ECLI:NL:GHARL:2023:8291

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
200.314.720
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen zorgregeling na advies bijzondere curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2023 een beschikking gegeven inzake de zorgregeling voor een minderjarige, aangeduid als [de zoon]. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een zorgregeling, waarbij hij niet verplicht wil worden om leuke dingen met zijn zoon te doen. De moeder heeft aangegeven dat [de zoon] gedijt bij het niet hebben van contact met de vader. Het hof oordeelt echter dat, ondanks de afwijzende houding van [de zoon], het in zijn belang is om contact met de vader te hebben. De bijzondere curator heeft in haar rapportage benadrukt dat het belangrijk is om een zorgregeling vast te stellen, zodat er ruimte is voor contact in de toekomst. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat zij de verantwoordelijkheid hebben om de ontwikkeling van de band tussen [de zoon] en zijn vader te bevorderen. De eerdere zorgregeling, waarbij [de zoon] één weekend per twee maanden bij de vader verbleef, bleek niet uitvoerbaar. Het hof heeft daarom een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij [de zoon] en de vader eenmaal per twee maanden op zondag van 17.00 uur tot 19.00 uur contact met elkaar hebben in de woonomgeving van [de zoon]. De ouders mogen om en om beslissen hoe zij dat contact invullen. Deze beslissing is genomen in het belang van [de zoon], die te maken heeft met een geslachtsverandering en de daarbij behorende problematiek. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland vernietigd en de nieuwe zorgregeling vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.720
(zaaknummer rechtbank Gelderland 400986)
beschikking van 3 oktober 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.H.A. Wijen in Weert,
en
[de zoon],
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: [de zoon] ,
en
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de moeder,
en
[de bijzondere curator],
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 17 januari 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
In de tussenbeschikking heeft het hof mevrouw [de bijzondere curator] tot bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 BW over [de zoon] benoemd.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- een rapport van de bijzondere curator van 14 april 2023; en
- een journaalbericht van mr. Wijen van 16 mei 2023.
1.4
De mondelinge behandeling is op 24 augustus 2023 voortgezet. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. Wijen;
- de moeder;
- de bijzondere curator; en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 17 januari 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
De opdracht aan de bijzondere curator
2.2
In de tussenbeschikking heeft het hof de bijzondere curator verzocht, zonder daarmee de taakuitoefening van de bijzondere curator op enige wijze te willen beperken, met name antwoord te geven op de volgende vragen:
1. Welke rol spelen gebeurtenissen in het verleden tussen de vader, [de zoon] en de andere gezinsleden en wat is de invloed daarvan op de totstandkoming van een optimale zorg- en contactregeling tussen [de zoon] en de vader?
2. Gelet op het antwoord in de vorige vraag, op welke manier kan het best invulling worden
gegeven aan het contact tussen [de zoon] en de vader, en onder welke voorwaarden?
3. Welke andere factoren komen naar voren die van invloed kunnen zijn op het vaststellen van een zorg- en contactregeling tussen [de zoon] en zijn vader?
Het rapport van de bijzondere curator
2.3
De bijzondere curator heeft – onder meer – het volgende opgenomen in haar rapport.
“(…)
Welke rol spelen gebeurtenissen in het verleden tussen de vader, [de zoon] en de andere gezinsleden en wat is de invloed daarvan op de totstandkoming van een optimale zorg- en contactregeling tussen [de zoon] en de vader?
Het laat zich aanzien dat de verstoorde relatie tussen de vader en de moeder na de echtscheiding een belangrijke rol speelt bij de ontstane situatie. (…) Uit de stukken blijkt dat er in het verleden meerdere pogingen zijn gedaan om ook d.m.v. hulpverlening de relatie tussen de ex-partners te verbeteren. Dit zonder resultaat.
