In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de proceskostencompensatie tussen Stichting Jeugdbescherming Noord (SJN) en een geïntimeerde partij. De zaak betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 20 juli 2022 had besloten dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd moesten worden, wat inhoudt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. SJN was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen basis biedt voor de compensatie van proceskosten in dit geval, aangezien SJN niet tot de in de wet genoemde personen behoort en op geen enkel punt in het ongelijk is gesteld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het de proceskostencompensatie betreft en heeft de geïntimeerde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 2.076,- aan griffierecht en € 1.802,50 aan salaris van de advocaat voor de eerste aanleg, en € 783,- aan griffierecht en € 836,- aan salaris van de advocaat voor het hoger beroep. Het hof heeft het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.