ECLI:NL:GHARL:2023:4782

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
200.323.974/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie in hoger beroep wegens niet-stellen van advocaat door appellante

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, die niet verschenen was, had hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De procedure in eerste aanleg had plaatsgevonden in Assen, waar de kantonrechter op 8 november 2022 een vonnis had gewezen. De appellante had bij exploot van 8 februari 2023 hoger beroep ingesteld, maar heeft gedurende de procedure in hoger beroep geen advocaat gesteld, ondanks herhaalde mogelijkheden daartoe. Op 14 maart 2023 en 28 maart 2023 heeft de appellante geen advocaat laten verschijnen, wat leidde tot een verzoek van de geïntimeerde om verval van instantie te verlenen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid om een advocaat te stellen, en heeft op basis van artikel 127 lid 2 Rv besloten om de geïntimeerde van de instantie te ontslaan. Tevens is de appellante veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.066,08, inclusief griffierecht en advocaatkosten. Het hof heeft de vorderingen van de geïntimeerde verder afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.323.974/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9582285)
arrest van 6 juni 2023
in de zaak van
[appellante] ,
die woont in [woonplaats1] ,
en die hoger beroep heeft ingesteld,
bij de kantonrechter: eiseres,
hierna:
[appellante],
niet verschenen,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [naam1],
die woont in [woonplaats2] ,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. T.E. Heslinga, die kantoor houdt in Leeuwarden.

1.De procedure bij de kantonrechter

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd zoals weergegeven in de vonnissen van
13 september 2022 en 8 november 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 8 februari 2023 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van het eindvonnis van 8 november 2022 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de rolzitting van 29 augustus 2023. In de appeldagvaarding is mr. W. van Dijk, advocaat in Barneveld, genoemd als de advocaat die voor [appellante] zal optreden.
2.2
[geïntimeerde] heeft op 1 maart 2023 een anticipatie-exploot laten betekenen aan het kantooradres van mr. Van Dijk, waarbij de eerst dienende dag is vervroegd naar
14 maart 2023. [geïntimeerde] heeft de zaak vervolgens op die datum bij het hof aangebracht.
2.3
Op 14 maart 2023 heeft zich namens [appellante] geen advocaat gesteld.
2.4
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2022 [1] is op 14 maart 2023 een brief gestuurd aan mr. Van Dijk. Daarin is gewezen op de mogelijkheid voor [appellante] om alsnog een advocaat te stellen. De zaak is daarvoor op de rolzitting van 28 maart 2023 geplaatst.
2.5
Ook op 28 maart 2023 heeft zich voor [appellante] geen advocaat gesteld. Vervolgens is de zaak opnieuw aangehouden, nu tot 11 april 2023, om [appellante] nogmaals de gelegenheid te geven om in hoger beroep een advocaat te stellen.
2.6
Op de rol van 11 april 2023 heeft zich wederom geen advocaat gesteld. [geïntimeerde] heeft het hof verzocht verval van instantie te verlenen (het hof begrijpt: hem van de instantie te ontslaan) en [appellante] te veroordelen tot betaling van de kosten van het hoger beroep.
2.7
Voor het te wijzen arrest heeft [geïntimeerde] te stukken aan het hof gegeven.

3.De beoordeling

3.1
Het hof stelt vast dat [appellante] geen gebruik heeft gemaakt van de haar geboden gelegenheid tot (herstel van het verzuim van) advocaatstelling. Op grond van de artikel 127 lid 2 Rv jo. artikel 123 lid 1 Rv jo. artikel 353 lid 1 Rv zal [geïntimeerde] daarom van de instantie worden ontslagen.
3.2
Met toepassing van artikel 127 lid 2 Rv zal [appellante] worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II). Onder die kosten vallen ook de nakosten en de wettelijke rente daarover, zonder dat het hof deze kosten in het dictum hoeft te specificeren. [2]

4.De beslissing

Het hof:
ontslaat [geïntimeerde] van de instantie (de procedure in hoger beroep);
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en stelt deze kosten aan de zijde van [geïntimeerde] vast op € 474,58 aan verschotten (griffierecht en anticipatie-exploot) en op € 591,50 aan geliquideerd salaris van de advocaat, te vermeerderen met nakosten;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J. Smit en P.S. Bakker en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
6 juni 2023.

Voetnoten

2.Zie: HR 20 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.