ECLI:NL:GHARL:2023:8630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
200.330.811
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek omdat het hoger beroep zich richtte tegen een brief en een e-mailbericht van de griffier van de rechtbank. Deze documenten konden niet worden beschouwd als een beschikking, zoals vereist volgens artikel 806 lid 1 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De moeder had verzocht om haar te ontvangen in het hoger beroep, maar het hof oordeelde dat de genoemde bescheiden niet voldeden aan de vereisten voor een beschikking, aangezien ze niet waren ondertekend door de (kinder)rechter en de aanduiding “Beschikking” ontbrak. Hierdoor was hoger beroep tegen deze bescheiden niet mogelijk. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 september 2023, waarbij alleen de ontvankelijkheid van de moeder aan de orde was. De moeder had in haar beroepschrift verzocht om de bestreden beschikkingen te vernietigen en om als belanghebbende te worden aangemerkt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de moeder niet kon worden ontvangen in haar verzoek in hoger beroep, en kwam niet toe aan de beoordeling van haar standpunt over haar rol in de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.811
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 558809)
beschikking van 10 oktober 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.A.P. Avontuur te Oosterhout (N.Br.)
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad;
en
[de vader] ,
verblijvende in [land] , zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
verder te noemen: de vader;
en
[de bijzondere curator],
advocaat te [plaats1] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, aan de moeder verzonden:
-oproeping van 18 juli 2023 en
-e-mailbericht van 4 augustus 2023,
in de aldaar onder eerdergenoemd zaaknummer aanhangige procedure.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 augustus 2023;
- het e-mailbericht van de vader van 17 augustus 2023;
- het e-mailbericht van de vader van 31 augustus 2023;
- het e-mailbericht van mr. C. Liefting van 1 september 2023;
- een journaalbericht van mr. Avontuur van 5 september 2023;
- een journaalbericht van mr. Avontuur van 11 september 2023 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Avontuur van 12 september 2023.
2.2
De moeder verzoekt in haar beroepschrift om:
a. Primair: de bestreden beschikkingen te vernietigen en te bepalen dat zij als belanghebbende dient te worden aangemerkt bij zowel het verzoek tot ondertoezichtstelling,
als het verzoek machtiging van de gecertificeerde instelling om de minderjarige uit huis te
plaatsen, alsmede dat haar door de griffier van de rechtbank (dan wel het hof) alvorens verder te procederen een eensluidende fotokopie van het gehele procesdossier wordt verstrekt en haar aansluitend een periode van tenminste 4 weken wordt verleend
om een verweerschrift in te dienen;
b. Subsidiair de beschikking van 4 augustus 2023 te vernietigen voor zover daarbij (impliciet) is bepaald dat de moeder zich bij de behandeling van de verzoeken ter zitting niet mag laten bijstaan overeenkomstig hetgeen dienaangaande wettelijk is bepaald voor belanghebbenden in deze procedure,
kosten rechtens,
2.3
De mondelinge behandeling, waarin alleen de ontvankelijkheid van de moeder aan de orde was, heeft op 13 september 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-mr. Avontuur, namens de moeder;
-de vader, bijgestaan door zijn vertrouwenspersoon, aan wie bijzondere toegang is verleend;
-twee vertegenwoordigers van de raad;
-de bijzondere curator.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1
Aan de orde is de vraag of de moeder hoger beroep kan instellen tegen de hiervoor onder 1. genoemde oproeping van 18 juli 2023 en het e-mailbericht van 4 augustus 2023, welke bescheiden door haar worden aangeduid als “de bestreden beschikkingen”.
3.2
De moeder heeft verzocht om haar te ontvangen in het door haar ingestelde hoger beroep. Zij heeft daartoe gesteld dat de beschikkingen waarvan beroep niet zijn neergelegd in de gangbare vorm met het opschrift “Beschikking”. De beschikkingen zijn in dit geval vervat in een brief respectievelijk e-mailbericht. Dat doet volgens de moeder voor de kwalificatie van de in die stukken neergelegde beslissingen niet ter zake.
3.3
Het hof oordeelt als volgt. De (kinder)rechter doet na een verzoekschriftprocedure in een familiezaak uitspraak in de vorm van een beschikking.
Op grond van het bepaalde in artikel 806 lid 1 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep van een beschikking worden ingesteld.
Het hof is van oordeel dat de door de moeder genoemde bescheiden, de brief van de griffier van de rechtbank van 18 juli 2023 en het e-mailbericht van de griffier van de rechtbank van 4 augustus 2023, beide niet kunnen worden beschouwd als een beschikking, zoals bedoeld in artikel 806 lid 1 onder a Rv. Beide bescheiden missen de aanduiding “Beschikking” en zijn ook niet ondertekend door de (kinder)rechter. Hoger beroep tegen die bescheiden is derhalve niet mogelijk. De moeder kan daarom niet worden ontvangen in haar verzoek in hoger beroep. Het hof komt dan ook niet toe aan de beoordeling van het standpunt van de moeder dat zij niet als informant, maar als belanghebbende in de procedure moet worden aangemerkt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Feunekes, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 10 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.