ECLI:NL:GHARL:2023:9159

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
200.324.428
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling tussen grootouder en kleinkinderen in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van een oma om een omgangsregeling met haar kleinkinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De oma had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om een omgangsregeling, maar dit verzoek was afgewezen. De oma is van mening dat contact met haar kleinkinderen in hun belang is, vooral gezien de langdurige band die zij met hen heeft. De moeder van de kinderen, die alleen het gezag over hen heeft, verzet zich echter tegen de omgangsregeling. Zij stelt dat de kinderen kwetsbaar zijn en dat het introduceren van de oma in hun leven hen zou belasten, vooral gezien hun huidige situatie waarin zij ondersteuning nodig hebben van een zorginstelling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2023 zijn zowel de oma als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig geweest. De raad voor de kinderbescherming heeft ook een vertegenwoordiger gestuurd. Het hof heeft de argumenten van beide partijen en de raad overwogen. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is om geen omgangsregeling vast te stellen, omdat de kinderen momenteel stabiliteit en rust nodig hebben. De moeder heeft aangegeven dat de kinderen al overprikkeld zijn en dat het introduceren van een nieuwe persoon, zoals de oma, hen verder zou belasten.

Het hof heeft ook het verzoek van de oma om een informatieregeling afgewogen, maar ook dit verzoek is afgewezen omdat er geen wettelijke basis voor is. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de oma ontvankelijk was in haar verzoeken, maar het hof is van mening dat de huidige omstandigheden van de kinderen en de moeder een omgangsregeling niet rechtvaardigen. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en de verzoeken van de oma af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.428
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 542742)
beschikking van 31 oktober 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de oma,
advocaat: mr. D. Marcus te Rijen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.A.D. Luijten te IJsselstein.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 maart 2023;
- het verweerschrift met producties; en
- een journaalbericht van mr. Luijten van 7 september 2023 met één productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 september 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de oma, bijgestaan door mr. Marcus;
- de moeder, bijgestaan door mr. Luijten; en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder is getrouwd geweest met [de vader] (verder te noemen: de vader). De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (verder te noemen: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2014 in [plaats1] ; en
- [de minderjarige2] (verder te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2015 in [plaats1] .
3.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de moeder. De moeder is alleen belast met het gezag over de kinderen.
3.3
De vader is de zoon van de oma.

