ECLI:NL:GHARL:2023:4584

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
200.316.710/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot stiefouderadoptie op basis van artikel 1:227 BW

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot stiefouderadoptie. De verzoekers, de moeder en de stiefvader van de minderjarige [de minderjarige1], hebben in hoger beroep de afwijzing van hun verzoek tot stiefouderadoptie door de rechtbank Noord-Nederland aangevochten. De rechtbank had eerder bepaald dat de stiefvader samen met de moeder het gezamenlijk gezag over [de minderjarige1] zou uitoefenen, maar het verzoek tot adoptie werd afgewezen omdat niet voldaan werd aan de voorwaarden van artikel 1:227, lid 3, van het Burgerlijk Wetboek.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat adoptie juridisch ouderschap creëert en dat alle banden met de oorspronkelijke ouder verbroken worden. Dit maakt dat adoptie met waarborgen is omgeven. Het hof heeft vastgesteld dat de vader van [de minderjarige1] niet aanwezig was op de zitting, maar wel had aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de stiefouderadoptie. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat niet vaststaat dat [de minderjarige1] niets meer van zijn vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De vader heeft in het verleden contact met [de minderjarige1] onderhouden en heeft aangegeven dat hij in de toekomst een rol in zijn leven wil blijven vervullen.

Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek tot stiefouderadoptie niet in het kennelijk belang van [de minderjarige1] is en dat de voorwaarden van artikel 1:227 BW niet zijn vervuld. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek tot stiefouderadoptie afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij het hof de noodzaak van contact tussen de minderjarige en zijn vader heeft benadrukt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.316.710/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 136099)
beschikking van 23 mei 2023
inzake
[verzoekster](de moeder) en
[verzoeker](de stiefvader),
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. D. Jakobs te Emmen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader](de vader),
wonende te [woonplaats2] .
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 27 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 21 september 2022;
- een journaalbericht namens de moeder en de stiefvader van 5 oktober 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder en de stiefvader van 23 maart 2023 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 april 2023 plaatsgevonden. De moeder en de stiefvader zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de raad is [naam1] verschenen. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben gedurende enkele maanden een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige1] , geboren [in] 2014.
De relatie van de ouders is tijdens de zwangerschap van [de minderjarige1] verbroken.
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat [de minderjarige1] de geslachtsnaam ‘ [achternaam verzoeker] ’ zal dragen.
De vader heeft [de minderjarige1] erkend.
[de minderjarige1] woont bij de moeder en de stiefvader.
De moeder heeft tot de bestreden beschikking alleen het ouderlijk gezag uitgeoefend over [de minderjarige1] .
3.2
De moeder en de stiefvader hebben een relatie en wonen sinds 1 oktober 2017 officieel samen. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2017;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2020 (roepnaam: [de minderjarige3] ).
3.3
Sinds de geboorte van [de minderjarige1] tot september 2020 is er (met verschillende frequentie en duur) omgang geweest tussen de vader en [de minderjarige1] . Sindsdien heeft er geen omgang meer plaatsgevonden.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] gewijzigd in die zin dat de stiefvader tezamen met de moeder wordt belast met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige1] ;
- de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- bepaald dat [de minderjarige1] de geslachtsnaam ' [achternaam verzoeker] ' zal dragen;
- bepaald dat [de minderjarige1] na het onherroepelijk worden van deze beschikking zal zijn genaamd [de minderjarige1-A] ;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hardenberg gelast deze uitspraak in te schrijven in het register van geboorten;
- het meer of anders verzochte afgewezen, waaronder het verzoek van de moeder en de stiefvader om de adoptie uit te spreken van [de minderjarige1] door de stiefvader.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder en de stiefvader komen met twee grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de afwijzing van het verzoek tot stiefouderadoptie. De moeder en de stiefvader verzoeken het hof (zo begrijpt het hof) de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, hun verzoek tot stiefouderadoptie alsnog toe te wijzen.
4.2
De vader heeft geen gebruik gemaakt van de aan hem gegeven mogelijkheid om verweer te voeren.
4.3
De raad heeft zich in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Vooropgesteld wordt dat bij adoptie juridisch ouderschap wordt gecreëerd en dat alle
juridische banden met de oorspronkelijke ouder worden verbroken. Dit maakt dat adoptie
met veel waarborgen is omgeven.
5.2
Ingevolge artikel 1:227 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en dat aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Het eerste lid van artikel 1:228, sub d, BW bepaalt dat een voorwaarde voor adoptie is dat
geen der ouders het verzoek tegenspreekt. Het tweede lid van genoemd artikel bepaalt dat
aan tegenspraak van in casu de vader voorbij kan worden gegaan indien:
a. de minderjarige en de vader niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd, of
b. de vader het gezag over de minderjarige heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding
van de minderjarige op grove wijze heeft verwaarloosd, of
c. de vader onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een
van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van
het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.
