ECLI:NL:GHARL:2023:5368

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.321.703
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en kinderalimentatie na scheiding van ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en kinderalimentatie van twee minderjarige kinderen, geboren in 2013 en 2016, van de vader en de moeder. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag en hebben in een ouderschapsplan afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van hun kinderen. De vader heeft in hoger beroep de zorgregeling en de kinderalimentatie aangevochten, terwijl de moeder in incidenteel hoger beroep is gekomen om een wijziging van de vakanties en de kinderalimentatie te verzoeken.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2023 over een aantal geschilpunten tot overeenstemming zijn gekomen. De vader heeft echter geen zorgregeling kunnen vaststellen voor de situatie dat hij naar Friesland verhuist, omdat zijn plannen nog te ongewis zijn. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om de zorgregeling niet te wijzigen totdat er meer duidelijkheid is over de verhuizing van de vader.

Wat betreft de kinderalimentatie hebben de ouders overeenstemming bereikt over een wijziging van de bijdrage, die per 1 februari 2023 is vastgesteld op € 285,- per kind per maand. Daarnaast heeft het hof de vader veroordeeld tot betaling van een achterstand in de kinderalimentatie van € 2.890,- aan de moeder. De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders tot wijziging van de kinderalimentatie in eerste aanleg afgewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de alimentatie aangepast.

De uitspraak van het hof heeft geleid tot een gedeeltelijke vernietiging van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de zorgregeling en de vakanties opnieuw zijn vastgesteld en de kinderalimentatie is gewijzigd. De ouders zijn verantwoordelijk voor het regelen van de opvang van de kinderen tijdens de vakanties, en het hof heeft benadrukt dat de communicatie tussen de ouders van groot belang is voor het welzijn van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.321.703
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 536810)
beschikking van 27 juni 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te ‘s-Gravenhage,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.P. Scheer te Utrecht.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 januari 2023;
  • het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
  • een journaalbericht van mr. Scheer van 3 mei 2023 met producties 47 tot en met 51;
  • een journaalbericht van mr. Sardjoe van 5 mei 2023 met een brief van 4 mei 2023 en producties B tot en met G.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 mei 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 te [woonplaats2] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 te [woonplaats2] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.2
De ouders hebben in het door hen beiden ondertekende ouderschapsplan van 28 januari 2019 onder meer de navolgende afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van hun kinderen:
- de kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder;
- de kinderen verblijven in het kader van de zorgregeling (samengevat) van dinsdagavond tot woensdagmorgen en van vrijdag tot en met zaterdag bij de vader en voor het overige bij de moeder;
- de behoefte van de kinderen bedraagt € 1.395.- per maand en de vader zal een bedrag van € 989,- per maand bijdragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen (verder ook: kinderalimentatie);
- zodra bij één van de ouders het inkomen wijzigt of zodra één van de ouders een verzoek doet voor het aanpassen van de kinderalimentatie, dan zal ieder zijn/haar financiële gegevens verstrekken en zal een onafhankelijke derde een alimentatieberekening maken. De ouders verplichten zich de uitkomst van de berekening te volgen, tenzij zij tezamen anders overeenkomen. Kunnen de ouders geen overeenstemming bereiken, dan kunnen zij een verzoek tot vaststelling van de kinderalimentatie voorleggen aan de rechter.
De ouders hebben nadien in onderling overleg voormelde afspraken gedeeltelijk gewijzigd.

