ECLI:NL:GHARL:2023:5709

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
Wahv 200.322.147/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Koldenhof-ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de beslissing van de kantonrechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 14 december 2022 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas, had hoger beroep ingesteld tegen een inleidende beschikking waarbij een sanctie van € 250,- was opgelegd voor het gebruik van een puntstuk als bestuurder. Deze gedraging zou hebben plaatsgevonden op 1 oktober 2021 op de Westerweg (N242) in Heerhugowaard. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie tijdens de zitting van de kantonrechter had aangegeven dat er onvoldoende was toegelicht waarom de betrokkene niet was staande gehouden, en verzocht om het beroep gegrond te verklaren. De kantonrechter had echter niet zelfstandig beoordeeld of er nog belang bestond bij de beoordeling van het beroep, wat volgens de gemachtigde een tekortkoming was.

Het gerechtshof oordeelde dat de kantonrechter niet gebonden was aan het standpunt van de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie en dat de aangevoerde grond geen doel trof. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De beslissing van het hof is genomen op 6 juli 2023 en is openbaar uitgesproken. De uitspraak benadrukt dat de kantonrechter zelfstandig moet toetsen of er een reële mogelijkheid tot staandehouding was, en dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.322.147/01
CJIB-nummer
: 244900424
Uitspraak d.d.
: 6 juli 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 14 december 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “als bestuurder een puntstuk gebruiken”. Deze gedraging zou zijn verricht op
1 oktober 2021 om 16.40 uur op de Westerweg (N242) in Heerhugowaard met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de vertegenwoordiger van de officier van justitie op de zitting van de kantonrechter heeft medegedeeld dat onvoldoende is toegelicht waarom de betrokkene niet is staande gehouden en de kantonrechter heeft verzocht om het beroep gegrond te verklaren. Hetgeen de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft medegedeeld, kan niet anders worden verstaan dan dat er is besloten de inleidende beschikking te vernietigen. De gemachtigde wijst in dit verband op het arrest van het hof van 19 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7258. Gelet op artikel 6:19, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht diende de kantonrechter te beoordelen of er nog belang bestaat bij de beoordeling van het beroep. Nu de kantonrechter dat niet heeft gedaan, moet de beslissing van de kantonrechter worden vernietigd. De gemachtigde verzoekt het hof te doen hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen, te weten het beroep niet-ontvankelijk verklaren in verband met gebrek aan belang bij de beoordeling van het beroep.
3. In de beslissing van de kantonrechter is het volgende opgenomen:
“De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat onvoldoende is toegelicht waarom betrokkene niet is staande gehouden en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep gegrond te verklaren. (…)
In dit geval is naar het oordeel van de kantonrechter - anders dan de gemachtigde en de zittingsvertegenwoordiger menen - voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisanten blijkens de toelichting in het zaakoverzicht vanwege veel verkeer en een opstopping voor hen, niet meer konden invoegen om betrokkene staande te houden. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.”
4. Als de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie verklaart de inleidende beschikking te vernietigen, mag de kantonrechter ervan uitgaan dat dit gebeurt. Als namens het openbaar ministerie alleen het standpunt wordt ingenomen erop neerkomend dat de inleidende beschikking moet worden vernietigd, hoeft de kantonrechter dat standpunt niet in alle gevallen te volgen. In dit geval is het aan de kantonrechter om zelfstandig te toetsen of de bestuurder van het betrokken voertuig ten onrechte niet is staande gehouden. De kantonrechter is in casu dan ook niet gebonden aan het ter zitting van de kantonrechter ingenomen standpunt van de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie om het beroep gegrond te verklaren. De aangevoerde grond treft derhalve geen doel.
5. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
6. Gegeven deze beslissing is er geen recht op een proceskostenvergoeding. Het hof zal het verzoek om een proceskostenvergoeding daarom afwijzen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.