ECLI:NL:GHARL:2023:873

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.294.286
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest over onrechtmatig handelen werknemer en concurrentiebeding in arbeidsrelatie

In deze zaak heeft BG Koeltechniek B.V. hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. BG Koeltechniek stelt dat [geïntimeerde1], een voormalige werknemer, samen met [geïntimeerde2] onrechtmatig heeft gehandeld door klanten en betalingen die bestemd waren voor BG Koeltechniek naar hun eigen bedrijf te verleggen. BG Koeltechniek vordert onder andere betaling van een geldlening van € 20.000, contractuele boetes van € 100.000 wegens overtreding van een concurrentiebeding, en schadevergoeding van € 40.041 wegens wanprestatie of onrechtmatige daad. De rechtbank heeft enkele vorderingen toegewezen, maar ook afgewezen.

Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat BG Koeltechniek onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de geldleningsovereenkomst en de handtekening van [geïntimeerde1] op de schuldbekentenis. Het hof heeft ook geoordeeld dat BG Koeltechniek niet heeft aangetoond dat er een concurrentiebeding is overeengekomen. Wat betreft de schadevergoeding heeft het hof de vordering tegen [geïntimeerde1] toegewezen, maar ook [geïntimeerde2] aansprakelijk gesteld voor zijn rol in het onrechtmatig handelen. Het hof heeft beide partijen toegelaten tot bewijslevering en zal getuigenverhoren houden om de feiten verder te onderzoeken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.294.286
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen 364590)
arrest van 31 januari 2023
in de zaak van
BG Koeltechniek B.V.
gevestigd in Nijmegen
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eisende partij en verweerder in de tegenvordering
advocaat: mr. D. Coskun
tegen

1.[geïntimeerde1]

die woont in [woonplaats1]
die bij de rechtbank optrad als gedaagde partij en als eiser in de tegenvordering,
en
2. [geïntimeerde2]
die woont in [woonplaats2]
die bij de rechtbank optrad als gedaagde partij
en die beiden ook hoger beroep hebben ingesteld
advocaat: mr. T.P. Boer.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 31 mei 2022 hier over. Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 november 2022. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[geïntimeerde1] is werknemer geweest van BG Koeltechniek. Volgens BG Koeltechniek heeft [geïntimeerde1] samen met [geïntimeerde2] klanten en betalingen bedoeld voor BG Koeltechniek naar hun eigen bedrijf verlegd, heeft BG Koeltechniek als gevolg daarvan schade geleden en heeft [geïntimeerde1] een concurrentiebeding getekend dat hij dus ook heeft overtreden. Ook heeft [geïntimeerde1] volgens BG Koeltechniek geld geleend van BG Koeltechniek dat hij moet terugbetalen.
2.2.
Tegen de achtergrond van deze geschilpunten heeft BG Koeltechniek gevorderd dat:
de rechtbank:
primair1) [geïntimeerde1] veroordeelt tot betaling van € 20.000 uit hoofde van de overeenkomst van geldlening;
2) [geïntimeerde1] veroordeelt tot betaling van € 100.000 aan contractuele boeten wegens overtreding van het non-concurrentiebeding;
3) [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 45.500 aan bedragen die zij van klanten hebben ontvangen;
4) [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 40.041 aan schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie of onrechtmatige daad;
subsidiair5) voor recht verklaart dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk althans ieder afzonderlijk aansprakelijk zijn voor de door BG Koeltechniek geleden en nog te lijden schade;
6) [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk althans ieder afzonderlijk veroordeelt tot betaling van die schade, nader op te maken bij staat;
7) [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk althans ieder afzonderlijk veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente;
zowel primair als subsidiair8) [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk althans ieder afzonderlijk veroordeelt in de proceskosten waaronder de kosten van het beslag, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
2.3.
