ECLI:NL:GHARL:2023:6822

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.326.434
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorg- en opvoedingstaken van minderjarigen onder toezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissingen van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die in eerdere beschikkingen een zorgregeling had vastgesteld. De vader verzocht om uitbreiding van de zorgregeling, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) en de moeder verweer voerden tegen deze verzoeken. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kinderrechter in de zaak met nummer 288474, omdat deze beslissing slechts een aanhouding betrof. In de zaak met nummer 287314 heeft het hof de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de zorgregeling is vastgesteld dat de vader en de kinderen minimaal eenmaal per week begeleid contact hebben. Het hof oordeelde dat de beslissing van de kinderrechter goed gemotiveerd was en dat de zorg voor de kinderen voorop staat. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.326.434
(zaaknummers rechtbank Overijssel 287314 en 288474)
beschikking van 15 augustus 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.H. van der Linden te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Tijken te Oldenzaal.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar
-de tussenbeschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo (hierna: de kinderrechter), van 14 december 2022 in de zaak met zaaknummer 287314 en
-de beschikking van de (kinderrechter in de) rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 3 februari 2023, schriftelijk vastgelegd op 6 februari 2023 in zowel de zaak met zaaknummer 287314 als in de zaak met zaaknummer 288474.
De beschikking van 3 februari 2023 zal verder ook worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 april 2023;
- het verweerschrift van de GI met producties;
- het verweerschrift van de moeder;
- een journaalbericht van mr. Tijken van 5 juli 2023 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 juli 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • twee vertegenwoordigers namens de GI;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De raad heeft het hof vooraf schriftelijk meegedeeld niet aanwezig te zullen zijn.

3.De feiten in eerste aanleg en in hoger beroep

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2014 te [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 te [woonplaats1] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De relatie van de ouders is beëindigd.
3.2
Bij beschikking van 2 maart 2022 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 2 maart 2023. De ondertoezichtstelling is door de kinderrechter bij afzonderlijke beschikking van 3 februari 2023 verlengd tot 2 maart 2024.
3.3
De ouders hebben op 11 augustus 2022 een ouderschapsplan ondertekend waarin zij zijn overeengekomen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] elke week op woensdagmiddag bij de vader verblijven van 15.30 uur tot 18.00 uur.

4.Het geschil in eerste aanleg en in hoger beroep

In eerste aanleg
4.1
De GI heeft de kinderrechter (in zaaknummer 287314) op 21 oktober 2022 - en nader geconcretiseerd tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 8 november 2022-, verzocht een zorg- en contactregeling vast te stellen waarbij de vader en de kinderen iedere woensdag van 15.30 uur tot 18.00 uur een begeleid contact moment hebben en waarbij de GI de regie heeft over de eventuele wijzigingen aan de zorg- en contactregeling.
4.2
De vader heeft de rechtbank (in zaaknummer 288474) op 17 november 2022 verzocht een opbouwende zorg- en contactregeling vast te stellen waarbij de kinderen uiteindelijk eenmaal per twee weken onbegeleide omgang met hem hebben van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede gedurende de helft van alle vakanties en feestdagen en verder te bepalen dat de moeder hem eenmaal per week schriftelijk informatie moet verschaffen over het wel en wee van de kinderen.
4.3
De kinderrechter heeft in zijn voormelde tussenbeschikking van 14 december 2022 de beslissing op het verzoek van de GI aangehouden, omdat de vader de rechtbank inmiddels had verzocht een (hiervoor onder 4.2 vermelde) uitgebreidere zorg- en contactregeling vast te stellen en de rechtbank de beide verzoeken vanwege de samenhang gelijktijdig wilde behandelen.
4.4
In het dictum van de bestreden beschikking heeft de kinderrechter een beslissing gegeven in de beide voormelde zaaknummers.
In zaaknummer 287314 is als zorgregeling bepaald dat de vader en de kinderen iedere woensdag van 15.30 uur tot 18.00 uur een begeleid contactmoment hebben, welke regeling als ondergrens geldt en waarbij de GI de regie heeft over een eventuele uitbreiding van de regeling.
In zaaknummer 288474 is aan de moeder een informatieverplichting opgelegd en is de beslissing over de door de vader verzochte verruiming van de zorgregeling aangehouden tot woensdag 9 augustus 2023 voor uitlating ouders en de GI over de stand van zaken en het verdere verloop van de procedure.
In hoger beroep:
4.5
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij is het niet eens met de beslissingen van de kinderrechter over de zorgregeling.
De vader verzoekt het hof:
  • de bestreden beschikking in zaaknummer 287314 te vernietigen en het verzoek van de GI af te wijzen;
  • de bestreden beschikking in zaaknummer 288474 te vernietigen ten aanzien van de (aanhoudings-)beslissing over de zorgregeling en zijn verzoek om verruiming van de zorgregeling, als volgt in te willigen:
  • gedurende vier weken heeft hij elke week onder begeleiding omgang met de kinderen van 14.00 tot 18.00 uur;
  • gedurende de volgende vier weken heeft hij elke week onder begeleiding omgang met de kinderen van 12.00 uur tot 18.00 uur;
  • gedurende de volgende vier weken heeft hij elke week onder begeleiding omgang met de kinderen van 10.00 uur tot 18.00 uur;
  • gedurende de volgende vier weken heeft hij eenmaal per twee weken onbegeleide omgang met de kinderen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 10.00 uur;
  • gedurende de volgende vier weken heeft hij eenmaal per twee weken onbegeleide omgang met de kinderen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 14.00 uur;
  • gedurende de volgende vier weken heeft hij eenmaal per twee weken onbegeleide omgang met de kinderen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;
  • uiteindelijk heeft hij eenmaal per twee weken onbegeleide omgang met de kinderen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.00 uur en gedurende de helft van alle vakanties en feestdagen.
4.6
De GI voert verweer en vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel deze verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.7
De moeder voert eveneens verweer. Zij vraagt het hof de vader, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoek in hoger beroep af te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

