ECLI:NL:GHARL:2023:4150

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.315.753/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtsgeldigheid van een gecedeerde vordering en de rol van de debiteur

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2023, staat de rechtsgeldigheid van een gecedeerde vordering centraal. De appellante, BroGeMa Real Estate B.V., heeft in hoger beroep de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland betwist, waarin de vordering van de Gemeente Tynaarlo werd toegewezen. Brogema stelt dat de vordering van Brandwacht Huren B.V. op haar al was voldaan voordat deze aan de gemeente werd gecedeerd, en dat de gemeente niet de juiste partij is in deze overeenkomst. Het hof heeft behoefte aan meer informatie om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Het hof heeft partijen opgedragen om een gedetailleerd overzicht van de facturen van Brandwacht te verstrekken, inclusief informatie over betalingen en eventuele wijzigingen in de tenaamstelling. Dit overzicht is cruciaal om te beoordelen of de vordering al dan niet teniet is gegaan voor de cessie. Het hof heeft ook aangegeven dat het niet alle benodigde informatie heeft ontvangen en dat partijen hun stellingen verder moeten onderbouwen. De zaak is naar de rol verwezen voor akte, waarbij partijen op elkaars akte mogen reageren. De beslissing van het hof is op 13 juni 2023 genomen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden totdat de gevraagde informatie is verstrekt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.315.753/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 132768)
arrest van 16 mei 2023
in de zaak van
BroGeMa Real Estate B.V.,
die is gevestigd in Alteveer,
appellante,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna: Brogema,
advocaat: mr. R.F. Feenstra, die kantoor houdt te Zevenaar,
tegen
Gemeente Tynaarlo,
die is gevestigd in Vries,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
de gemeente,
advocaat: mr. F.C. Verduijn, die kantoor houdt te Groningen.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
18 november 2020, 7 juli 2021 en 22 juni 2022 die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 juli 2022,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof een datum voor arrest bepaald.
2.3
Brogema vordert - samengevat - dat het hof de vonnissen van de rechtbank van
7 juli 2021 en 22 juni 2022 vernietigt, de vorderingen van de gemeente alsnog afwijst, de gemeente veroordeelt om terug te betalen wat Brogema aan de gemeente heeft betaald en de gemeente veroordeelt in de kosten van de procedure bij de rechtbank en het hof.

3.Waar gaat het in deze zaak om?

3.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de gemeente door cessie rechthebbende is geworden van een vordering van Brandwacht Huren B.V. (hierna: Brandwacht) op Brogema wegens het leveren van diensten aan De Buurtzuster B.V. (hierna: De Buurtzuster). Volgens Brogema was niet zij, maar De Buurtzuster de contractspartij van Brandwacht. Bovendien was de vordering van Brandwacht al betaald (en daardoor tenietgegaan) voordat deze aan de gemeente werd gecedeerd.
3.2
De rechtbank heeft de verweren van Brogema verworpen en de vordering van de gemeente toegewezen. Het hof heeft, voordat het in deze zaak een beslissing kan geven, behoefte aan meer informatie en een toelichting van partijen. Om die reden zal het hof beslissen dat beide partijen in een akte meer informatie moeten verstrekken aan het hof.

4.4. De beoordeling van het geschil

4.1
Het hof heeft behoefte aan meer informatie over de volgende onderwerpen.
4.2
Het hof wil allereerst meer duidelijkheid over de facturering door Brandwacht. Partijen hebben diverse facturen en betalingsbewijzen overgelegd, maar het hof krijgt met die informatie en de toelichting daarop van partijen nog geen totaalbeeld. Het lijkt erop dat niet alle facturen zijn overgelegd. Ook is niet van alle facturen duidelijk door wie en wanneer deze zijn betaald.
Beide partijen dienen daarom een opstelling te maken, waarin alle facturen van Brandwacht staan vermeld en per factuur op overzichtelijke wijze is aangegeven:- de tenaamstelling, de datum en het factuurbedrag;- de datum van betaling en degene die de factuur heeft betaald;- of, en wanneer, de tenaamstelling van de factuur is gewijzigd;- of de vordering waarop de factuur betrekking heeft aan de gemeente is gecedeerd en wanneer.
Het overzicht dient te verwijzen naar de aan het overzicht toe te voegen facturen (en, indien van toepassing, ook de aangepaste facturen).
4.3
Het hof is zich ervan bewust dat partijen al diverse facturen hebben overgelegd en mogelijk van mening zijn dat zij een compleet beeld hebben verschaft van de facturering, maar zij hebben die overtuiging nog niet op het hof kunnen overbrengen.
4.4
Omdat het hof het totaaloverzicht niet heeft, kan het hof ook het verweer van Brogema, dat de gecedeerde vorderingen (deels) al voor de cessie door betaling zijn tenietgegaan niet beoordelen. Ook over dit onderwerp dienen partijen het hof te informeren.
Partijen dienen op basis van de in het overzicht verwerkte gegevens aan te geven welke van de in de beide akte van cessies vermelde facturen ten tijde van de cessie al waren betaald.
4.5
Indien de facturen toen al waren betaald (door de gemeente), en dit niet is gebeurd ter uitoefening van de cessie (bijvoorbeeld doordat de koopsom van de vorderingen is afgeboekt op de facturen), is het aan het hof nog niet duidelijk waarom de vorderingen van Brandwacht niet door deze betaling teniet zijn gegaan. Het is het hof vooralsnog ook niet duidelijk waarom het feit dat deze betaling in een bestuursrechtelijke traject heeft plaatsgevonden de consequentie zou hebben dat de vorderingen niet zijn tenietgegaan.
De gemeente dient dat toe te lichten.
4.6
Volgens Brogema heeft Brandwacht haar vorderingen ook aan de factormaatschappij SVEA (SVEA) gecedeerd. De gemeente heeft dat bestreden.
Het hof stelt Brogema in de gelegenheid deze stelling te onderbouwen, door bewijsstukken van een eerdere cessie aan SVEA en van de mededeling van die cessie aan haarzelf over te leggen. Indien de cessie niet aan Brogema is meegedeeld, dient zij toe te lichten waarom de cessie aan SVEA in de weg zou staan aan haar verplichting aan de gemeente te betalen (vgl. artikel 3:94 lid 1 en lid 3 BW)?
4.7
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt dat de advocaten van partijen toen spreekaantekeningen hebben overgelegd. Die aantekeningen bevinden zich niet bij de overgelegde procesdossiers.
Partijen dienen de spreekaantekeningen van hun eigen advocaat alsnog in het geding te brengen.
4.8
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte door beide partijen. Partijen dienen in de hiervoor in cursief vermelde informatie aan het hof te verstrekken. Partijen mogen op elkaars akte reageren.

5.5. De beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van
13 juni 2023voor akte aan de zijde van beide partijen;
bepaalt dat partijen met een antwoordakte op elkaars akte mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, J.H. Kuiper en P.S. Bakker en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 mei 2023, in aanwezigheid van de griffier.