De rechtbank heeft de vorderingen tegen [geïntimeerde2] afgewezen en de navolgende vorderingen tegen [geïntimeerde1] toegewezen: de vordering onder 1. op grond van de geldleningsovereenkomst van € 20.000, de vordering onder 3. vanwege het niet afdragen van gelden tot een bedrag van € 5.000, de vordering onder 4. wegens onrechtmatig handelen tot een bedrag van € 31.388,31 en tot slot de proceskostenveroordeling. Voor het overige zijn de vorderingen afgewezen.
2.4.
[geïntimeerde1] vordert het loon voor de maand juni 2019. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.
2.5.
BG Koeltechniek wil met het hoger beroep bereiken dat haar vorderingen alsnog geheel worden toegewezen. [geïntimeerde1] heeft ook hoger beroep ingesteld opdat de vorderingen tegen hem alsnog worden afgewezen en zijn loonvordering wordt toegewezen. Bij het instellen van hoger beroep had [geïntimeerde1] zijn eis in hoger beroep vermeerderd met een vordering tot vergoeding van immateriële schade van € 500. Deze eisvermeerdering is bij de mondelinge behandeling weer ingetrokken.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof neemt de oordelen van de rechtbank deels over maar zal nog geen einduitspraak doen, omdat het bewijslevering zal opdragen aan zowel BG Koeltechniek als [geïntimeerde1] . Hierna zal het hof dat toelichten.
lening aan [geïntimeerde1]
3.2.
BG Koeltechniek heeft van [geïntimeerde1] € 20.000 gevorderd op grond van een geldleningsovereenkomst. Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 13.000 vermeerderd met boetes en rente wegens niet tijdig terugbetalen. Ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van een geldleningsovereenkomst heeft BG Koeltechniek een schuldbekentenis overgelegd waar volgens haar de handtekening van [geïntimeerde1] onder staat. [geïntimeerde1] heeft betwist dat hij het geld heeft geleend en dat hij het bedrag van € 13.000 heeft ontvangen. Volgens hem is de schuldbekentenis niet door hem ondertekend en in dat verband heeft hij gewezen op rapportages van een handschriftdeskundige.
3.3.
Het hof volgt [geïntimeerde1] in zijn verweer. Uit het onderzoeksrapport van 12 november 2021 van de door [geïntimeerde1] ingeschakelde handschriftdeskundige (het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau) volgt dat volgens de onderzoekers het veel waarschijnlijker is dat de handtekening onder de geldleningsovereenkomst een vervalsing is dan dat het de handtekening van [geïntimeerde1] is. BG Koeltechniek heeft hier tegenover niets gesteld ter staving van de stelling dat het wel om de handtekening van [geïntimeerde1] gaat en zij heeft verder ook niet betwist dat en waarom de bevindingen van voornoemde handschriftdeskundige niet betrouwbaar zijn. Bij die stand van zaken oordeelt het hof dat BG Koeltechniek onvoldoende heeft onderbouwd dat de schuldbekentenis is ondertekend door [geïntimeerde1] . Aan de schuldbekentenis komt dan ook geen bewijskracht toe in het kader van de beoordeling van de vraag of tussen partijen een geldleningsovereenkomst is gesloten.
3.4.
BG Koeltechniek heeft haar stelling dat aan [geïntimeerde1] een geldbedrag van € 13.000 is geleend en uitbetaald verder nog onderbouwd met twee verklaringen van getuigen die verklaren aanwezig te zijn geweest toen het bedrag van € 13.000 aan [geïntimeerde1] werd uitbetaald. [geïntimeerde1] heeft dit echter gemotiveerd betwist. BG Koeltechniek heeft bewijs aangeboden van de stelling dat zij genoemd bedrag aan [geïntimeerde1] heeft geleend en uitbetaald. Zij zal tot het bewijs daarvan worden toegelaten.
boetes op grond van concurrentiebeding
3.5.
