Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
en
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Ook staat naar het oordeel van het hof vast dat [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling. Uit het rapport van de raad van 24 januari 2022 (verder: het rapport) blijkt dat [de minderjarige] veel negatieve gebeurtenissen heeft meegemaakt. [de minderjarige] is getuige geweest van huiselijk geweld, agressie en conflicten tussen de ouders. De moeder van [de minderjarige] is verslaafd (geweest) aan drugs, wat een terugkerend probleem is gebleken. De moeder heeft [de minderjarige] tijdens een incident op 30 januari 2021 ernstig in gevaar gebracht. Zij is daarvoor strafrechtelijk veroordeeld.
Er zijn zorgen over de persoonlijke en psychiatrische problemen van de ouders. De moeder heeft periodes waarin zij stabiel lijkt over te komen, maar zij vervalt dan weer terug in oude gedragspatronen, waaronder drugsgebruik en hebben van contact met ‘verkeerde’ vrienden. Dat kan de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig schaden.
Ten aanzien van de pedagogische vaardigheden van de ouders komt naar voren dat er ernstige zorgen zijn over hun mogelijkheden tot het bieden van voorspelbaarheid, stabiliteit en veiligheid.
livete zien, namelijk kort na haar vrijlating uit detentie. Ook daaruit volgt dat het de moeder niet lukt om voldoende betrokken te zijn bij en betrouwbaar te zijn voor [de minderjarige] . In die zin zal de beëindiging van het gezag ook geen verandering brengen in de mate van betrokkenheid van de moeder in het leven van [de minderjarige] .
Het hof overweegt dat er al jaren forse zorgen zijn over het gedrag van de vader. Deze zorgen komen niet alleen voort uit de resultaten van onderzoek van de vader in 2010 maar ook uit zijn gedrag in de afgelopen jaren. Uit het onderzoek in 2010 volgt dat de vader toen een antisociale persoonlijkheidsstoornis, agressieproblematiek en kenmerken van psychopathie had. De vader betwist deze diagnose maar heeft de kans die hij kreeg om zich opnieuw te laten onderzoeken, niet benut.
Op de zitting is gebleken dat de vader onvoldoende heeft meegewerkt aan een NIFP-onderzoek in het kader van een juridische procedure die betrekking heeft op (de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van) andere kinderen van de vader. Desgevraagd heeft de vader op de zitting gezegd dat hij de hem gestelde onderzoeksvragen ‘onzinvragen’ vond. Hij heeft geen vertrouwen in de deskundigheid van de onderzoekers en ziet er weinig heil in om mee te werken aan een NIFP-onderzoek. De vader heeft een belast verleden en hij lijkt op dit moment geen vertrouwen te hebben in welke (overheids)instantie dan ook.
Hoewel de vader aan het hof enig inzicht heeft gegeven in zijn eigen jeugd, die moeilijk was en waarbij hij slechte ervaringen met hulpverlening en jeugdzorg heeft gehad, maakt dit niet dat hij nu, als (volwassen) vader, het gezag over [de minderjarige] kan blijven uitoefenen. Voor de uitoefening van het gezag is constructief overleg noodzakelijk met, in ieder geval, de GI en de pleegouders. Het voeren van overleg is de vader de afgelopen jaren niet gelukt. Het hof neemt verder in aanmerking dat het de vader evenmin voldoende lukt om de belangen van [de minderjarige] voorop te stellen. De vader is enige tijd uit het contact met de GI gebleven en hij is lange tijd niet betrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken rondom de omgang met [de minderjarige] . Zo wilde hij niet meewerken aan de voorwaarden voor omgang. Als gevolg daarvan is er lange tijd geen omgang geweest tussen de vader en [de minderjarige] . Uit het rapport van de raad van 24 januari 2022 volgt dat de vader zijn agressie onder controle moet krijgen en in therapie moet voor zijn persoonlijke problematiek, alvorens kan worden gewerkt aan contactherstel met [de minderjarige] .