4.Het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld waarvan de inhoud kort gezegd luidt:
zolang de vader niet naar Friesland is verhuisdverblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] één weekend in de twee weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 bij de vader en iedere dinsdag tot woensdagochtend,
zodra de vader naar Friesland is verhuisdverblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] één weekend per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 16.30 uur bij de vader. Daarnaast is er een belregeling, een gedetailleerde verdeling van de vakanties en feestdagen en een informatieregeling vastgesteld. Deze regelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders tot wijziging van de kinderalimentatie afgewezen.
4.2
De vader is het niet eens met de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, de belregeling, de verdeling van de vakanties en feestdagen en de afwijzing van zijn verzoek tot het wijzigen van de kinderalimentatie. Hij komt om die reden in hoger beroep van de bestreden beschikking.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en:
ten aanzien van de zorgregeling
  • zolang de vader in [woonplaats1] woont: vast te stellen dat de kinderen bij hun vader zullen zijn in de ene week van woensdagavond tot en met zondagavond waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt en de vader de kinderen zal terugbrengen, en in de andere week van woensdagavond tot en met vrijdagavond na etenstijd, waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt en de vader de kinderen zal terugbrengen;
  • zodra de vader in Friesland woont: vast te stellen dat de kinderen gedurende alle weekenden bij de vader verblijven, subsidiair dat de kinderen ieder eerste weekend van de maand bij de moeder verblijven, waarbij de moeder en de vader op vrijdag en zondag elkaar tegemoet reizen en de overdracht plaats vind op het station [plaats1] ;
  • althans een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht;
ten aanzien van de vakanties en feestdagen
  • vast te stellen dat de zorgregeling doorloopt gedurende de voorjaarvakantie en de herfstvakantie, dat de kinderen in de meivakantie van twee weken de eerste week bij de vader (van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur) en de tweede week bij de moeder verblijven en dat de regeling zoals bepaald door de rechtbank in de bestreden beschikking wat betreft de Zomervakantie en de Kerstvakantie in stand kan blijven, met de bepaling dat het halen en brengen wordt gedeeld (de ouders reizen elkaar tegemoet en de overdracht vindt plaats op station [plaats1] );
  • althans een verdeling te bepalen die het hof juist acht;
ten aanzien van de telefoonregeling
  • een telefoonregeling/videobelregeling vast te stellen van drie keer per week, dan wel vast te stellen dat over en weer videobellen binnen redelijk grenzen wordt toegestaan;
  • althans een belregeling vast te stellen die het hof juist acht;
ten aanzien van de kinderalimentatie (na wijziging bij brief van 4 mei 2023)
  • te bepalen dat de kinderalimentatie wordt gewijzigd naar een bedrag van € 321,- per kind per maand met ingang van 1 april 2022 en met ingang van 1 februari 2023 wordt vastgesteld op € 285,- per kind per maand;
  • althans een bedrag vast te stellen dat het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer in het principaal hoger beroep en is op haar beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. Zij wenst een andere regeling voor de voorjaars- en de herfstvakantie dan in eerste aanleg verzocht en is het niet eens met de afwijzing van haar verzoek om de kinderalimentatie te wijzigen.
De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in het principaal hoger beroep
de vader in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoeken af te wijzen;
in het incidenteel hoger beroep
  • te bepalen dat de kinderen in de voorjaarsvakantie in het even jaar bij de vader en in het oneven jaar bij de moeder verblijven en in de herfstvakantie in het oneven jaar bij de vader en in het even jaar bij de moeder verblijven en de verdeling van de vakanties en feestdagen voor het overige te bekrachtigen;
  • primair: te bepalen dat de vader met ingang van 1 juli 2019 een bijdrage van € 388,- per kind per maand aan de moeder dient te voldoen,
subsidiair: te bepalen dat de vader met ingang van 1 april 2022, althans een datum die het hof juist acht, een bijdrage van € 417,- per kind per maand dient te voldoen en de vader te veroordelen tot betaling uit hoofde van achterstallige kinderalimentatie van € 214,- voor 2019, € 65,- voor 2020, € 657,- voor 2021, € 1.838,- voor 2020 en € 115,- voor januari 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van het beroepschrift van de moeder tot aan de dag der algehele betaling.
4.4
De vader voert verweer in het incidenteel hoger beroep en vraagt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de moeder niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren, althans haar verzoeken af te wijzen, kosten rechtens.