BG Koeltechniek heeft aangevoerd dat [geïntimeerde1] een concurrentiebeding heeft ondertekend en heeft overtreden. Wegens die overtreding vordert BG Koeltechniek een boete van € 100.000. [geïntimeerde1] heeft onder verwijzing naar rapporten van de hiervoor genoemde handschriftdeskundige betwist dat hij het concurrentiebeding heeft ondertekend. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen omdat niet vast is komen te staan dat dit concurrentiebeding is overeengekomen.
3.6.
Het hof denkt daar hetzelfde over als de rechtbank. Op BG Koeltechniek rust de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat zij met [geïntimeerde1] een concurrentiebeding is overeengekomen. [geïntimeerde1] heeft zijn betwisting in hoger beroep wederom gestaafd met het deskundigenbericht van 12 november 2021 waaruit volgt dat de handtekening onder het concurrentiebeding die van [geïntimeerde1] afkomstig zou zijn, veel waarschijnlijker een vervalsing is dan een authentieke handtekening. BG Koeltechniek heeft ter onderbouwing van haar stelling niet of nauwelijks iets afgedaan op deze conclusie van de handschriftdeskundige. Ook overige feiten en omstandigheden die de conclusie zouden rechtvaardigen dat [geïntimeerde1] het concurrentiebeding heeft ondertekend zijn niet aangevoerd. Nu een specifiek bewijsaanbod over de stelling dat het beding is overeengekomen ontbreekt, zal het hof BG Koeltechniek ook niet toelaten tot bewijslevering. Dat het beding is overeengekomen, is daarmee niet komen vast te staan zodat de vordering tot betaling van de boetes een grondslag ontbeert. Het hof zal het vonnis op dit onderdeel dan ook bekrachtigen.
wanprestatie/onrechtmatige daad [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2]
3.7.
BG Koeltechniek heeft gevorderd dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 40.041 aan schadevergoeding. Aan deze vordering heeft BG Koeltechniek ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde1] buiten BG Koeltechniek om zaken heeft gedaan met klanten van BG Koeltechniek waardoor zij omzet en winst is misgelopen. [geïntimeerde2] zou [geïntimeerde1] daarbij hebben geholpen en daarmee onrechtmatig jegens BG Koeltechniek hebben gehandeld. De rechtbank heeft de vordering tegen [geïntimeerde1] toegewezen en hem veroordeeld tot betaling van € 31.388,31. De vorderingen tegen [geïntimeerde2] zijn afgewezen.
3.8.
Het hof is het eens met de rechtbank dat de vordering tegen [geïntimeerde1] moet worden toegewezen, maar oordeelt ook dat de vordering tegen [geïntimeerde2] moet worden toegewezen. In de navolgende paragrafen zal dit worden toegelicht.
toewijzing van de vordering tegen [geïntimeerde1]
3.9.
BG Koeltechniek heeft verschillende verklaringen in het geding gebracht van afnemers, die er kort gezegd op neer komen dat die afnemers zaken dachten te doen met BG Koeltechniek, maar er later achter kwamen dat [geïntimeerde1] voor eigen rekening handelde. Uit die verklaringen volgt daarnaast dat [geïntimeerde1] betalingen voor de levering van goederen zelf hield en niet afdroeg aan BG Koeltechniek. De rechtbank heeft geoordeeld dat [geïntimeerde1] door zo te handelen een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens zijn werkgever, BG Koeltechniek.
3.10.
Tegen dit oordeel heeft [geïntimeerde1] aangevoerd dat de rechtbank niet zonder nader onderzoek of bewijslevering van de inhoud van deze verklaringen had mogen uitgaan en daar haar oordeel op had mogen baseren. Het hof verwerpt dit bezwaar. Tegenover het aantal en de gedetailleerdheid van de verklaringen van afnemers van BK Koeltechniek had het op de weg van [geïntimeerde1] gelegen deze verklaringen anders dan slechts in globale bewoordingen te betwisten.
3.11.
