ECLI:NL:GHARL:2023:6904

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
200.314.976/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over eigendom en leasebetalingen van machines na verkoop onder marktwaarde

In deze zaak heeft Tilleman Holding B.V. een machine gekocht van een verkoper die deze in financiële lease/huurkoop ter beschikking had. De koop vond plaats tegen inruil van twee machines en een betaling van € 25.000. Na de koop zijn er afspraken gemaakt over de verkoop van de ingeruilde machines en de betaling van de resterende leasetermijnen door de verkoper aan Tilleman Holding. De koper heeft echter zonder overleg een van de ingeruilde machines verkocht voor een lagere prijs dan eerder was afgesproken. Tilleman Holding heeft de verkoper aangesproken voor de betaling van de leasetermijnen. Het hof heeft geoordeeld dat de verkoper deze leasetermijnen moet betalen en heeft besloten dat er een deskundige moet worden ingeschakeld om de waarde van de ingeruilde machine op het moment van verkoop vast te stellen. De zaak is complex door de verschillende partijen en de juridische geschillen over de contractuele verplichtingen en de waarde van de machines. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.314.976/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 194092)
arrest van 15 augustus 2023
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1]
en die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie (samen met [naam1] B.V. in liquidatie (hierna: [naam1] ), Gemi Beheer B.V. en [naam2] ) en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.M. Pol,
en
Tilleman Holding B.V.,
die is gevestigd in Elst
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
Tilleman Holding,
advocaat: mr. J. van Berk.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Na het tussenarrest van 21 maart 2023 heeft op 15 juni 2023 een enkelvoudige mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van de mondelinge behandeling is een verslag opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Aan het slot van de mondelinge behandeling is een datum voor arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tilleman Holding heeft een machine gekocht die aan de verkoper in financiële lease/huurkoop ter beschikking was gesteld (onder meer) tegen inruil van twee machines en betaling van € 25.000,-. Daarna zijn nadere afspraken gemaakt inhoudende dat de ingeruilde machines zullen worden verkocht en dat de verkoper aan Tilleman Holding de resterende leasetermijnen betaalt. Tilleman Holding heeft een van de ingeruilde machines verkocht voor minder dan waar bij de koopovereenkomst van werd uitgegaan.
2.2.
Tilleman Holding heeft bij de rechtbank (in conventie) na wijziging van eis gevorderd dat [appellant] en de andere gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 82.566,96 aan hoofdsom en € 1.600,67 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag van betekening van de dagvaarding (26 augustus 2019) en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten. [appellant] heeft bij de rechtbank (in voorwaardelijke reconventie) gevorderd dat Tilleman Holding wordt veroordeeld tot betaling van € 65.712,15, te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente en subsidiair de wettelijke rente vanaf de dag van het instellen van de eis in reconventie (3 maart 2019) over € 64.000,- en met veroordeling van Tilleman Holding in de proceskosten.
2.3.
In conventie heeft de rechtbank de vorderingen van Tilleman Holding tegen Gemi Beheer B.V. en [naam2] afgewezen. Tilleman Holding is niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen jegens [naam1] . [appellant] is veroordeeld om aan
Tilleman Holding te betalen € 81.446,91 vermeerderd met de wettelijk handelsrente vanaf
26 augustus 2019 en € 1.589,47 wegens buitengerechtelijke kosten. Ook is [appellant] veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van [appellant] afgewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
2.4.
[appellant] is in hoger beroep gekomen onder aanvoering van vijftien grieven, waarvan de eerste twee zijn gericht tegen het tussenvonnis van 8 december 2021 en de overige tegen het eindvonnis van 4 mei 2022. De bedoeling van het hoger beroep is dat het hof de vonnissen van de rechtbank van 18 december 2019, 8 december 2021 en 4 mei 2022 vernietigt, de vorderingen van Tilleman Holding afwijst en de vorderingen van [appellant] toewijst.
2.5.
Het hof zal oordelen dat [appellant] contractspartij van Tilleman Holding is en daarmee gebonden aan de nadere afspraken en dat het hof over de marktwaarde van de door Tilleman Holding verkochte ingeruilde machine wil worden voorgelicht door een deskundige. Dat wordt hierna uitgelegd. Daarvoor zijn allereerst de feiten van belang zoals die in deze procedure vaststaan.