5.De overwegingen voor de beslissing

5.1
Tijdens een aantal schorsingen van de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn de ouders over een groot aantal geschilpunten tot overeenstemming gekomen met elkaar.
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.2
De ouders hebben in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken afspraken gemaakt over de zorgregeling gedurende de periode dat de vader nog in [woonplaats1] woont. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zullen dan de ene week op donderdag bij de buitenschoolse opvang worden opgehaald door de vader en tot en met zondag bij hem verblijven, de moeder haalt de kinderen op zondag om 19.00 uur bij de vader op. De andere week haalt de vader [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op woensdagavond om 19.30 uur bij de moeder op en verblijven de kinderen bij hem tot vrijdagmorgen, de vader brengt de kinderen dan naar school. Het hof zal deze regeling dienovereenkomstig vaststellen.
5.3
Het hof zal, anders dan de rechtbank, geen zorgregeling vaststellen voor de situatie dat de vader naar Friesland verhuist.
De vader wil graag naar Friesland verhuizen omdat zijn nieuwe partner met haar kinderen in Friesland woont, maar deze plannen van de vader zijn nog niet concreet. Hij heeft toegelicht dat zijn plannen onder meer afhankelijk zijn van de rentestanden, met het oog op de aankoop van een huis in Friesland, en van zijn mogelijkheden om zijn huidige woning te kunnen verkopen. Het belangrijkste voor hem is dat hij intensief contact met zijn beide dochters kan blijven onderhouden na de verhuizing en daarom wil hij hier eerst duidelijkheid over hebben. Dit klemt temeer omdat de ouders hierover niet goed met elkaar kunnen communiceren. De vader vindt dat hij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de regeling die de rechtbank na de verhuizing in de bestreden beschikking heeft vastgesteld, te weinig kan zien en dat maakt voor hem dat de verhuizing nog onzeker is.
De vertegenwoordiger van de raad heeft de ouders tijdens de zitting geadviseerd om de afspraken over de zorgregeling na de verhuizing op dit moment nog niet te maken en eerst te gaan werken aan de onderlinge communicatie in het hulpverleningstraject.
Omdat er op dit moment geen enkel zicht bestaat op de termijn waarop de vader naar Friesland zal vertrekken, valt naar het oordeel van het hof niet in te schatten welke zorgregeling te zijner tijd in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zal zijn. De kinderen zijn ruim negen en zes jaar oud en veranderen snel. Dat de vader niet zomaar wil gaan verhuizen en eerst afspraken over de zorgregeling wil maken, is op zich verstandig, maar de situatie is nu te ongewis om hierover iets te kunnen beslissen. De ouders kunnen dit punt op enig moment bespreken in het hulpverleningstraject dat zij volgen bij [naam1] .
5.4
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de vakanties van één week verdeeld tussen de ouders, ook al heeft de vader gesteld dat hij onvoldoende vakantiedagen heeft om daarvoor vrij te kunnen nemen. De vader handhaaft zijn verzoek op dit punt en heeft verzocht de reguliere zorgregeling te laten doorlopen tijdens de voorjaars- en de herfstvakantie. Het hof is net de rechtbank van oordeel dat de stellingen van de vader op dit punt moeten worden gepasseerd, omdat de moeder ook een baan heeft en (ook) gebonden is aan vakantiedagen. Het is in het belang van de rust en duidelijkheid voor de kinderen dat zij in deze twee vakanties een hele week bij de ene ouder dan wel bij de andere ouder verblijven. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder bij wie de kinderen in de desbetreffende week verblijven, om zo nodig passende opvang voor de kinderen te regelen.
De moeder heeft toegelicht dat zij haar verzoek in eerste aanleg onjuist heeft geformuleerd. In plaats van dat de kinderen in het ene jaar zowel de voorjaars- als de herfstvakantie bij de ene ouder blijven en het andere jaar bij de andere ouder, verzoekt zij te bepalen dat de kinderen in het even jaar de voorjaarsvakantie bij de vader en de herfstvakantie bij de moeder en in het oneven jaar de voorjaarsvakantie bij de moeder en de herfstvakantie bij de vader verblijven. De vader heeft hier geen specifieke bezwaren tegen aangevoerd. Het hof zal dit verzoek van de moeder toewijzen.
5.5
De vader verzoekt het hof een frequentere telefoon/videobelregeling te bepalen dan de wekelijkse belregeling die de rechtbank heeft vastgesteld. Het hof is van oordeel dat het niet nodig is om een belregeling vast te stellen. Het contact tussen de vader en de kinderen is in de overeengekomen zorgregeling voor de huidige situatie uitgebreid. De kinderen zien de vader zeer regelmatig, de langste periode dat zij elkaar niet zien is eenmaal per veertien dagen vanaf vrijdagmorgen tot woensdagavond. Het hof gaat ervan uit dat wanneer de kinderen er bij de moeder behoefte aan hebben om een belangrijke gebeurtenis aan de vader te melden of anderszins behoefte hebben aan een bel/videocontact met de vader, de moeder daarvoor de ruimte zal bieden.
kinderalimentatie en betalingsachterstand
5.6
De ouders zijn over de wijziging van de onderhoudsbijdrage voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eveneens tot overeenstemming gekomen. Zij hebben afgesproken dat de vader met ingang van 1 februari 2023 een bedrag van € 285,- per kind per maand aan de moeder zal voldoen. Bij dit nieuwe bedrag hebben de ouders al rekening gehouden met een hogere zorgkorting, omdat de kinderen langer bij de vader gaan verblijven. Het hof acht deze onderhoudsbijdrage in overeenstemming met de wettelijke maatstaven en zal de kinderalimentatie per 1 februari 2023 wijzigen en vaststellen op het door de ouders afgesproken bedrag.
5.7
De moeder heeft gesteld dat de alimentatie door partijen in 2019 in onderling overleg is vastgesteld op € 776,- per maand voor beide kinderen samen in plaats van het in het ouderschapsplan afgesproken bedrag en dat de vader deze bijdrage niet altijd (volledig) aan haar heeft betaald. De moeder heeft berekend en met stukken nader onderbouwd dat er van 2019 tot 1 februari 2023 een betalingsachterstand is ontstaan van in totaal € 2.890,-. Het hof is van oordeel dat de vader deze stellingen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Voor zover de vader heeft gesteld dat hij verblijfsoverstijgende kosten voor de kinderen heeft voldaan, zal het hof aan deze stelling voorbij gaan. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder en de verblijfsoverstijgende kosten komen in beginsel voor haar rekening, tenzij de ouders hierover in onderling overleg iets anders hebben afgesproken. Dat daarover afspraken zijn gemaakt is niet gesteld en evenmin gebleken. Het hof zal daarom de vader veroordelen om uit hoofde van achterstallige kinderalimentatie een bedrag van € 2.890,- aan de moeder te voldoen. Het meer of anders verzochte door de moeder met betrekking tot dit punt zal het hof afwijzen omdat dat ziet op de executie van deze beslissing.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigen ten aanzien van de zorgregeling en de vakantieregeling. Voor de duidelijkheid zal het hof de zorgregeling en de vakantieregeling in het geheel opnieuw formuleren.
6.2
Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de kinderalimentatie eveneens vernietigen en de bijdrage voor de kinderen wijzigen met ingang van 1 februari 2023, en vaststellen op € 285,- per kind per maand. Ook zal het hof de vader veroordelen om de ontstane betalingsachterstand in de kinderalimentatie van € 2.890,- aan de moeder te voldoen.
6.3
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt, omdat zij een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de bijdragen aan de tijdens die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 oktober 2022, ten aanzien van de zorgregeling/vakantieregeling en de beslissing over de kinderalimentatie, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de in het ouderschapsplan van 28 januari 2019 overeengekomen zorg- en vakantieregeling en bepaalt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] :
als basisregeling
  • de ene week op donderdag bij de buitenschoolse opvang worden opgehaald door de vader en tot en met zondag bij hem verblijven, waarbij de moeder hen op zondag om 19.00 uur bij de vader ophaalt,
  • de andere week door de vader op woensdagavond om 19.30 uur bij de moeder worden opgehaald en bij hem verblijven tot vrijdagmorgen, waarbij de vader hen naar school brengt;