ontvankelijkheid
5.1
Het hof stelt vast dat in (in het dictum van) de bestreden beschikking sprake is van beslissingen in de twee onderscheiden zaken. De kinderrechter heeft een eindbeslissing gegeven op het verzoek van de GI over de zorgregeling met de vader in zaaknummer 287314. In de zaak met nummer 288474 heeft de kinderrechter beslist dat de beoordeling van het verzoek van de vader over verruiming van de zorgregeling wordt aangehouden. In de bestreden beschikking is de algemene mededeling opgenomen waarin wordt vermeld dat op de aangegeven wijze hoger beroep kan worden ingesteld.
Ingevolge artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan van tussenbeschikkingen hoger beroep worden ingesteld slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald of artikel 75, eerste lid, Rv van toepassing is. Van een deelbeschikking waarin een einde wordt gemaakt aan (enig deel) van het verzochte kan wel hoger beroep worden ingesteld.
In de zaak van de GI (287314) is sprake van een eindbeschikking, waarvan hoger beroep open staat. De vraag is of ook beroep open staat tegen de beslissing in de andere zaak
(288474), nu in het dictum in die zaak niet uitdrukkelijk is beslist over enig deel van het verzochte, maar slechts sprake is van een aanhouding. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is. Het hof constateert dat het onderwerp weliswaar hetzelfde is – omgang - maar het gaat om onderscheiden partijen – in de ene zaak de GI versus de vader en de moeder –, in de andere zaak de vader versus de moeder. Naar het oordeel van het hof gaat de beslissing van de Hoge Raad van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ2306) niet zo ver dat ook in een geval als het onderhavige de vader ondanks dat sprake is van een aanhouding toch ontvankelijk is in zijn hoger beroep in de zaak tegen de moeder – strekkende tot uitbreiding van de omgang – enkel en alleen omdat in de deelbeschikking in de zaak van de GI is beslist op een verzoek van de GI dat nu juist strekte tot beperking van de omgang.
Het hof zal de vader niet ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep in zaaknummer 288474. In zaaknummer 287314 zal het hof hierna een inhoudelijk oordeel geven.
juridisch kader
5.2
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
oordeel van het hof
5.3
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter een goede beslissing heeft gegeven. Het hof verwijst naar de motivering van de kinderrechter in de bestreden beschikking, neemt die motivering na eigen onderzoek over en voegt daaraan nog het volgende toe.
5.4
De rechtbank heeft overwogen dat de gedragssignalen van [de minderjarige2] en haar uitspraken in het taxatiegesprek met [naam1] zorgelijk zijn. Uit het door de moeder recent ingebrachte emailbericht van 3 juli 2023 van de speltherapeut blijkt dat [de minderjarige2] nog steeds zeer zorgelijke uitspraken doet die duiden op mogelijk seksueel misbruik door de vader. Verder kan, zo blijkt uit het dossier, uit het gedrag van [de minderjarige2] worden afgeleid dat zij veel onveiligheid ervaart. Volgens de moeder heeft [de minderjarige2] last van zindelijkheidsproblemen, met name na de het contactmoment. Aan deze signalen kan naar het oordeel van het hof niet zomaar voorbij worden gegaan. Ook [de minderjarige1] kampt met onderscheiden problematiek, zo blijkt uit het dossier. Er is een psychodiagnostisch onderzoek bij haar uitgevoerd en daaruit komen intellectuele tekorten en tekorten in het adaptief functioneren naar voren. [de minderjarige1] gaat inmiddels naar dezelfde school