Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden van een opvolgend bewindvoerder. De verzoekster, een besloten vennootschap, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die het verzoek om een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden had afgewezen. De procedure begon met de benoeming van de verzoekster als opvolgend bewindvoerder na het ontslag van de vorige bewindvoerder, die om gezondheidsredenen en vanwege het naderen van haar pensioen was ontslagen. De kantonrechter had eerder bepaald dat de opvolgend bewindvoerder geen aanspraak kon maken op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden.
Het hof heeft de grieven van de verzoekster gegrond verklaard en geoordeeld dat de opvolgend bewindvoerder wel degelijk recht heeft op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden, zoals vastgelegd in artikel 3 lid 5 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Het hof heeft vastgesteld dat de beloning voor aanvangswerkzaamheden voor de opvolgend bewindvoerder moet worden toegekend, ongeacht de reden van opvolging. De verzoekster heeft recht op een vergoeding van 50% van het bedrag dat in de Regeling is vastgesteld, wat neerkomt op € 293,-. De beslissing van de kantonrechter is vernietigd en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.