3.De feiten

3.1.
Tilleman Holding is een financiële holding. Bestuurder van Tilleman Holding is de heer [naam3] . Tilleman Holding neemt deel in Loonbedrijf Tilleman B.V.
3.2.
Tot 1 januari 2013 exploiteerde [appellant] een loonbedrijf in de vorm van een maatschap met zijn ouders (maatschap [appellant] ). Na de maatschap te hebben voortgezet in de vorm van een eenmanszaak, heeft [appellant] de activiteiten vanuit de eenmanszaak per 1 januari 2014 samen met zijn echtgenote voorgezet in Loonbedrijf [appellant] VOF. De exploitatie van de VOF is eind 2016 gestaakt.
3.3.
[naam1] was een vennootschap die onder meer handelde in landbouwmachines. Met ingang van 1 mei 2015 heeft [appellant] bij de Kamer van Koophandel geregistreerd gestaan als bestuurder van [naam1] . Op 19 oktober 2016 is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd dat [naam1] met ingang van 6 september 2016 is ontbonden omdat er geen bekende baten meer aanwezig waren.
3.4.
Tilleman Holding heeft via internet een door de handelsonderneming Beverdam Machinery (hierna: Beverdam) aangeboden hakselaar van het merk Krone gekocht. (De heer [naam4] van) Beverdam heeft daarover schriftelijk verklaard:

Dhr. [appellant] heeft mij benaderd om de Krone hakselaar (…) te adverteren op internet, omdat hij de machine wilde verkopen. Door de advertentie werd ik benaderd door client Tilleman. Dhr. [naam3] vroeg mij naar de prijs van de machine. Toen heb ik hem medegedeeld dat de hakselaar nog in de lease zat bij de Lage Landen Lease. De heer [naam3] en [appellant] hebben samen afspraken gemaakt over de financiële afwikkeling.
3.5.
Voor deze Krone hakselaar was een financiële lease/huurkoop overeenkomst afgesloten tussen de maatschap [appellant] en De Lage Landen Vendorlease B.V.
(De Lage Landen). De leaseovereenkomst is op 31 augustus 2015 overgenomen door (de eenmanszaak van) [appellant] .
3.6.
[naam1] heeft voor de verkoop van de Krone hakselaar een factuur gestuurd. Deze factuur van 9 oktober 2015 is gericht aan Loonbedrijf Tilleman B.V. Op de factuur staat hetzelfde adres vermeld als het adres van (de eenmanszaak van) [appellant] aan de [adres] in [woonplaats1] . Uit de factuur blijkt dat Tilleman Holding de Krone hakselaar heeft gekocht voor € 250.000,- tegen inruil van een New Holland hakselaar ter waarde van € 175.000,- en de inruil van een McHale balenpers ter waarde van € 50.000,- en betaling van € 25.000,-.
3.7.
Op 11 oktober 2015 heeft Beverdam de Krone hakselaar bij [appellant] opgehaald en bij Tilleman Holding gebracht waarna hij van Tilleman Holding de New Holland hakselaar retour heeft genomen en heeft afgeleverd bij [appellant] aan de [adres] in [woonplaats1] . [appellant] heeft de New Holland hakselaar in gebruik genomen. Op enig moment heeft Tilleman Holding ervoor gezorgd dat de balenpers bij [appellant] terecht is gekomen.
3.8.
Op 21 oktober 2015 heeft Tilleman Holding van De Lage Landen een e-mail ontvangen, waarin De Lage Landen laat weten dat [appellant] toestemming heeft verleend om aan Tilleman Holding een tussen De Lage landen en (de eenmanszaak van) [appellant] geldende financiële lease/huurkoopovereenkomst te verstrekken.
3.9.
In een e-mail van 11 november 2015 heeft Tilleman Holding het volgende bericht naar het e-mailadres van Loonbedrijf [appellant] gestuurd:

Geachte heer [appellant] , hierbij zenden wij ons voorstel voor overname lease.
Wij nemen de lease over.
Uw factuur van € 25000,00 excl. BTW (factuurnummer 201501101) betalen wij aan DLL als zijnde aflossingen met een maximaal van 7 maanden.
Na 7 maanden brengen wij het rentepercentage van de lease in rekening.
Wij gaan er van uit dat binnen deze 7 maanden de New Holland hakselaar en de Mc Hale pers verkocht zijn. Zodra de hakselaar en de pers verkocht zijn dienen resterende leasetermijnen aan ons te worden overgemaakt, zodat wij de lease volledig kunnen aflossen.
Indien u eerder de resterende leasetermijnen aan ons overmaakt, wordt het resterende bedrag van uw factuur aan u overgemaakt.
3.10.
In een e-mail van 16 november 2015 (afkomstig van Loonbedrijf [appellant] ) is [appellant] hiermee akkoord gegaan. Deze e-mail is later voorzien van de handgeschreven tekst: “
Voor akkoord. Datum: 22-01-2016. Naam: [appellant]” en, daaronder, de handtekening van [appellant] .
3.11.
Tilleman Holding heeft het leasecontract met De lage Landen van [appellant] overgenomen. De overeenkomst voor de contractsovername is op 22 januari 2016 ondertekend door Tilleman Holding en op 10 februari 2016 door (de eenmanszaak van) [appellant] .
3.12.
Op 6 juli 2016 heeft Tilleman Holding [naam1] een factuur gestuurd van € 192.446,96. De factuur is gestuurd naar het adres van (de eenmanszaak van) [appellant] aan de [adres] in [woonplaats1] . In de factuur is het in rekening gebrachte bedrag als volgt opgebouwd:
Krone hakselaar
-250.000,-
New Holland hakselaar
175.000,-
Balenpers
50.000,-
Totaal facturen
- 25.000,-
BTW
5.250,-
Totaal facturen incl. BTW
30.250,-
Leasetermijnen DDL lease
222.696,96
Subtotaal factuur
192.446,96
BTW NVT
Totaal factuur
192.446,96
3.13.
In een begeleidende brief ook van 6 juli 2016 heeft Tilleman Holding aan [naam1] geschreven:

De eerste leasetermijnen zijn door ons betaald en verrekend met uw factuur [van 9 oktober 2015]. De resterende leasetermijnen dienen door u aan ons te worden overgemaakt. Dit is totaal € 192.446,96 (…). Wij bieden u de mogelijkheid dit bedrag vanaf heden in maandelijkse termijnen aan ons over te maken. Over de termijnbedragen dient u in overleg te treden met de heer [naam3] . U en wij zullen ons inzetten om de hakselaar New Holland (…) voor u te verkopen. De opbrengst dient door de koper te worden overgemaakt op het bankrekeningnummer van Tilleman (…).”
3.14.
Op enig moment heeft [appellant] ermee ingestemd dat de New Holland hakselaar weer naar Tilleman Holding ging.
3.15.
In december 2016 heeft Tilleman Holding de New Holland Hakselaar verkocht voor € 111.000,-.

