Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden van een opvolgend mentor. De procedure is gestart door [verzoekster] B.V., die in hoger beroep is gekomen van een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, waarin werd bepaald dat de opvolgend mentor geen kosten in rekening mocht brengen voor aanvangswerkzaamheden. De kantonrechter had eerder [naam1], handelend onder de naam [naam2], ontslagen als mentor en [verzoekster] B.V. benoemd als opvolgend mentor, met ingang van 1 januari 2023.
Het hof heeft vastgesteld dat de opvolgend mentor recht heeft op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden, zoals vastgelegd in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De relevante wetgeving, artikel 1:460 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, stelt dat de mentor aanspraak heeft op beloning volgens de regels die door de Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. De Regeling, die per 1 januari 2015 van kracht is, bepaalt dat de kantonrechter de beloning van de mentor vaststelt en dat er in bepaalde gevallen een beloning voor aanvangswerkzaamheden kan worden toegekend.
Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter vernietigd en bepaald dat [verzoekster] B.V. recht heeft op de in de Regeling genoemde beloning voor aanvangswerkzaamheden van € 586,-. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing van het hof is in lijn met een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 23 juni 2023, waarin werd geoordeeld dat ook opvolgende bewindvoerders recht hebben op een adequate beloning voor aanvangswerkzaamheden, ongeacht de reden van opvolging.