgens artikel 38e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht geldt voor de terbeschikkingstelling met voorwaarden (vgl. Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden 2 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2023:1753).
Het hof ziet op dit moment dan ook onvoldoende reden om de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen. Mede gelet op de ontvangen aanvullende informatie is het hof van oordeel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden op verantwoorde wijze kan worden voortgezet. Het hof zal dan ook de beslissing van de rechtbank vernietigen en de vordering tot het alsnog geven van een bevel tot verpleging van overheidswege afwijzen. Tevens zal het hof de voorwaarden wijzigen als na te melden. Het hof zal een kader scheppen met het oog op de overbrugging tussen de huidige verblijfplaats van de terbeschikkinggestelde en de kliniek waar hij zal worden geplaatst. Bovendien zal het hof zijn beslissing van 15 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10739, volgen, in die zin dat de voorwaarde van een klinische time-outopname wordt geschrapt en wordt vervangen door een mogelijkheid tot time-out-plaatsing in de forensisch klinische zorg op vrijwillige basis. Voor een onvrijwillige time-out-plaatsing zorg op vrijwillige basis. Voor een onvrijwillige time-out-plaatsing biedt artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering grondslag.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Wijst afde vordering van de officier van justitie van 28 juni 2022 tot het alsnog verplegen van overheidswege.
Wijzigtde voorwaarden die zijn verbonden aan de terbeschikkingstelling met voorwaarden in zoverre dat voorwaarde 12 wordt gewijzigd als na te melden en een voorwaarde 13 wordt toegevoegd:
De terbeschikkinggestelde:
12. als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, kan de terbeschikkinggestelde voor een time-out worden opgenomen in een nader te bepalen instelling (afhankelijk van de ernst een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC)). Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
13. laat zich opnemen bij [FPK] , [locatie] of een andere FPK dan wel bij een FPA, ook als dit overbruggingszorg inhoudt, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels van de zorginstelling en de aanwijzingen die hem door of namens de behandelaar worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel van de behandeling zijn, indien de behandelend arts dit nodig vindt.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en dr. R.A. Graaff en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé als griffier,
en op 23 maart 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.