4.Het oordeel van het hof

4.1.
[appellant] heeft geen grieven gericht tegen het tussenvonnis (een comparitievonnis) van de rechtbank van 18 december 2019. [appellant] zal bij eindarrest dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot vernietiging van dit tussenvonnis.
Bezwaren van [appellant] tegen het tussenvonnis van de rechtbank van 8 december 2021 slagen niet
4.2.
In zijn conclusie van antwoord en van eis in voorwaardelijke reconventie heeft [appellant] (in randnummer 8) opgenomen dat Tilleman Holding haar vordering ter incasso heeft gegeven. [appellant] verwijst daarbij naar een door hem (als productie 3) overgelegde e-mail van de toenmalige gemachtigde van Tilleman Holding van 21 oktober 2016 gestuurd naar het e-mailadres van Loonbedrijf [appellant] , waarin wordt verzocht om € 195.958,40 te betalen binnen vijf dagen na ontvangst van het bericht. Tilleman Holding heeft dit niet betwist. De rechtbank kon dit daarom als feit vaststellen. Het daartegen gerichte bezwaar (
grief 1) van [appellant] slaagt niet.
4.3.
In zijn tweede bezwaar gaat [appellant] uit van een onjuiste lezing van het tussenvonnis. De rechtbank overweegt (in rechtsoverweging 4.13) dat tussen Tilleman Holding en [naam1] , Gemi Beheer B.V. en [naam2] niet (meer) in geschil is wie in 2015 en 2016 bestuurder was van [naam1] en dat dit met ingang van 1 mei 2015 tot aan de ontbinding van [naam1] alleen [appellant] was. Anders dan [appellant] aanvoert, staat daar niet dat partijen het erover eens zijn dat [appellant] vanaf 1 mei 2015 bestuurder is geweest van [naam1] . De rechtbank noemt [appellant] immers niet. Dit bezwaar van [appellant] (
grief 2) slaagt niet.
[appellant] is partij bij de overeenkomst van 16 november 2015
4.4.
[appellant] voert aan dat niet hij maar [naam1] de afspraken met Tilleman Holding heeft gemaakt. De rechtbank heeft de vraag of [appellant] bij het sluiten van de overeenkomst in eigen naam (als wederpartij van Tilleman Holding) heeft gehandeld, getoetst aan wat hij en Tilleman Holding daarover tegen elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragen hebben afgeleid en mogen afleiden. [1] Het hof stelt voorop dat de rechtbank van de juiste maatstaf is uitgegaan. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat Tilleman Holding er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [appellant] voor zichzelf handelde.
4.5.
De inhoud van de overeenkomst is een bij de afweging te betrekken omstandigheid. De overeenkomst (zie hiervoor onder 3.9) houdt in dat de door Tilleman Holding overgenomen leasetermijnen aan Tilleman Holding vergoed moeten worden. Met de rechtbank stelt het hof vast dat de in deze overeenkomst neergelegde afspraken feitelijk neerkomen op een aanpassing van de eerdere koopovereenkomst waardoor Tilleman Holding (als opvolgende huurkoper) de Krone hakselaar in eigendom kan verkrijgen zonder afhankelijk te zijn van (de eenmanszaak van) [appellant] voor wat betreft de nakoming van zijn betalingsverplichtingen tegenover De Lage Landen. Tilleman Holding heeft ook daadwerkelijk de leaseovereenkomst overgenomen die sinds augustus 2015 op naam van (de eenmanszaak van) [appellant] (en dus niet op naam van [naam1] ) stond. Al deze omstandigheden duiden erop dat [appellant] voor zichzelf handelde. Ook de volgende omstandigheden doen dat: (a) [appellant] heeft de Krone hakselaar gebruikt bij zijn eigen bedrijfsvoering, niet bij die van [naam1] (b) [appellant] is via de e-mail op 16 november 2015 akkoord gegaan met het voorstel van Tilleman Holding van 11 november 2015 tot overname van de leaseovereenkomst en (c) [appellant] heeft op 22 januari 2016 dit voorstel van Tilleman Holding (handgeschreven) in eigen naam voor akkoord ondertekend. Als hij de overeenkomst toch niet in eigen naam wilde aangaan, lag het op de weg van [appellant] om daarover duidelijkheid te verschaffen. Dat heeft hij niet gedaan.
4.6.
