ECLI:NL:GHARL:2023:7860

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
200.316.619
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor wegens strijd met goede procesorde

In deze zaak heeft Allianz Global Corporate & Specialty SE, een vennootschap naar Duits recht, op 7 juni 2023 een verzoekschrift ingediend voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan in het kader van een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin Allianz in het ongelijk is gesteld. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de (indirect) bestuurders van Dutch Brand House B.V. (DBH) en de rol van de curator, [verweerder], die hen aansprakelijk heeft gesteld voor het boedeltekort van DBH. Allianz stelt dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld door een kansloze procedure te voeren en vraagt om een getuigenverhoor om zijn handelen te kunnen onderbouwen.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft het verzoek van Allianz afgewezen. Het hof oordeelt dat de combinatie van factoren, zoals de stand van het geding, de vertraging die van toewijzing van het verzoek het gevolg zal zijn, en het tijdsverloop voordat het verzoek is gedaan, strijdig zijn met de goede procesorde. Het hof wijst erop dat de hoofdprocedure al vergevorderd is en dat het praktisch niet mogelijk is om de rechter-commissaris nog als getuige te horen voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaak. Allianz heeft niet aangetoond dat er nieuwe omstandigheden zijn die het indienen van het verzoek op dit late moment rechtvaardigen.

Daarom wordt Allianz veroordeeld in de proceskosten van [verweerder]. De beslissing is genomen door de rechters S.C.P. Giesen, M.S.A. van Dam en G.R. den Dekker en is openbaar uitgesproken op 19 september 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.316.619-02
beschikking van 19 september 2023
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
Allianz Global Corporate & Specialty SE
die is gevestigd in München (Duitsland)
verzoekster
hierna: Allianz
advocaat: mr. V. van Oosteren
tegen
[verweerder] ,
die woont in [woonplaats1]
verweerder
hierna: [verweerder]
advocaat: mr. V. Terlouw.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Allianz heeft op 7 juni 2023 een verzoekschrift met producties ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
1.2.
[verweerder] heeft in reactie op het verzoekschrift op 14 augustus 2023 een verweerschrift met producties ingediend.
1.3.
Partijen hebben beide afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.De kern van de zaak

2.1.
[verweerder] is in 2013 benoemd als curator in het faillissement van Dutch Brand House B.V. (hierna: DBH). [verweerder] heeft - na een door hem ingesteld rechtmatigheidsonderzoek - besloten om de (indirect) bestuurders van DBH persoonlijk aansprakelijk te stellen voor het boedeltekort van DBH wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur (artikel 2:248 lid 1 en 2 BW). De rechtbank heeft alle vorderingen van [verweerder] afgewezen en hem (
als curator) in de proceskosten veroordeeld. Allianz, de verzekeraar van de (indirect) bestuurders van DBH, heeft [verweerder] vervolgens
persoonlijkaansprakelijk gesteld voor de schade die is geleden door het instellen van de procedure. Allianz meent dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld, dan wel misbruik heeft gemaakt van procesrecht door het voeren van een op voorhand evident kansloze bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure en om die reden de (proces)kosten moet betalen die de (indirect) bestuurders hebben gemaakt om verweer te voeren in de door [verweerder] aangespannen procedure.
2.2.
Allianz heeft het geschil voorgelegd aan de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (kenmerk C/16/524692). De rechtbank heeft Allianz bij eindvonnis van 25 mei 2022 in het ongelijk gesteld. Allianz is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De zaak is bij dit hof bekend onder zaaknummer: 200.316.619-01. Uit het roljournaal blijkt dat beide partijen hun memories hebben genomen en dat op 25 oktober 2023 een mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
2.3.
Om haar (bewijs)kansen in hoger beroep beter te kunnen inschatten wil Allianz één getuige laten horen. Het hof zal dat verzoek afwijzen en zal hierna toelichten hoe het tot dat oordeel komt.