[geïntimeerde1] heeft niet betwist dat hij met deze afnemers in contact is gekomen omdat zij klanten waren van BG Koeltechniek, dat hij (ook buiten kantooruren om) zaken deed met deze klanten en de betalingen door de klanten (niet allemaal) afdroeg aan BK Koeltechniek. Dit heeft [geïntimeerde1] tijdens de mondelinge behandeling in feite ook weer bevestigd waar hij heeft verklaard dat ‘iedereen bijverdiende’. Het hof kwalificeert dit handelen net als de rechtbank als onrechtmatig.
3.12.
BG Koeltechniek heeft bij de rechtbank onder verwijzing naar het rapport van ADA Groep aangevoerd dat de schade door misgelopen winst neerkomt op € 36.388. De rechtbank heeft dat bedrag toegewezen tot € 31.388,31. De rechtbank heeft het schadebedrag lager vastgesteld, omdat zij € 5.000 heeft toegerekend aan de vordering vanwege het niet afdragen van ontvangen gelden van klanten waarover een aparte beslissing is genomen (zie hierna onder 3.20 e.v.). [geïntimeerde1] heeft geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht waarom die berekening onjuist zou zijn. De enkele stelling dat nader onderzoek had moeten plaatsvinden of dat [geïntimeerde1] gelden wel zou hebben afgedragen, zonder dat duidelijk is over welke concrete bedragen en betalingen dit gaat, is onvoldoende om het bezwaar op dit onderdeel te kunnen laten slagen.
3.13.
BG Koeltechniek maakt bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank over de omvang van de schade. Zij vindt dat zij meer schade vergoed moet krijgen. Zij heeft daarvoor een schaderapport van Markets & Partners overgelegd waarin een schade wegens gederfde winst wordt berekend van € 317.724. Ook wil zij vergoeding van imagoschade en schade bestaande uit kosten om de schade vast te stellen en te verhalen. Zij vindt dat de rechtbank de zaak daartoe naar een schadestaatprocedure had moeten verwijzen. Naar het oordeel van het hof is het inderdaad aannemelijk dat er naast de reeds toegewezen schade mogelijk meer schade is geleden door BG Koeltechniek. Het hof zal [geïntimeerde1] dan ook veroordelen tot vergoeding van aanvullende schade op te maken bij staat.
toewijzing van de vordering tegen [geïntimeerde2]
3.14.
Voor de vraag of ook [geïntimeerde2] onrechtmatig heeft gehandeld, geldt het volgende. Het handelen met iemand terwijl men weet dat deze door dat handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, is op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien de aangesproken partij weet of behoort te weten dat zijn wederpartij door het sluiten van de desbetreffende overeenkomst, kort gezegd, wanprestatie pleegt jegens een derde, en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden.
3.15.
Het verwijt dat BG Koeltechniek jegens [geïntimeerde2] maakt, komt erop neer dat hij samenspande met [geïntimeerde1] die zijn werkgever op onrechtmatige wijze benadeelde. Hij deed dat door de onrechtmatige daad van [geïntimeerde1] te faciliteren door mee te gaan naar klantgesprekken en facturen te versturen vanuit zijn eenmanszaak. Alhoewel de hiervoor weergegeven maatstaf ziet op de situatie dat [geïntimeerde1] wanprestatie zou hebben gepleegd jegens zijn werkgever, is de maatstaf naar het oordeel van het hof onverkort van toepassing. De door [geïntimeerde1] gepleegde onrechtmatige daad is immers met wanprestatie op één lijn te stellen.
3.16.
[geïntimeerde2] heeft betwist dat hij iets van doen heeft met de handel die [geïntimeerde1] dreef met afnemers van zijn werkgever, zodat hij dus niet onrechtmatig jegens BG Koeltechniek heeft gehandeld. Het hof verwerpt dat verweer en licht toe waarom.
3.17.