als [de minderjarige2] . Gezien wordt dat [de minderjarige1] last heeft van gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt en dat sprake is van vermijdend gedrag. Er zijn verder aanwijzingen voor een problematische gehechtheid. De ontwikkeling van de beide kinderen geeft naar het oordeel van het hof aanleiding om voorzichtig om te gaan met het aanbrengen van veranderingen. De kinderen zijn beperkt belastbaar en daarom moeten beslissing voor de kinderen steeds zeer zorgvuldig worden afgewogen. De ondertoezichtstelling strekt daartoe.
5.5
Uit de toelichting van de GI leidt het hof af dat de GI - anders dan de vader stelt - geen vooringenomen standpunt heeft maar probeert om de situatie met een open blik tegemoet te treden. De GI heeft voorafgaand aan de zitting in hoger beroep informatie overgelegd waaruit -anders dan uit eerdere berichten- blijkt dat de vader open staat voor hulpverlening en leerbaar is. De betrokken hulpverleners zien dat de vader en de kinderen het tijdens de omgang leuk met elkaar hebben en de kinderen geven aan zij hun vader meer willen zien. De GI ziet mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang en onderzoekt op dit moment hoe dat gerealiseerd kan worden. De huidige omgangscontacten zijn door de GI inmiddels verlengd met een half uur zodat de vader en de kinderen de tijd hebben om samen te eten. De GI heeft verder meegedeeld dat er voor [de minderjarige2] is gekozen voor speltherapie, waarna mogelijk traumatherapie wordt ingezet. De ouders zullen voorlichting en instructie krijgen hoe zij het best met de signalen en de situatie van [de minderjarige2] kunnen omgaan. Het hof constateert dat door de GI inmiddels dus diverse stappen zijn gezet.
5.6
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep uitgelegd dat hij zich een maand na de mondelinge behandeling bij de kinderrechter heeft gewend tot zijn huisarts voor een onderzoek bij [naam2] gericht op zijn seksuele ontwikkeling. Ondanks inspanningen van zijn kant heeft zijn huisarts hem helaas pas op 23 mei 2023 aangemeld bij [naam2] . De intake vindt plaats in augustus 2023.
Het hof vindt het begrijpelijk dat de GI gelet op het taxatiegesprek van [naam1] en de uitlatingen van [de minderjarige2] geen risico durft te nemen met betrekking tot de omgang. Het is belangrijk dat er meer duidelijkheid komt over de seksuele ontwikkeling van de vader. De bevindingen van [naam2] kunnen bijdragen aan die duidelijkheid en aan herstel van het vertrouwen in de vader.
5.7
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de grieven van de vader falen en de beslissing dat de zorgregeling waarbij de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] minimaal eenmaal per week (op woensdag) begeleid contact hebben van 15.30 uur tot 18.00 uur en de GI de regie heeft over een eventuele uitbreiding van de zorg- en contactregeling op dit moment in stand moet blijven. Het hof zal de bestreden beschikking in zaaknummer 287314 daarom bekrachtigen.
5.8
Het hof zal de proceskosten op grond van de aard van het geschil compenseren, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de vader niet ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 3 februari 2023 in zaaknummer 288474;
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 3 februari 2023 in zaaknummer 287314:
compenseert de kosten van het ging in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, P.B. Kamminga en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door de griffier, en is op 15 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.