Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[verzoeker](de stiefvader),
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot stiefouderadoptie. De verzoekers, de moeder en de stiefvader van de minderjarige [de minderjarige1], hebben in hoger beroep de afwijzing van hun verzoek tot stiefouderadoptie door de rechtbank Noord-Nederland aangevochten. De rechtbank had eerder bepaald dat de stiefvader samen met de moeder het gezamenlijk gezag over [de minderjarige1] zou uitoefenen, maar het verzoek tot adoptie werd afgewezen omdat niet voldaan werd aan de voorwaarden van artikel 1:227, lid 3, van het Burgerlijk Wetboek.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat adoptie juridisch ouderschap creëert en dat alle banden met de oorspronkelijke ouder verbroken worden. Dit maakt dat adoptie met waarborgen is omgeven. Het hof heeft vastgesteld dat de vader van [de minderjarige1] niet aanwezig was op de zitting, maar wel had aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de stiefouderadoptie. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat niet vaststaat dat [de minderjarige1] niets meer van zijn vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De vader heeft in het verleden contact met [de minderjarige1] onderhouden en heeft aangegeven dat hij in de toekomst een rol in zijn leven wil blijven vervullen.
Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek tot stiefouderadoptie niet in het kennelijk belang van [de minderjarige1] is en dat de voorwaarden van artikel 1:227 BW niet zijn vervuld. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek tot stiefouderadoptie afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij het hof de noodzaak van contact tussen de minderjarige en zijn vader heeft benadrukt.