Het hof heeft al vastgesteld dat [geïntimeerde1] onrechtmatig handelde jegens zijn werkgever door haar klanten voor eigen rekening te beleveren. Uit in eerste aanleg overgelegde stukken blijkt dat enkele van deze klanten (Spar Supermarkt, Saffraan Minimarket en Boomkamp kaasspecialist) vervolgens voor de door [geïntimeerde1] geleverde goederen facturen ontvingen van [naam1] . Dit is de handelsnaam van de eenmanszaak die [geïntimeerde2] op 1 oktober 2018 in het handelsregister heeft ingeschreven. Deze onderneming bestelde sinds oktober 2018 bij een groothandel in Duitsland soortgelijke goederen als waar BG Koeltechniek in handelt. Bij de contactgegevens in de correspondentie met die groothandel wordt steeds zowel [geïntimeerde1] ( [geïntimeerde1] @hotmail) als [geïntimeerde2] ( [geïntimeerde2] @gmail.com) vermeld als afnemer, alsmede het woonadres van [geïntimeerde2] in [woonplaats2] , waar [geïntimeerde1] destijds eveneens stond ingeschreven. Dat klanten die [geïntimeerde1] van BG Koeltechniek wegleidde facturen ontvingen van de eenmanszaak van [geïntimeerde2] kan, bij gebreke van een redelijke andere verklaring, enkel betekenen dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] daarbij bewust hebben samengewerkt. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [geïntimeerde2] gezegd dat hij wist welk werk [geïntimeerde1] deed, maar dat hij alleen [geïntimeerde1] een enkele keer heeft gevraagd te helpen omdat hijzelf op vakantie in Turkije was. Het hof oordeelt dat deze verklaring van [geïntimeerde2] ongeloofwaardig is in het licht van het voorgaande. In zijn procestukken heeft [geïntimeerde2] verder niet gemotiveerd betwist dat hij, zoals BG Koeltechniek meermalen heeft aangevoerd, op de hoogte was van de werkwijze van [geïntimeerde1] . Het hof oordeelt daarom dat [geïntimeerde2] onvoldoende gemotiveerd betwist heeft dat hij wist dat [geïntimeerde1] klanten bediende die via diens werkgever werden binnengehaald.
3.18.
De slotsom is dat sprake is van bijkomende omstandigheden zoals bedoeld in de hiervoor onder 3.14 genoemde maatstaf; [geïntimeerde2] heeft niet alleen met [geïntimeerde1] gehandeld maar heeft het onrechtmatige handelen van [geïntimeerde1] gefaciliteerd door de goederen die [geïntimeerde1] leverde met hem samen af te nemen van de groothandel en door de klanten vervolgens vanuit een zelf opgerichte onderneming in winkelinventaris te factureren.
3.19.
Omdat zowel het onrechtmatige handelen van [geïntimeerde1] als dat van [geïntimeerde2] heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade van BG Koeltechniek, en zij beiden jegens haar voor de schade aansprakelijk zijn, is die aansprakelijkheid hoofdelijk. De schade is jegens [geïntimeerde2] nu al toewijsbaar tot het vaststaande bedrag van € 31.388,31 en voor het overige zal ook [geïntimeerde2] worden veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat.
niet afgedragen gelden door [geïntimeerde1]
3.20.
BG Koeltechniek vordert € 45.500 van [geïntimeerde1] omdat [geïntimeerde1] geld van klanten heeft ontvangen als betaling van leveringen door BG Koeltechniek en het niet heeft afgedragen maar zelf heeft gehouden. De rechtbank heeft een bedrag van € 5.000 toegewezen, dat [geïntimeerde1] zou hebben ontvangen van [naam2] , die handelde namens Raashan Pani B.V. De rechtbank heeft geoordeeld dat [geïntimeerde1] niet bewezen heeft dat hij het geld heeft afgedragen en dat hij daarom alsnog aan BG Koeltechniek moet betalen. [geïntimeerde1] is het daar niet mee eens en stelt dat hij het geld wel heeft afgedragen, namelijk aan de vader van de eigenaar van BG Koeltechniek. BG Koeltechniek heeft geen grief gericht tegen de afwijzing van de vordering voor het overige.
