In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 354 niet volledig was voldaan. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de waarderingen van onroerende zaken en de daaropvolgende aanslagen onroerendezaakbelasting voor het jaar 2020. De heffingsambtenaar had de waarden gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat leidde tot hoger beroep bij het Hof. Tijdens de zitting op 2 augustus 2023 werd het geschil besproken, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanvoerde dat hij de aangetekende brief met de betalingsverplichting nooit had ontvangen. Het Hof oordeelde dat de gemachtigde niet in verzuim was, omdat de aangetekende brief niet door of namens hem was afgehaald. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug voor een nieuwe behandeling. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 837, en werd het betaalde griffierecht van € 541 vergoed.