ECLI:NL:GHARL:2023:5589

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.325.543
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag na langdurige stabiliteit in gezinssysteem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn kinderen te herstellen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.W.A. Nabbe, had in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag te herstellen, nadat de rechtbank Gelderland in 2018 het gezamenlijk gezag had beëindigd en de moeder alleen met het gezag was belast. De kinderen wonen bij de moeder en de stiefvader, die sinds 2018 samenwonen en in 2018 zijn gehuwd. De vader heeft in hoger beroep twee grieven ingediend tegen de afwijzing van zijn verzoek door de rechtbank.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2023 heeft de raad voor de kinderbescherming geadviseerd om het eenhoofdig gezag van de moeder in stand te houden, gezien de stabiliteit in het leven van de kinderen en de ontwikkeling die zij doormaken binnen het huidige gezinssysteem. De raad heeft benadrukt dat herstel van het gezamenlijk gezag zou leiden tot onrust voor de kinderen, die zich goed ontwikkelen in hun huidige situatie. Het hof heeft dit advies overgenomen en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie te handhaven. De vader heeft verklaard dat zijn belangrijkste zorg is om meer contact met de kinderen te hebben, maar het hof heeft vastgesteld dat de kinderen de huidige omgangsregeling prettig vinden.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland van 13 januari 2023 bekrachtigd, waarbij het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag te herstellen is afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen, die al geruime tijd in een stabiele omgeving leven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.543
(zaaknummer rechtbank Gelderland 394510)
beschikking van 4 juli 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.W.A. Nabbe te Arnhem
en
[verweerster],
verder te noemen: de moeder, en
[verweerder],
verder te noemen: de stiefvader,
beiden wonende te [woonplaats2] ,
verweerders in hoger beroep,
tezamen te noemen: verweerders,
thans zonder advocaat (voorheen: mr. F. Klabbers te Nijmegen).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 april 2022 en 13 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 13 januari 2023 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 april 2023;
  • een brief van mr. Klabbers van 19 april 2023, waarin mr. Klabbers bericht de belangen van verweerders in hoger beroep niet langer te behartigen;
  • een e-mailbericht van verweerders van 8 mei 2023;
  • een journaalbericht van mr. Nabbe van 30 mei 2023 met producties.
2.2
De na te noemen minderjarige [de minderjarige2] heeft bij brief van 16 mei 2023 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
Op 5 juni 2023 is na te noemen minderjarige [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen met een raadsheer van het hof hebben gesproken.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 6 juni 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder en de stiefvader,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 te [plaats1] ,
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 te [woonplaats1] , en
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2011 te [woonplaats1] .
De kinderen wonen bij de moeder en de stiefvader.
3.2
Bij beschikking van 6 augustus 2018 heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de moeder alleen belast met het gezag over de kinderen.
3.3
De moeder en de stiefvader wonen sinds 31 augustus 2018 samen. Zij zijn op 24 december 2018 met elkaar gehuwd.
3.4
De stiefvader (en de moeder) heeft (hebben) de rechtbank in eerste aanleg verzocht de adoptie uit te spreken van de kinderen en de geslachtsnaam van de kinderen te wijzigen in de naam ‘ [verweerder] .’
3.5
De vader heeft in eerste aanleg verweer gevoerd. Daarnaast heeft de vader de rechtbank verzocht de beschikking van 6 augustus 2018 te wijzigen en te bepalen dat de vader en de moeder weer gezamenlijk zullen zijn belast met het gezag over de kinderen.
3.6
Bij beschikking van 22 april 2022 heeft de rechtbank de raad verzocht te rapporteren en te adviseren over de volgende vragen:
  • hoe kan het contact tussen de kinderen en de vader worden vormgegeven?
  • welke belemmeringen zijn er bij de kinderen, de vader en/of de moeder en wat is ervoor nodig ont deze belemmeringen weg te nemen?
  • is er bij herstel van het ouderlijk gezag van de vader een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de moeder en de vader?
  • is bet anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de vader niet opnieuw wordt belast met het ouderlijk gezag tezamen met de moeder?
  • in hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in voornoemde vragen, staar wel van belang zijn met betrekking tot de te nemen beslissing?

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de stiefvader, de moeder en de vader afgewezen.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en zijn verzoek in eerste aanleg alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder en de stiefvader hebben bij e-mailbericht van 8 mei 2023 bericht geen verweer te voeren en naar de mondelinge behandeling te komen om eventuele vragen van het hof te beantwoorden

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van de ouders of van een van hen door de rechter worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Een verzoek om gezamenlijk met de andere ouder met het gezag te worden belast wordt slechts afgewezen indien
er nog steeds een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de raad zijn advies om het eenhoofdig gezag van de moeder in stand te houden gehandhaafd. Er is in het leven van de kinderen het afgelopen jaar veel gebeurd en het is in hun belang dat de eerdere rust weer wordt hersteld. Er ligt een voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] duidelijke omgangsregeling met de vader en dat is voor hen goed. De raad vindt het begrijpelijk dat de vader hen meer wil zien, maar [de minderjarige2] en [de minderjarige3] vinden het prettig zoals het nu is. De raad ziet ook dat [de minderjarige1] en de vader allebei veel verdriet hebben over wat er in het verleden is gebeurd. De raad heeft daarom in overweging gegeven hulpverlening te zoeken om dat te verwerken. De ouders communiceren allebei op een verschillende manier en het lukt hun niet om samen gezagsbeslissingen te nemen. Herstel van het gezamenlijk gezag zal daarom leiden tot onrust voor de kinderen en dat is volgens de raad juist niet in hun belang. De raad heeft daarom geadviseerd de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag te bekrachtigen.
5.4
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt, is het hof van oordeel dat de moeder alleen belast moet zijn met het gezag over de kinderen, omdat er anders een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Dit oordeel wordt gesteund door het advies van de raad. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.5
De kinderen groeien inmiddels al geruime tijd op binnen het gezinssysteem met de moeder en de stiefvader. De kinderen ontwikkelen zich goed binnen dit gezinssysteem. Het is niet in het belang van de kinderen om dit te doorkruisen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling ook verklaard dat hij niet zou hebben verzocht om het gezamenlijk gezag te herstellen als de stiefvader niet had verzocht de kinderen te mogen adopteren. Dit verzoek in eerste aanleg heeft het vertrouwen van de vader in de moeder geschaad. Het hof is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat situatie voorafgaand aan de procedure in eerste aanleg wordt gehandhaafd. Daarbij oordeelt het hof bovendien van belang dat de vader tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat voor hem het belangrijkste is dat hij [de minderjarige2] en [de minderjarige3] meer wil zien en dat het gezag voor hem minder belangrijk is. De wens van de vader om meer omgang is heel begrijpelijk, maar [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hebben bij herhaling gezegd dat zij de huidige omgangsregeling prettig vinden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat uitvoering van de omgangsregeling niet valt onder de invulling van het gezag.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 januari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 4 juli 2023 uitgesproken door mr. Feunekes in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.