ECLI:NL:GHARL:2023:4466

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
200.320.599
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep betreffende de opheffing van beschermingsbewind over de goederen van een verzoeker

In deze zaak gaat het om de vraag of het beschermingsbewind over de goederen van de verzoeker moet worden opgeheven. De verzoeker, geboren in 1965, had op 28 januari 2016 een bewind laten instellen over al zijn goederen door de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, waarbij [naam1] als bewindvoerder werd benoemd. De verzoeker verzocht op 20 juli 2022 de kantonrechter om het bewind op te heffen, maar dit verzoek werd op 28 september 2022 afgewezen. De verzoeker ging in hoger beroep, omdat hij meent dat hij zijn geldzaken zelf kan regelen en geen bewindvoerder meer nodig heeft.

Tijdens de zitting op 20 april 2023 werd duidelijk dat de bewindvoerder het niet eens was met de verzoeker en dat zij van mening was dat het bewind moest blijven bestaan. Het hof ontving verschillende stukken, waaronder het beroepschrift en een brief van de advocaat van de verzoeker. De bewindvoerder stelde dat de verzoeker nieuwe schulden had gemaakt en dat hij niet in staat was om goed voor zijn geldzaken te zorgen. Het hof oordeelde dat de verzoeker niet had aangetoond dat zijn lichamelijke of geestelijke toestand zodanig was veranderd dat het bewind niet meer noodzakelijk was.

Uiteindelijk concludeerde het hof dat de beslissing van de kantonrechter moest blijven gelden, omdat het bewind nog steeds noodzakelijk en zinvol was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter van 28 september 2022, waarmee het verzoek van de verzoeker om opheffing van het bewind werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.320.599
(zaaknummer rechtbank Overijssel 10007340 BM VERZ 22-1366)
beschikking van 25 mei 2023
in het hoger beroep van:
[verzoeker] ( [verzoeker] )
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. R. Kaya in Enschede.
Belanghebbenden zijn:
[naam1] , handelend onder de naam [naam2] Bewindvoerders (de bewindvoerder),
gevestigd in [vestigingsplaats] (O),
en
[de zoon] (de zoon),
woonplaats: [woonplaats1] ,
en
[de dochter] (de dochter),
woonplaats: [woonplaats1] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de vraag of het beschermingsbewind (bewind) over de goederen van [verzoeker] moet worden opgeheven.

2.Belangrijke informatie

2.1
[verzoeker] is geboren [in] 1965.
3.2
Op 28 januari 2016 heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] . De kantonrechter heeft [naam1] , destijds handelende onder de naam [naam3] , benoemd tot bewindvoerder. [verzoeker] had zelf de kantonrechter verzocht om instelling van het bewind en om [naam1] tot bewindvoerder te benoemen.

3.De beslissing van de kantonrechter

[verzoeker] heeft de kantonrechter in Almelo op 20 juli 2022 verzocht om het bewind over zijn goederen op te heffen. Op 28 september 2022 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen.

4.Het hoger beroep

4.1
[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij wil dat het hof het bewind alsnog opheft, zodat hij geen bewindvoerder meer heeft en hij zijn geldzaken zelf kan regelen.
4.2
De bewindvoerder is het niet eens met [verzoeker] . Zij wil dat de goederen van [verzoeker] onder bewind blijven staan.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van 28 december 2022 met bijlagen, en
  • een brief van mr. Kaya van 12 april 2023 met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 20 april 2023. Aanwezig waren:
  • namens [verzoeker] zijn advocaat, en
  • de bewindvoerder.
[verzoeker] , de zoon en de dochter zijn niet naar de zitting gekomen.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kantonrechter.
6.2
In de wet staat dat de kantonrechter het bewind kan opheffen indien het bewind niet meer noodzakelijk is of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken. Dat staat in artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6.3
Uit de beschikking van 28 januari 2016 blijkt dat de goederen van [verzoeker] onder bewind zijn gesteld vanwege de lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] . Tegen die beschikking is geen hoger beroep ingesteld en daardoor is die beschikking definitief geworden. Daarmee staat vast dat de lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] de grondslag was voor het bewind.
6.4
Het hof is van oordeel dat [verzoeker] op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat zijn lichamelijke of geestelijke toestand zodanig is veranderd, dat het bewind niet meer noodzakelijk is. Dit lag wel op zijn weg, omdat hij opheffing van het bewind verzoekt. Ook is niet gebleken dat voortzetting van het bewind niet zinvol is.
6.5
Namens [verzoeker] is in hoger beroep naar voren gebracht dat hij zijn schulden heeft afbetaald en dat hij geen nieuwe schulden heeft gemaakt. De bewindvoerder heeft op de zitting bij het hof echter gezegd dat [verzoeker] wel nieuwe schulden heeft gemaakt. Volgens de bewindvoerder belt [verzoeker] haar wekelijks op omdat hij (bovenop zijn leefgeld van € 100,- per week) extra geld wil hebben om leningen terug te betalen en gaat het daarbij om grote bedragen. De bewindvoerder heeft gezegd dat zij ook rechtstreeks wordt gebeld door mensen die zeggen dat zij nog geld van [verzoeker] krijgen, bijvoorbeeld door eigenaars van cafetaria die zeggen dat [verzoeker] gokschulden heeft. Het hof vindt het daarom niet aannemelijk dat [verzoeker] op dit moment zelf goed voor zijn geldzaken kan zorgen.
6.6
Het hof vindt verder van belang dat de bewindvoerder heeft gezegd dat het bewind uit te voeren is. Volgens haar reageert [verzoeker] wel eens boos of bedreigend als zij hem geen extra geld wil geven, maar draait hij uiteindelijk bij. Het hof is daarom van oordeel dat het bewind nog steeds noodzakelijk en zinvol is.
6.7
Kortom, het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 28 september 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.