3.21.
Het hof gaat gedeeltelijk mee in het bezwaar van [geïntimeerde1] . De rechtbank heeft tot uitgangspunt genomen dat de hoofdregel van bewijslastverdeling (art. 150 Rv) geldt en dat [geïntimeerde1] diende te bewijzen dat hij dit bedrag heeft afgedragen. Dat is onjuist. In een arbeidsverhouding geldt namelijk een andere regel van bewijslastverdeling: de werkgever dient te bewijzen dat [geïntimeerde1] het geld niet heeft afgedragen. Dat betekent dat de bewijslast in dit geval op de werkgever rust.
3.22.
Uit het voorgaande volgt dat BG Koeltechniek moet bewijzen dat het geld niet is afgedragen. Het hof acht echter voorshands bewezen dat [geïntimeerde1] de betaling van [naam2] namens Raashan Pani zelf heeft gehouden en niet aan de (vader van de) eigenaar van BG Koeltechniek heeft afgedragen. Dat voorshandse oordeel berust niet alleen op de handelwijze van [geïntimeerde1] bij andere klanten, maar ook op de gang van zaken die BG Koeltechniek heeft beschreven in de dagvaarding in eerste aanleg. Deze gang van zaken blijkt verder uit de brief van [naam2] van 22 juli 2019. Daaruit volgt dat [naam2] op 31 mei 2019 bij BG Koeltechniek in de showroom is geweest met het oog op een bestelling van winkelinventaris. Hij heeft toen met [geïntimeerde1] gesproken, die zich voordeed als eigenaar van de zaak. [naam2] heeft in de weken daarna met [geïntimeerde1] overlegd over het plaatsen van een bestelling. Op 15 juni 2019 heeft [geïntimeerde1] [naam2] opgezocht en heeft hij € 1.000 in ontvangst genomen als aanbetaling. Twee dagen daarna heeft [geïntimeerde1] per die datum, 17 juni 2019, ontslag genomen. Weer twee dagen later is hij andermaal naar [naam2] gegaan en heeft hij nog eens
€ 4.000 contant opgehaald als aanbetaling. Op 28 juni 2019 heeft hij [naam2] meegedeeld dat het telefoonnummer van BG Koeltechniek was veranderd en heeft hij zijn eigen telefoonnummer gegeven. In juli 2019 heeft hij zich weer bij [naam2] gemeld om de bestelling te bespreken aan de hand van boekjes van BG Koeltechniek. Uiteindelijk heeft hij niet geleverd en heeft [naam2] daarvoor bij BG Koeltechniek aangeklopt.
3.23.
Uit deze omstandigheden maakt het hof op dat [geïntimeerde1] van plan was Raashan Pani zelf te beleveren, nu hij zich, kort gezegd, voordeed als leverancier en niet als verkoopmedewerker van de leverancier en hij bij die klant geld ophaalde nadat hij ontslag had genomen bij BG Koeltechniek. Daarbij past niet dat hij de aan hem betaalde bedragen van in totaal € 5.000 zou afdragen aan BG Koeltechniek. Dan zou hij zichzelf immers benadelen. Nu BG Koeltechniek hiermee voorshands het bewijs heeft geleverd dat [geïntimeerde1] de gelden niet heeft afgedragen, zal [geïntimeerde1] worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
3.24.
