Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden van een opvolgend bewindvoerder. De verzoekster, een besloten vennootschap, had in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel aangevochten, waarin was bepaald dat de opvolgend bewindvoerder geen recht had op vergoeding voor aanvangswerkzaamheden. De kantonrechter had op 19 december 2022 de bewindvoerder op eigen verzoek ontslagen en de verzoekster benoemd als opvolgend bewindvoerder, maar geen kosten in rekening gebracht voor de aanvangswerkzaamheden.
Het hof heeft de procedure bij de rechtbank en de feiten van de zaak in overweging genomen. De verzoekster heeft drie grieven ingediend en verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking. Het hof heeft vastgesteld dat de opvolgend bewindvoerder recht heeft op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden, zoals vastgelegd in artikel 3 lid 5 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat ook opvolgende bewindvoerders recht hebben op een adequate beloning voor hun werkzaamheden, ongeacht de reden van opvolging.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de opvolgend bewindvoerder recht heeft op een vergoeding van € 586,- voor de aanvangswerkzaamheden. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de griffier aanwezig was.