De omstandigheden dat [naam1] de factuur voor de Krone hakselaar aan Tilleman Holding heeft gestuurd en Tilleman Holding (daarom) haar factuur van € 192.446,96 voor verschuldigde leasetermijnen heeft gericht aan [naam1] wegen voor het hof, zowel op zichzelf als in onderling verband en in relatie tot de andere hiervoor besproken omstandigheden, onvoldoende zwaar om tot een ander oordeel te komen. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat Tilleman Holding de factuur van € 192.446,96 heeft verstuurd naar het e-mailadres van [appellant] .
4.7.
Als contractspartij is [appellant] gehouden om uitvoering te geven aan de overeenkomst van 16 november 2015. De daartegen aangevoerde bezwaren van [appellant] (
grieven 3, 4 en 5) slagen niet.
Leasetermijnen zijn niet belast met btw
4.8.
Tilleman Holding heeft naar het oordeel van het hof in haar eiswijziging terecht geen btw meegenomen. Tilleman Holding heeft toegelicht dat zij het surplus van € 25.000,- exclusief btw zijnde € 30.250,- inclusief btw niet aan [naam1] heeft voldaan, maar op de achterstallige leasetermijnen in mindering heeft gebracht. De aan De Lage Landen verschuldigde leasetermijnen zijn niet belast met btw en Tilleman Holding heeft daarvan dus ook geen aftrek van voorbelasting gehad. Tilleman Holding heeft daarom terecht haar eis verminderd met € 25.000,-. Het daartegen gerichte bezwaar van [appellant] (
grief 6) slaagt niet.
4.9.
Dit betekent dat het hof – net als de rechtbank – van oordeel is dat Tilleman Holding een vordering heeft van € 192.446,96 op [appellant] . Het daartegen gerichte bezwaar van [appellant] (
grief 7) slaagt niet.
4.10.
Tilleman Holding heeft op de € 192.446,96 in mindering gebracht de verkoopopbrengst van de New Holland hakselaar van € 111.000,- waarin de rechtbank Tilleman Holding is gevolgd. De bezwaren van [appellant] daartegen (grieven 11 t/m 13) komen er in essentie op neer dat de New Holland hakselaar voor een te laag bedrag is verkocht. Het hof oordeelt daarover als volgt.
Voor verkoop is toestemming nodig van althans overleg met [appellant]
4.11.
Anders dan bij de rechtbank legt [appellant] in hoger beroep aan zijn vordering ten grondslag dat Tilleman Holding tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken door zonder zijn toestemming althans zonder overleg met hem de New Holland hakselaar onder de markwaarde te verkopen. Tilleman Holding betwist niet voldoende gemotiveerd dat die toestemming althans dat overleg nodig was, maar voert tot haar (zelfstandig) verweer aan dat [appellant] die toestemming heeft gegeven, althans dat overleg met [appellant] heeft plaatsgevonden, wat [appellant] betwist. Het hof stelt vast dat Tilleman Holding van die toestemming en van dat overleg geen bewijsaanbod heeft gedaan Het hof ziet ook geen aanleiding ambtshalve bewijs op te dragen. Het hof gaat er daarom van uit dat [appellant] geen toestemming heeft gegeven voor de verkoop en dat daar (anders dan bij een vorige gelegenheid) ook geen overleg met [appellant] over heeft plaatsgevonden. In zoverre is Tilleman Holding dus tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de gemaakte afspraken. Voor toewijzing van de vordering van [appellant] op basis van deze tekortkoming van Tilleman Holding is evenwel ook nodig dat komt vast te staan dat Tilleman Holding de New Holland hakselaar, zoals [appellant] stelt, onder de markwaarde heeft verkocht. Alleen dan heeft hij immers schade geleden door de tekortkoming.
Is de New Holland hakselaar in december 2016 onder de marktwaarde verkocht?
4.12.
Tilleman Holding betwist dat zij de New Holland hakselaar onder de marktwaarde heeft verkocht. Tilleman Holding wijst erop dat in eerste instantie [appellant] de New Holland hakselaar zou verkopen, maar dat dit [appellant] niet is gelukt. [appellant] wijst erop dat Tilleman Holding eind november/begin december 2016 een bod op de hakselaar had gekregen van € 127.000,- wat toen door partijen is afgewezen en op een door hem overgelegde e-mail van [naam5] van 18 juli 2020 waarin [naam5] de verkoopwaarde van een New Holland hakselaar uit bouwjaar 2012 met 660 ‘draai-uren’ per december 2016 op € 169.500,- exclusief btw stelt. Tilleman Holding betwist de juistheid van dat bouwjaar en het genoemde aantal draai-uren en wijst op onvoldoende onderhoud door [appellant] .