Omdat de bezwaren van BG Koeltechniek over de aansprakelijkheid van [geïntimeerde2] doel treffen, zal het hof ook opnieuw moeten oordelen over de aansprakelijkheid van [geïntimeerde2] voor eventuele niet afgedragen betalingen. Daarbij is van belang dat BG Koeltechniek in haar vorderingen onderscheid maakt tussen enerzijds schade die is ontstaan door het zelf bedienen van klanten door [geïntimeerde1] waardoor BG Koeltechniek omzet en winst is misgelopen en anderzijds het niet afdragen van betalingen door [geïntimeerde1] die aan BG Koeltechniek toekwamen. Het hof moet dan ook voor de vordering van het niet afgedragen zijn van de betaling van
€ 5.000 afzonderlijk vaststellen of [geïntimeerde2] heeft bijgedragen aan het ontstaan van schade door het niet afdragen van dat bedrag. Over de rol van [geïntimeerde2] daarbij heeft BG Koeltechniek niets gesteld en het volgt evenmin uit de hiervoor beschreven weergave van de feiten die tot het innen van dat bedrag door [geïntimeerde1] heeft geleid. Dat betekent dat de vordering die BG Koeltechniek jegens [geïntimeerde2] doet gelden voor dit onderdeel wordt afgewezen.
[geïntimeerde1] heeft geen recht op loon
3.25.
[geïntimeerde1] vordert doorbetaling van loon over de periode juni 2019. Het hof wijst ook die vordering af. De brief van 17 juni 2019 waarin [geïntimeerde1] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd per diezelfde datum is door BG Koeltechniek opgevat als een opzegging per direct. Het hof is van oordeel dat die brief redelijkerwijs niet anders kan worden begrepen. BG Koeltechniek heeft als verweer tegen de loonvordering ingebracht dat [geïntimeerde1] schadeplichtig is doordat hij heeft opgezegd zonder een opzegtermijn in acht te nemen. Het hof begrijpt daaruit dat BG Koeltechniek voor zoveel nodig een beroep doet op verrekening en volgt dat verweer van BG Koeltechniek. Het hof oordeelt dan ook dat [geïntimeerde1] schadeplichtig is jegens BG Koeltechniek (op grond van artikel 7:672 lid 10 BW) en in ieder geval vanwege het beroep op verrekening geen aanspraak meer kan maken op doorbetaling van loon.
bewijslevering
3.26
Zowel BG Koeltechniek als [geïntimeerde1] zullen tot bewijslevering worden toegelaten. Het hof is voornemens om op één dag de beide getuigenverhoren te doen plaatsvinden, in de enquête en in de contra-enquête. Het hof verwacht dat de advocaten dit onderling zo mogelijk afstemmen.

4.De beslissing

Het hof :
4.1
laat BG Koeltechniek toe tot bewijs van de stelling dat zij met [geïntimeerde1] een overeenkomst van geldlening heeft gesloten voor een bedrag van € 13.000 en dat dat bedrag aan [geïntimeerde1] is voldaan;
4.2
laat [geïntimeerde1] toe tot tegenbewijs, tegen het voorshands bewezen geachte feit dat hij het geldbedrag van € 5.000 dat aan hem is voldaan door Raashan Pani niet heeft afgedragen aan BG Koeltechniek;
4.3
bepaalt verder dat:
- het verhoor van getuigen zal plaatsvinden ten overstaan van mr. R. Verkijk, die hierbij tot raadsheer-commissaris wordt benoemd en die zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door hem vast te stellen dag en tijdstip;
- BG Koeltechniek en [geïntimeerde1] ieder het aantal door haar of hem voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum
21 februari 2023, waarna dag en uur van het verhoor door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld, ook indien de opgave van een of meer van partijen ontbreekt;
- ieder der partijen overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van haar getuigen tenminste
een week voor de dag van het verhooraan de wederpartij en de griffier van het hof zal opgeven en zorg zal dragen voor het oproepen van de getuigen;
- een partij die bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wil verrichten of producties in het geding wil brengen, ervoor zal zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk
twee weken voor de dag van het verhooreen afschrift van de te verrichten proceshandeling en/of de producties hebben ontvangen;
4.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, S.C.P. Giesen en R. Verkijk en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023.