5.3
De vader heeft bij e-mailbericht van 22 maart 2023 aan de advocaat van de moeder en de stiefvader bericht dat hij niet aanwezig zal zijn bij de zitting omdat hij geen enkele meerwaarde hiervoor ziet en omdat hij geen bezwaar heeft tegen de stiefouderadoptie. Hij heeft met de moeder afgesproken dat als de adoptie doorgaat, zijn openstaande alimentatie vervalt. Als de adoptie niet doorgaat, zullen de moeder en de vader samen een oplossing voor de alimentatie bedenken. De vader hoopt dat het hiermee “nu goed en klaar is”.
Uit het raadsrapport van 16 februari 2022, waar het hof hierna nader op zal ingaan, komt naar voren dat de vader voorwaarden heeft gesteld aan zijn instemming met het stiefouderadoptieverzoek.
5.4
Het hof laat in het midden of op grond van voornoemde e-mail en de verklaringen van de vader tijdens het raadsonderzoek kan worden gesteld dat er geen sprake is van tegenspraak van de vader op het verzoek tot stiefouderadoptie. Immers, ook wanneer er geen sprake is van tegenspraak, kan een verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 1:227 lid 3 BW. Het hof heeft te beoordelen of vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarige niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. In de Memorie van Toelichting van artikel 1:227 lid 3 BW is onder meer vermeld dat van belang is of het kind nog kan verwachten dat de ouder invulling geeft aan het ouderschap, dat wil zeggen het dragen van verantwoordelijkheid jegens het kind (opvoeding, verzorging, uitoefenen van gezag). Het gaat dus niet om de vraag of het kind met zijn oorspronkelijke ouders in het geheel geen feitelijke contacten meer heeft of nog zal krijgen."
Uit de stukken en het onderzoek ter zitting is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarden dat adoptie in het kennelijk belang van [de minderjarige1] is en dat vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat [de minderjarige1] niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder heeft te verwachten. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
5.5
De vader heeft [de minderjarige1] in 2015 – na een procedure tot onder meer het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning – erkend. Tot september 2020 heeft er omgang plaatsgevonden tussen [de minderjarige1] en de vader. De vader heeft in januari 2021 aan de moeder laten weten dat hij denkt dat het beter is een stap terug te doen in het contact met [de minderjarige1] en dat het ook beter voor hem is als er nu geen omgang is. Sindsdien heeft er geen omgang meer plaatsgevonden tussen de vader en [de minderjarige1] . In april 2021 heeft de moeder aan de vader bericht dat ze in dat geval wil dat de stiefvader [de minderjarige1] adopteert. Zij en de stiefvader hebben hiertoe in juni 2021 een verzoek bij de rechtbank ingediend. Uit het naar aanleiding van dit verzoek opgestelde rapport van de raad van 16 februari 2022 komt onder meer het volgende naar voren.
[de minderjarige1] heeft in het gesprek met de raadsonderzoeker benoemd dat hij het niet leuk vindt dat hij zijn vader niet meer ziet. Dit vindt hij jammer. Hij wil graag weer naar zijn vader toe en wil dan met zijn vader gaan vissen.
De vader heeft in het gesprek met de raadsonderzoeker onder meer aangegeven dat hij graag contact wil met [de minderjarige1] , maar dat het op dit moment niet haalbaar is voor de vader. De vader heeft het gevoel te moeten blijven vechten voor [de minderjarige1] . Hij gaat er aan onderdoor. Hij denkt dat het beter is een stap terug te doen in het contact met [de minderjarige1] . De vader vindt het belangrijk dat [de minderjarige1] zelf graag naar de vader wil en dat voelt voor de vader nu niet zo. De vader denkt dat het beter is te wachten totdat [de minderjarige1] zelf aangeeft contact te willen met de vader.
Verder heeft de vader met betrekking tot het adoptieverzoek verklaard dat hij zich hierin kan vinden. Hij stelt hierbij wel de volgende voorwaarden. In het geval [de minderjarige1] contact wil met de vader of de vader met [de minderjarige1] , moeten de moeder en de stiefvader hieraan meewerken. Ook wil de vader door de moeder geïnformeerd worden over ingrijpende medische zaken. Verder wil de vader in het geval van adoptie door de stiefvader geen financiële verplichtingen meer hebben richting de moeder.