als vakantieregeling

  • in de kerstvakantie: in het even jaar de eerste week tot zondag 12.00 uur bij de moeder verblijven en de tweede week: tot zondag 12.00 uur bij de vader en in de oneven jaren andersom, waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] tweede kerstdag van 12.00 uur tot de dag erna 12.00 uur bij de andere ouder doorbrengen;
  • in de zomervakantie: in het even jaar vanaf de laatste schooldag op vrijdag de eerste twee weken tot zondag 12.00 uur bij de vader verblijven, de derde en de vierde week bij de moeder van zondag 12.00 uur tot zondag 12.00 uur, de vijfde week van zondag 12.00 uur tot zondag 12.00 uur bij de vader en de zesde week van zondag 12.00 uur tot maandag naar school bij de moeder en in de oneven jaren andersom, tenzij de kinderen in de zesde week bij de vader verblijven, dan blijven de kinderen daar tot zondag 16.30 uur;
  • in de herfstvakantie: in het even jaar bij de moeder verblijven en in het oneven jaar bij de vader;
  • in de voorjaarsvakantie: in het even jaar bij de vader verblijven en in het oneven jaar bij de moeder;
  • in de meivakantie (van twee weken): de eerste week van vrijdag uit school tot zondag 12.00 uur bij de vader verblijven en de tweede week van zondag 12.00 uur tot maandag naar school bij de moeder;
  • in de meivakantie (van twee losse weken): de eerste week van vrijdag uit school tot zondag 12.00 uur bij de vader verblijven en de tweede week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de moeder;
  • op studiedagen: als deze aan het weekend van de vader zitten van de dag voor de studiedag uit school tot de dag voor ze weer naar school moeten om 19.00 uur bij de vader verblijven;
  • op Koningsdag: als dit niet in de vakantie valt het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder verblijven;
  • op hun verjaardagen bij de ouder verblijven bij wie zij volgens de zorgregeling op dat moment zijn;
  • op Vader- en Moederdag: bij de ouder verblijven bij wie zij volgens de zorgregeling op dat moment zijn;
wijzigt de in het ouderschapsplan van 28 januari 2019 overeengekomen kinderalimentatie en bepaalt dat de vader aan de moeder met ingang van 1 februari 2023 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een bedrag van € 285,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de vader aan de moeder uit hoofde van achterstallige kinderalimentatie over de periode tot 1 februari 2023 een bedrag van € 2.890,- dient te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en E. de Boer, bijgestaan door de griffier, en is op 27 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.