4.13.
Het hof wil door een deskundige worden voorgelicht over de marktwaarde van de New Holland hakselaar op 14 december 2016, zijnde de datum van verkoop daarvan door Tilleman Holding. Het hof stelt voor dat aan de deskundige de vraag zal worden gesteld wat in december 2016 de marktwaarde van de New Holland hakselaar was. Bij die waardering zal de deskundige in ieder geval, mede, tot uitgangspunt hebben te nemen bouwjaar, draaiuren en algehele onderhoudstoestand van de machine per december 2016, uiteraard tenzij de deskundige, gemotiveerd, aangeeft dat en waarom deze factoren niet van belang zijn voor bepaling van de marktwaarde. De bewijslast van de stelling dat de New Holland hakselaar een hogere marktwaarde had dan de € 111.000,- waarvoor Tillema Holding deze heeft verkocht, rust op [appellant] . Overeenkomstig zijn bewijsaanbod zal het hof hem in de gelegenheid stellen zijn stelling aan de hand van een deskundigenbericht te bewijzen.
4.14.
Het hof zal beide partijen in de gelegenheid stellen om bij gelijktijdig te nemen akte zich uit te laten over de door het hof voorgestelde vraag en om zelf vragen te formuleren. Partijen kunnen zich verder uitlaten over de persoon, hoedanigheid en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige, zijn bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en
e-mailadressen), de marges waarbinnen het loon van de deskundige mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt.
Hierbij verzoekt het hof partijen met elkaar in overleg te treden over de persoon van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk een persoon voor te dragen. Mochten partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof partijen in hun tevoren over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen persoon en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, of mee te delen dat zij zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof. Als partijen niet willen volstaan met benoeming van één deskundige geldt het voorgaande voor alle door hen voorgedragen deskundigen.
Rente
4.15.
[appellant] maakt bezwaar (grief 8) tegen de toewijzing van wettelijke handelsrente over de ten tijde van het wijzen van het vonnis verschenen leasetermijnen vanaf de datum van dagvaarding. [appellant] voert aan dat Tilleman Holding op het moment van betekening van de dagvaarding nog 22 leasetermijnen (van € 3.497,64) moest betalen zodat
Tilleman Holding daarover nog geen renteschade had geleden.
4.16.
Het hof stelt in dit kader voorop dat wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW uitsluitend ziet op verbintenissen tot nakoming van handelsovereenkomsten en niet op een verbintenis tot schadevergoeding. Aan het hof ligt ter beoordeling voor of er op grond van de aangevoerde feiten voor toewijzing van de wettelijke (handels)rente een rechtsgrond voorhanden is. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen om zich in hun memorie na deskundigenbericht uit te laten over de grondslag voor de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente en over een berekening daarvan (en van de ‘gewone’ wettelijke rente) op basis van daadwerkelijke leasebetalingen.
4.17.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan (waaronder die over de grieven 8 en
11 t/m 13 en de grieven 9 en 10).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 10 oktober 2023voor een akte door beide partijen zoals genoemd in de rechtsoverwegingen 4.13, 4.14 en 4.16;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, H. de Hek en W.P.M. ter Berg en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.

Voetnoten

1.HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877 (Kribbebijter)