De moeder en de stiefvader hebben tijdens het raadsonderzoek onder andere naar voren gebracht dat zij door de stiefouderadoptie [de minderjarige1] willen beschermen tegen gedwongen contact met de vader. Zij willen niet dat hij gekwetst wordt en ze willen hem niet belasten met de situatie met de vader. Ook willen ze niets kapot maken in het contact tussen de vader en [de minderjarige1] . Dat is de reden dat zij niet met [de minderjarige1] hebben besproken dat de vader - zoals de moeder en de stiefvader het formuleren - geen contact met hem wil hebben. Verder hebben de moeder en de stiefvader verklaard dat als de vader niet had aangegeven de omgangsregeling met [de minderjarige1] te willen stopzetten, zij niet het verzoek tot stiefouderadoptie hadden ingediend. Daarnaast heeft de moeder opgemerkt dat zij het opvallend vindt dat de vader, sinds hij heeft aangegeven de omgang te willen stopzetten, al meermaals heeft gevraagd (via WhatsApp) hoe het met [de minderjarige1] gaat.
De raad heeft in zijn rapport geconcludeerd dat niet vaststaat dat [de minderjarige1] niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Gelet op hetgeen tijdens het onderzoek naar voren is gekomen ziet de raad mogelijkheden om het contact tussen [de minderjarige1] en de vader (in de toekomst) weer te hervatten. De raad vindt dit in het belang van [de minderjarige1] . De raad heeft daarbij erop gewezen dat [de minderjarige1] voor de helft voortkomt uit de vader en dat het van belang is dat dit deel er mag zijn. Uit het onderzoek is volgens de raad evenmin gebleken dat adoptie in het belang van [de minderjarige1] is. De raad heeft geadviseerd het verzoek tot stiefouderadoptie af te wijzen. De raad heeft daarbij benadrukt dat het voor [de minderjarige1] van groot belang is dat beide ouders zich gaan inzetten voor contactherstel en dat [de minderjarige1] binnen het gezin van de moeder en de stiefvader de ruimte voelt om vragen te stellen over de vader en om over hem te praten.
De moeder en de stiefvader kunnen zich niet vinden in het advies van de raad. Volgens hen is het niet te verwachten dat de vader zich nu wel gaat inzetten om contact met [de minderjarige1] te onderhouden. Naar aanleiding van de uitspraak van [de minderjarige1] met betrekking tot omgang met de vader heeft de moeder aangegeven dat [de minderjarige1] thuis ook eens heeft gezegd het jammer te vinden dat hij zijn vader niet ziet.
De vader heeft op het rapport gereageerd dat het hem goed doet te horen dat [de minderjarige1] het jammer vindt dat er geen contact is met de vader. De vader benadrukt dat hij het contact met [de minderjarige1] niet wil verbreken, maar het beter te vinden te wachten totdat [de minderjarige1] zelf aangeeft contact te willen hebben met de vader. De vader ervaart het advies van de raad als een erkenning dat hij de vader is van [de minderjarige1] .
5.6
Het hof neemt bij zijn oordeel verder in aanmerking dat de vader - nadat hij in het raadsrapport had gelezen dat [de minderjarige1] contact met hem wil - aan de moeder heeft voorgesteld (via WhatsApp) om een wandeling met [de minderjarige1] te gaan maken. De moeder heeft volgens de vader hieraan niet meegewerkt. Ter zitting heeft de moeder hierover verklaard dat het gesprek van [de minderjarige1] met de raadsonderzoeker plaatsvond vlak nadat de moeder aan hem had verteld dat de vader op dat moment zijn papa niet kon zijn. Toen was [de minderjarige1] dus even met de vader bezig, maar daarna heeft [de minderjarige1] het nooit meer over de vader gehad, aldus de moeder. Bovendien heeft de vader na dat ene appje niets meer van zich laten horen. De moeder heeft op dat appje geantwoord dat ze het lastig en verwarrend vindt voor [de minderjarige1] . Het hof stelt vast dat er dus - ondanks het voorstel van de vader hiertoe - nog geen contactmoment heeft plaatsgevonden.
5.7
Uit het vorenstaande maakt het hof op dat de vader in de toekomst een rol in het leven van [de minderjarige1] wil blijven vervullen. Hiermee staat niet vast dat voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat [de minderjarige1] niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Daarbij merkt het hof ten overvloede op dat als er twijfel is over de vraag of aan de gestelde voorwaarde dat het kind van zijn ouder(s) niets meer te verwachten heeft, is voldaan, het verzoek tot adoptie dient te worden afgewezen. Een en ander vloeit voort uit de tekst van de voorwaarde. Er wordt immers gesproken over ‘vaststaan’. Bij twijfel staat niet vast dat aan de bedoelde voorwaarde is voldaan.
5.8
Daarbij komt dat het hof niet is gebleken dat adoptie door de stiefvader in het kennelijk belang van [de minderjarige1] is. De moeder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat het belang van [de minderjarige1] is dat door adoptie stabiliteit voor hem ontstaat. Het hof volgt de moeder hierin niet.
5.9
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het verzoek van de moeder en de stiefvader tot adoptie van [de minderjarige1] terecht is afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 27 juni 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Veenstra, R. Feunekes en L. van Dijk, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 23 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.