Vader voelt zich in de procedures rond de omgang met [de zoon] niet gezien en gehoord: niet door de moeder, niet door de hulpverleners, niet door de rechters. (…)
Het valt op dat de vader zichzelf en [de zoon] als gelijkwaardig beschouwt en niet een duidelijke vaderrol pakt. De vader laat niet zien en horen dat hij begrijpt waar [de zoon] mee worstelt. Bij het maken van contact stelt hij weliswaar dat [de zoon] altijd welkom is, maar laat hij het initiatief wel bij zijn zoon. [de zoon] heeft te maken met een ingewikkelde problematiek - rond de geslachtsverandering - die maakt dat de zaken die hem m.b.t. de omgang dwars zitten van vader juist aandacht en begrip zouden vergen. Dat onderkent de vader niet voldoende: hij laat vooral een gevoel van miskenning zien. Dat dingen mislopen komt door externe factoren: de moeder, de hormonen, de hulpverleners, enzovoorts, en ook [de zoon] zelf werkt tegen.
Vader geeft aan niet te begrijpen waarom zaken middels een gerechtelijke procedure moeten lopen en niet vaker wordt gekozen voor het aangaan van een gesprek om problemen op te lossen. Helaas zijn het juist deze gesprekken die in het verleden niet tot stand zijn gekomen. (…)
Moeder laat in haar gesprek blijken het voor [de zoon] jammer te vinden dat hij geen of weinig contact heeft met zijn vader. Zij vindt het belangrijk dat dit wel tot stand komt. Daarvoor is echter aldus de moeder wel de erkenning en acceptatie nodig van de geslachtsverandering van [de zoon] . Ze geeft ook aan dat het juist de overeenkomsten tussen vader en zoon zijn die zorgen voor botsingen. Ze schrijft niet alle problemen toe aan de geslachtsverandering. Ook de ontwikkelingsfase van [de zoon] , de puberteit, speelt daarbij in haar ogen een rol. Ook het punt dat [de zoon] altijd worstelt met heimwee en behoefte heeft aan rust en een rustige thuissituatie speelt volgens haar een rol bij het feit dat hij niet naar zijn vader wil.
Het is opvallend dat beide ouders de kinderen zowel [de zoon] als [de dochter] - een rol toedelen met een grote eigen verantwoordelijkheid bij het onderhouden van contact met de vader. [de dochter] , die een goede relatie met haar vader heeft, regelt de contacten zelf. Ook bij [de zoon] wordt die verantwoordelijkheid en het initiatief neergelegd.
(…)
Ook bij [de zoon] zelf wordt een (te) grote verantwoordelijkheid gelegd. De vader geeft weliswaar aan dat hij graag contact met [de zoon] wil - ‘hij blijft mijn kind’- maar neemt daartoe zelf geen of weinig initiatief. Hij heeft in het verleden ook weinig gedaan aan het verbeteren van de situatie. Zo legt hij de verantwoordelijkheid voor het noemen van [de zoon] bij zijn jongensnaam bij hem. Ook daarbij zou de vader zelf een meer actieve rol hebben kunnen innemen en zich vaker dienen te realiseren dat [de zoon] een kind is.
Van zowel de moeder als de vader en zelfs van zus [de dochter] krijgt [de zoon] in deze weinig steun. Beslissingen over omgang worden bij [de zoon] neergelegd, ouders onderling hebben daarover nauwelijks contact. Het is van belang dat de beide ouders, hoe hun onderlinge relatie ook is, zich opstellen als ouders en de kinderen steunen. Ook dienen zij onderliggende conflicten buiten de kinderen te houden en belangrijke beslissingen samen te nemen. In het algemeen kan worden gesteld dat kinderen met ouders met een negatieve houding jegens elkaar opgroeien in ‘gespletenheid’. Loyaliteit van kinderen aan hun ouders is een gegeven: ook wanneer de relatie met een van de ouders te wensen overlaat, In een dergelijke situatie dienen ouders zelfde verantwoordelijkheid te nemen te zorgen voor de uitvoering van de omgangsregeling. De last dat te regelen is voor een kind te zwaar. Voor [de zoon] - zeker omdat hij te maken heeft met flinke andere ontwikkelingstaken - geldt dat zeker.
