Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de waarde van de onroerende zaak heeft vastgesteld op € 514.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De waardepeildatum was 1 januari 2019. Belanghebbende, eigenaar van een appartement, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar de heffingsambtenaar heeft de waarde gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 7 juni 2023, die via beeldbellen plaatsvond, heeft de gemachtigde van belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, zijn grieven uiteengezet. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat deze te hoog is. De heffingsambtenaar heeft verwezen naar een taxatierapport dat de waarde onderbouwt met referentieobjecten. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, ondanks de argumenten van belanghebbende over de staat van onderhoud en de ligging van de onroerende zaak.
Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht heeft geschonden door bepaalde stukken niet te overleggen, maar dit heeft niet geleid tot een andere conclusie over de waarde. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen proceskosten of griffierechten toegewezen aan belanghebbende.