3.De motivering van de beslissing

3.1.
Het verzochte voorlopig getuigenverhoor ziet op de gang van zaken rond het starten van de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure door [verweerder] . [verweerder] heeft gesteld dat hij toestemming heeft gekregen van de rechter-commissaris om deze aansprakelijkheidsprocedure te starten. Allianz betwist deze stelling. Voor zover er toestemming zou zijn gegeven door de rechter-commissaris vermoedt Allianz dat [verweerder] de rechter-commissaris onjuiste feiten heeft voorgehouden op basis waarvan de rechter-commissaris toestemming heeft verleend. Allianz wil graag ophelderen wat er tussen de curator en de rechter-commissaris is besproken, zodat zij daarmee kan bewijzen dat [verweerder] onzorgvuldig heeft gehandeld en geprocedeerd. Het voorlopig getuigenverhoor zal Allianz, zo stelt zij, in staat stellen om haar (rechts)positie bij de lopende hoofdprocedure beter te kunnen beoordelen en haar standpunten beter te kunnen onderbouwen. Allianz stelt dat de
rechter-commissaris mr. D.M. Staal(werkzaam bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, afdeling insolventie) als getuige kan verklaren over feiten en omstandigheden die voor de procedure in hoger beroep mogelijk van belang zijn.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak kan een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde, en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar; verder bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (artikel 3:303 BW). [1]
3.3.
Het hof stelt vast dat in de hoofdzaak die bij dit hof aanhangig is (200.316.619-01) zowel de memorie van grieven als de memorie van antwoord al is genomen. De zaak zal zeer binnenkort door de meervoudige kamer van dit hof mondeling worden behandeld. Het is praktisch niet mogelijk om de rechter-commissaris vóór die mondelinge behandeling nog als getuige te laten horen. Dat is alleen mogelijk als de behandeling van de hoofdprocedure wordt onderbroken. Gesteld noch gebleken is waarom Allianz pas in dit stadium van de hoofdprocedure het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor heeft ingediend. De procedure die uitmondde in het vonnis van de rechtbank van 25 mei 2022 is bij dagvaarding van 6 juli 2021 al ingeleid. Bovendien is ook na de uitspraakdatum meer dan een jaar verstreken alvorens Allianz haar verzoekschrift bij het hof heeft ingediend. Allianz heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat zich omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan het nu pas mogelijk is om rechter-commissaris mr. D.M. Staal als getuige te doen horen. De combinatie van deze factoren (de stand van het geding, de vertraging die van toewijzing van het verzoek het gevolg zal kunnen zijn en het tijdsverloop voordat het verzoek is gedaan zonder dat daarvoor een reden is gegeven), maken het naar het oordeel van het hof strijdig met de goede procesorde om nu eerst nog over te gaan tot het horen van getuigen.
3.4.
Nu het hof het verzoek van Allianz zal afwijzen wegens strijd met een goede procesorde, ziet het hof geen aanleiding in te gaan op de vraag of een rechter-commissaris kan worden gehoord over de inhoud van de informatie-uitwisseling tussen hem en een faillissementscurator. Evenmin ziet het hof aanleiding om in te gaan op de stelling van [verweerder] dat het rechter-commissaris mr. P.A.M. Penders (en dus niet mr. D.M. Staal) is geweest die op 20 december 2017 toestemming heeft gegeven om deze procedure tegen de bestuurders te starten en waarop Allianz nog niet in de gelegenheid is geweest te reageren.
3.5.
Doordat het hof het verzoek van Allianz zal afwijzen, zal Allianz worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
wijst het verzoek van Allianz tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor af;
4.2.
veroordeelt Allianz tot betaling van de volgende proceskosten van [verweerder] :
€ 1.183,- aan salaris van de advocaat van [verweerder] (1 procespunt x appeltarief II).
Deze beschikking is gegeven door S.C.P. Giesen, M.S.A. van Dam en G.R. den Dekker en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250.