Gelet op het antwoord op de vorige vraag, op welke manier kan het best invulling worden gegeven aan het contact tussen [de zoon] en de vader, en onder welke voorwaarden?
Dat contact tussen ouders en hun kind voor de ontwikkeling belangrijk is, behoeft geen nadere uitleg. Zeker voor [de zoon] , vanwege de geslachtsverandering en de problematiek die daarbij komt kijken, is steun van beide ouders en de andere familieleden cruciaal. Immers, de gekozen weg is zwaar en ingrijpend voor [de zoon] .
Er dient op zo kort mogelijke termijn een regeling te komen, waarbij dat contact opnieuw wordt opgestart. Zowel [de zoon] als zijn vader staan daarvoor open, maar zijn het erover eens dat een weekend-regeling, waarbij [de zoon] bij vader zal logeren, niet wenselijk is. Beiden zijn het er ook over eens dat een andere afspraak wellicht gekoppeld kan worden aan het halen en brengen van zus [de dochter] .
In de eerder door de rechtbank Gelderland opgelegde regeling, waartegen vader hoger beroep heeft ingesteld én waar [de zoon] bij nader inzien ook niet erg enthousiast over is, werd omgang van een weekend in de twee maanden vastgelegd. Daar er beter niet gelogeerd kan worden, zou deze regeling kunnen worden aangepast in een omgangsmoment (van minimaal 3 uur) waarbij vader en zoon iets gezamenlijk gaan ondernemen. De communicatie en afstemming over deze omgangsmomenten zal moeten gaan tussen de ouders: de verantwoordelijkheid moet niet liggen bij [de zoon] , maar bij zijn ouders. Daarbij kan [de zoon] zich gesteund weten door beide ouders. In beginsel zal deze omgang plaats vinden in de buurt van de woonplaats van [de zoon] .
De zes omgangsmomenten zullen dusdanig worden ingevuld dat [de zoon] en zijn vader samen bepalen welke activiteiten er ondernomen worden. Lukt dat niet dan mag [de zoon] 3 x aangeven welke activiteit hij met zijn vader wil gaan doen, de andere 3x mag vader dat bepalen.
(…)”
2.4
De bijzondere curator heeft tijdens de mondelinge behandeling hieraan toegevoegd dat – ook als [de zoon] niet laat zien dat hij op dit moment behoefte heeft aan contact met de vader – het aan de ouders is om hierboven te staan en meer moeite te doen om het contact tot stand te brengen. De vader moet proberen één keer per twee maanden iets leuks te doen met [de zoon] . Als [de zoon] de behoefte heeft aan meer contact, dan is het veel makkelijker om die stap te zetten.
Het standpunt van de vader
2.5
De advocaat heeft namens de vader naar voren gebracht dat de vader zich niet gehoord voelt door de bijzondere curator. Het advies van de bijzondere curator is voor de vader niet haalbaar. De vader staat open voor contact met [de zoon] rondom het ophalen of terugbrengen van [de dochter] , maar voor meer of iets anders niet. Er is geen intrinsieke behoefte om elkaar daadwerkelijk te bereiken. De vraag is of het de oplossing is om dat onder druk te doen. De deur moet openstaan, maar het moet niet verplicht worden, aldus de advocaat.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader toegevoegd dat hij niet wil dat hem wordt opgelegd om leuke dingen met [de zoon] te doen. Hij wil ook geen druk leggen op [de zoon] .
Het standpunt van de moeder
2.6
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat het haar enerzijds zorgen baart dat er al anderhalf jaar geen contact is tussen [de zoon] en de vader en het anderzijds, nu de druk er af is en [de zoon] geen contact meer heeft met de vader, voor hem makkelijker is. Hij gedijt daar beter bij, aldus de moeder.
