ECLI:NL:GHARL:2023:3463

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
200.301.650/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele zaak betreffende fietsongeluk minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2023 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep. Het betreft een verzoek van [de vader], in zijn hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter [de dochter], om een voorlopig getuigenverhoor te houden naar aanleiding van een fietsongeluk waarbij zijn dochter betrokken was. In een eerdere tussenbeschikking van 14 februari 2023 had het hof al overwogen dat het verzoek in beginsel toegewezen diende te worden, mits de vereiste machtiging van de kantonrechter werd overgelegd. Op 22 maart 2023 heeft [de vader] de benodigde machtiging en een verzoekschrift tot machtiging ingediend, waarin hij vroeg om toestemming voor het indienen van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.

Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging van de kantonrechter is verkregen en dat het verzoek voldoet aan de wettelijke eisen. De curatoren, die als verweerders optreden, hebben geen bezwaren tegen het verzoek aangevoerd. Het hof heeft daarom besloten het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe te wijzen. De beslissing houdt in dat het verhoor zal plaatsvinden voor mr. S.C.P. Giesen, die als raadsheer-commissaris is benoemd. De partijen dienen aanwezig te zijn bij het verhoor, en [de vader] moet de verhinderdagen van alle betrokkenen tijdig doorgeven aan de griffie van het hof. De beschikking is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer hof 200.301.650/02
beschikking van 25 april 2023
in de zaak van
[verzoeker], in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [de dochter] ,
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker,
hierna [de vader] en [de dochter] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. M.J.E.C. Camps,
tegen:

1.[curator1] ,die woont in [woonplaats2] ,2. [curator2] B.V.,

die is gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in hun hoedanigheid van curatoren van [naam1] ,
verweerders,
hierna de curatoren en [naam1] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. M.A. Knobben.

1.De verdere motivering van de beslissing

1.1.
In de tussenbeschikking van 14 februari 2023 heeft het hof overwogen dat het verzoek van [de vader] om getuigen te horen over de toedracht van een fietsongeluk van zijn minderjarige dochter [de dochter] , waarbij [naam1] betrokken was, in beginsel toegewezen dient te worden. Alvorens het hof verder in de zaak zou beslissen, is [de vader] in de gelegenheid gesteld om een machtiging van de kantonrechter in de zin van artikel 1:349 lid 1 en artikel 1:253k BW voor het indienen van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor te overleggen. Het gaat om een machtiging van de kantonrechter voor de reeds verrichte en nog te verrichten proceshandelingen door [de vader] namens zijn minderjarige dochter [de dochter] .
1.2.
Op 22 maart 2023 heeft [de vader] aan het hof een akte overlegging stukken met productie 6 gestuurd. Productie 6 is het verzoekschrift tot machtiging in geval van procesvoering door een ouder en dading ten behoeve van een minderjarige (ex artikelen 1:345 e.v. en 1:253k en 1:253i BW). Er is onder meer verzocht om een machtiging voor het starten van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met als doel de verkrijging van de volle 100% schadevergoeding conform de wet bij het daartoe bevoegde gerechtshof in Arnhem en het nemen van een memorie van grieven en later noodzakelijk gebleken processtukken in hoger beroep zoals aktes.
1.3
Het hof overweegt dat uit de overlegde productie volgt dat de vereiste machtiging van de kantonrechter voor het indienen van het voorlopig getuigenverhoor en het verrichten van proceshandelingen in dat verzoek is verkregen. Zoals eerder is overwogen in de tussenbeschikking van 14 februari 2023 voldoet het verzoek tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor aan de eisen van de wet en hebben de curatoren geen bezwaren aangevoerd tegen het verzoek. Ook is het hof niet gebleken van gronden voor afwijzing. Het hof zal het verzoek tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor zoals hierna vermeld toewijzen.

2.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van [de vader] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe;
bepaalt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden in ieder geval voor het horen van de in het verzoekschrift (onder randnummer 15) genoemde getuigen omtrent de in het verzoekschrift nader omschreven feiten en omstandigheden;
bepaalt dat het verhoor van de getuigen zal geschieden ten overstaan van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. S.C.P. Giesen, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze te bepalen datum en tijdstip;
bepaalt dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat [de vader] de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden juli 2023 tot en met november 2023 zal opgeven
uiterlijk 16 mei 2023bij de griffie van het hof, waarna datum en tijdstip van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld en in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;
bepaalt dat [de vader] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.S.A. van Dam, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.