ECLI:NL:GHARL:2023:5581

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.322.799
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige kinderen na gebrek aan communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over drie minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag met de vader te beëindigen en alleen belast te worden met het gezag over de kinderen. De vader heeft in de procedure geen verweer gevoerd en is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat er geen communicatie tussen de ouders plaatsvond en de vader geen contact met de kinderen heeft. De kinderen wonen sinds maart 2022 bij de moeder en hebben sindsdien geen contact meer gehad met de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende zicht heeft op de situatie van de kinderen en dat de moeder alleen beslissingen moet nemen in het belang van de kinderen. Gezien de omstandigheden en de wensen van de kinderen heeft het hof besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen te belasten met het gezag over de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.799
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 543839)
beschikking van 4 juli 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Cortet te Utrecht,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A.H. Boom te Utrecht.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 30 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 februari 2023.
2.2
Op 5 juni 2023 zijn na te noemen minderjarigen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verschenen. Zij hebben buiten aanwezigheid van partijen met een raadsheer van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 6 juni 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
De vader en zijn advocaat zijn zonder opgaaf van redenen niet verschenen.
3. De feiten
3.1
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2006,
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2008, en
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2011.
3.2
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. Tot maart 2022 woonden de kinderen bij de vader. Sindsdien wonen zij bij de moeder.
3.3
Bij ouderschapsplan, door de vader ondertekend op 9 juni 2015 en door de moeder ondertekend op 12 juni 2015, zijn de ouders ten aanzien van het ouderlijk gezag het volgende overeengekomen:
“Artikel 1 – Gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag
Artikel 1.1
De ouders achten het in het belang van hun kinderen dat zij gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen (blijven) uitoefenen. Zij vinden het ook belangrijk dat het contact tussen de kinderen en de ouders zo min mogelijk door de scheiding wordt beïnvloed. De ouders zullen dan ook bevorderen dat de kinderen zo goed mogelijk contact hebben met ieder van de ouders.
Artikel 1.2
De ouders zullen zich ervoor inspannen om elkaar als ouders respectvol, constructief en
in redelijkheid te bejegenen als het gaat om zaken die betrekking hebben op de kinderen.”
3.4
De moeder heeft de rechtbank in eerste aanleg verzocht:
  • te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voortaan bij haar zal zijn,
  • te bepalen dat de moeder alleen het gezag over de kinderen zal uitoefenen,
  • de vader de omgang met de kinderen te ontzeggen, althans
  • een beslissing te nemen als de rechtbank juist oordeelt.
3.5
De vader heeft in eerste aanleg verweer gevoerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en de verzoeken van de moeder voor het overige afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen te beëindigen en de moeder alleen te belasten met het gezag over de kinderen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof stelt voorop dat de vader in hoger beroep geen verweer heeft gevoerd.
5.3
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat in eerste aanleg nog is geadviseerd om parallel ouderschap te proberen, omdat het nog geen jaar geleden was dat de kinderen vanuit de vader naar de moeder zijn gegaan. Inmiddels is er meer dan een jaar verstreken en houdt de vader het contact met de kinderen af. De raad maakt zich zorgen over de kinderen, omdat zij zich erg afgewezen voelen. Parallel ouderschap behoort bovendien niet meer tot de mogelijkheden, omdat de moeder daar niet achter staat, terwijl de vader ook niet laat zien dat hij contact met de kinderen wil. De raad ziet de komende tijd geen mogelijkheden voor contactherstel, waarbij de raad ook de leeftijd van de kinderen in aanmerking neemt. De moeder moet nu beslissingen voor de kinderen nemen, maar dat kan niet in overleg met de vader. De raad heeft daarom in hoger beroep geadviseerd het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en de moeder alleen te belasten met het gezag over de kinderen.
5.4
Het hof onderschrijft het advies van de raad en neemt dit over. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe. De kinderen wonen inmiddels sinds maart 2022 bij de moeder. De kinderen hebben vanaf dat moment geen contact meer gehad met de vader. Tussen de vader en de moeder vindt ook geen enkele communicatie plaats. De vader heeft daardoor op dit moment onvoldoende zicht op de feitelijke situatie van de kinderen om belangrijke gezagsbeslissingen te kunnen nemen. Daarbij komt dat de moeder de vader recent om toestemming heeft verzocht voor inschrijving van [de minderjarige3] op een middelbare school, maar de vader heeft dat toestemmingsformulier ongetekend aan de moeder retour gestuurd. De vader handelt daarmee niet in het belang van [de minderjarige3] , maar bovenal blijkt hieruit dat de ouders niet in staat zijn tot gezamenlijke uitoefening van het gezag. Tot slot hebben de kinderen hulpverlening nodig en zij willen nadrukkelijk niet dat de vader informatie over hun behandelingen krijgt. Gelet op de leeftijd van de kinderen moet aan deze wens gewicht worden toegekend.
5.5
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat beëindiging van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof zal de moeder alleen belasten met het gezag over de kinderen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 30 november 2022, voor zover deze ziet op het gezag van de ouders, en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders en belast de moeder alleen met het gezag over:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2006;
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2008; en
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2011;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 4 juli 2023 uitgesproken door mr. Feunekes in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.