Het advies van de raad
2.7
De raad heeft gezegd dat de ouders onvoldoende hun verantwoordelijkheid nemen. Het is aan de ouders, en niet aan [de zoon] , om afspraken te maken over de zorgregeling tussen [de zoon] en de vader. Er wordt te weinig in geïnvesteerd en [de zoon] is daar de dupe van, aldus de raad. Het stoppen van de zorgregeling gaat te ver. De raad adviseert om vast te leggen dat er om de twee maanden contact is tussen de vader en [de zoon] , als de vader [de dochter] terugbrengt naar de moeder.
Het oordeel van het hof
2.8
De ouders oefenen samen het gezag uit over [de zoon] . Zoals uit artikel 1:247 lid 1 BW volgt, omvat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouders hun minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Hieronder wordt onder meer verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid (lid 2). Ook omvat het ouderlijk gezag de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (lid 3).
Vaststaat dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling waarbij [de zoon] één weekend per twee maanden bij de vader verblijft niet uitvoerbaar is gebleken. Het hof acht het echter – net als de bijzondere curator en de raad – van belang dat er tussen de vader en [de zoon] structureel contact is. De regeling zoals door de vader verzocht acht het hof te vrijblijvend en niet in het belang van [de zoon] . Zoals uit artikel 1:247 BW volgt, hebben zowel de moeder als de vader de plicht om [de zoon] te verzorgen en op te voeden en moet de band met beide ouders bevorderd worden. Het is aan de ouders om hieraan uitvoering te geven, in dit geval door af te spreken wanneer [de zoon] contact met de vader heeft en de vader voor hem zorgt. Tussen de ouders is er echter geen overleg. De ouders hebben het (daarom) steeds aan [de zoon] overgelaten om contact te leggen met de vader. Het hof acht het niet in het belang van [de zoon] dat deze taak op zijn schouders rust. Daarbij is gebleken dat dit ook niet werkt, omdat [de zoon] al anderhalf jaar de vader niet heeft gezien. Nu het de ouders niet lukt om afspraken te maken, zal het hof een zorgregeling vaststellen. Hoewel de vader heeft betoogd dat hij niet verplicht wil worden om leuke dingen met [de zoon] te doen en de moeder heeft gezegd dat [de zoon] gedijt bij het niet hebben van contact oordeelt het hof dat, hoe afwijzend [de zoon] op dit moment ook lijkt, het in het belang van [de zoon] is om contact te hebben met de vader. Voorkomen moet worden dat [de zoon] zich door de vader achtergesteld of afgewezen voelt, juist gelet op zijn geslachtsverandering en de tegenstelling met zijn zus van [de zoon] , die wel goed contact met de vader heeft. Dat vergt van beide ouders blijvende aandacht en moeite, ook als het niet meteen goed gaat. Met de bijzondere curator is het hof van oordeel dat als [de zoon] wel (meer) behoefte heeft aan contact, het gemakkelijker is om die stap te zetten als er nu een (beperkte) zorgregeling wordt vastgelegd. Het hof zal daarom – overeenkomstig het advies van de bijzondere curator en de raad – vaststellen dat de vader en [de zoon] eenmaal per twee maanden op zondag van 17.00 uur tot 19.00 uur, in de woonomgeving van [de zoon] , contact met elkaar hebben. Daarbij mogen de vader en [de zoon] om en om beslissen hoe zij dat contact invullen.
2.9
Het hof stelt vast dat de bijzondere curator haar taak als bijzondere curator heeft voltooid als deze beslissing onherroepelijk wordt en in kracht van gewijsde gaat. Het door de bijzondere curator gevraagde ontslag is niet nodig, omdat haar taak eindigt als de procedure eindigt waarin zij als bijzondere curator [de zoon] vertegenwoordigt eindigt.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 2 juni 2022, en opnieuw beschikkende:
stelt een zorgregeling vast waarbij [de zoon] en de vader één maal per twee maanden op zondag van 17.00 uur tot 19.00 uur, in de woonomgeving van [de zoon] , contact met elkaar hebben, waarbij de vader en [de zoon] om en om beslissen hoe zij dat contact invullen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.H. Lieber en K. Mans, bijgestaan door de griffier, en is op 3 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.