4.De omvang van het geschil in hoger beroep

4.1
De oma heeft de rechtbank – kort gezegd – verzocht om primair een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , subsidiair een informatieregeling, en meer subsidiair om een raadsonderzoek te gelasten. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken afgewezen.
4.2
De oma is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De oma verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- primair te bepalen dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld die inhoudt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eenmaal in de veertien dagen op zondag van 12:00 uur tot 17:00 uur bij haar verblijven, waarbij zij de kinderen haalt en terugbrengt;
- subsidiair te bepalen dat de moeder de oma eenmaal per kwartaal schriftelijk informeert over het welzijn van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , met overlegging van een recente foto van de kinderen, ingaande vijf dagen na de in deze te geven beschikking;
- meer subsidiair een raadsonderzoek te gelasten om te onderzoeken of het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is gediend met hervatting van de omgang, en aan de hand daarvan te beslissen of en zo ja, welke omgangsregeling tussen de oma en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] moet worden vastgesteld;
- althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht;
- kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof de verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
Het hof zal de grieven per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Omgangsregeling
Wat staat er in de wet?
5.1
Op grond van artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft het kind recht op omgang met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Uit lid 2 van dit artikel volgt dat de rechter op verzoek van de ouder(s) of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat een omgangsregeling kan vastleggen of het recht op omgang kan ontzeggen. Ingevolge 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De ontvankelijkheid
5.2
De rechtbank heeft geoordeeld dat de oma ontvankelijk is in haar verzoeken, omdat zij in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige1] en [de minderjarige2] staat. Dat is tussen partijen niet in geschil, zodat het hof hiervan uit zal gaan.
Wat vindt de oma?
5.3
De oma voert aan dat het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is dat zij contact met haar hebben, zeker omdat zij jarenlang intensief contact hebben gehad. Er was een diepgewortelde band tussen haar en de kleinkinderen.
De moeder heeft verteld dat het niet altijd goed gaat met de kinderen; de oma kan de moeder hulp en steun bieden, aldus de oma. De oma wil niet alleen maar de leuke dingen doen, zij is ook bereid om de minder leuke dingen te doen. Het contact met de oma kan iets positiefs toevoegen aan het leven van de kinderen.
De oma wil het contact tussen haar en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] opbouwen, bijvoorbeeld door het sturen van een kaartje, beeldbellen en omgang onder begeleiding. Hoewel de periode van twee jaar die de vader en de moeder hebben afgesproken waarin de vader geen contact heeft met de kinderen op 18 maart 2023 is verstreken en dus niet aan omgang tussen de oma en de kinderen in de weg staat, zal de oma, als er een omgangsregeling wordt vastgesteld, haar zoon hierover niet informeren en hem niet aanwezig laten zijn bij de omgang.
Wat vindt de moeder?
5.4
De wens van de oma om contact te hebben met de kinderen is begrijpelijk, aldus de moeder, maar de oma gaat voorbij aan de belangen van de kinderen en die van de moeder. De oma denkt te makkelijk over het opstarten van contact met de kinderen.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn zeer kwetsbare kinderen die snel overprikkeld raken en snel uit hun evenwicht zijn. Juist bij deze kinderen is het van belang dat er eerst een stabiele basis gecreëerd wordt alvorens zij eventueel blootgesteld kunnen worden aan belangrijke nieuwe dingen in hun leven. Die stabiele basis is er nog niet. De kinderen gaan sinds november 2022 naar [naam1] , een zorginstelling die bedoeld is om kinderen die vastlopen in het onderwijs gedurende een periode van drie maanden tot een jaar rust en stabiliteit te bieden en gedurende die periode te monitoren om te bezien welke onderwijs passend is voor hen. In die periode kunnen er ook aanvullende onderzoeken worden gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verteld dat [de minderjarige1] , die ADHD en dyslexie heeft, de goede kant op gaat. Er is een school gevonden die waarschijnlijk bij hem past. Met [de minderjarige2] , die hoog sensitief en mogelijk hoogbegaafd is, gaat het minder goed. Uit de rapportage van een orthopedagoog van november 2022 kwam naar voren dat hij vooral belemmerd lijkt te worden door sterke gevoelens van angst en onveiligheid en een gebrek aan (zelf)vertrouwen. [naam1] heeft aangegeven dat het nog steeds niet mogelijk is om [de minderjarige2] (verder) te testen.
In deze kwetsbare situatie is het niet goed voor de kinderen als er een nieuw persoon (zij hebben namelijk geen herinnering meer aan de oma) in hun leven wordt geïntroduceerd. Daarbij vraagt de moeder zich af, als er contact zou zijn tussen de oma en de kinderen, hoe de oma er voor zal zorgen dat de vader niet met de kinderen in contact komt, zeker omdat dat in het verleden niet goed is gegaan. Ook vraagt de moeder zich af wat het doet met de kinderen wanneer er wel contact is met de oma, maar niet met de vader. Kortom, het is voor de kinderen te belastend om thans contact met de oma op te bouwen, aldus de moeder.
Wat adviseert de raad?
5.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat de wens van de oma om contact te hebben met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorstelbaar is. Maar, in deze situatie is een omgangsregeling op korte termijn niet haalbaar. De kinderen gaan moeilijk om met veranderingen en prikkels. In de huidige situatie en gezien hun problematiek is het niet in hun belang om de oma te introduceren, niet via een omgangsregeling, maar ook niet via beeldbellen of het sturen van een kaartje. Dat zal namelijk niet alleen spanning oproepen bij de kinderen, maar ook bij de moeder. De kinderen zullen de spanning van de moeder voelen en dat is niet goed voor hen. Verder vindt de raad het zorgelijk dat [de minderjarige2] nog niet onderzocht kan worden.
De raad acht een raadsonderzoek niet aan de orde, omdat dat te belastend is voor de kinderen.
Het oordeel van het hof
5.6
Het hof zal het verzoek van de oma afwijzen. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat uit wat de moeder naar voren heeft gebracht, blijkt dat het niet goed gaat met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat is overigens ook niet bestreden door de oma. De kinderen gaan al geruime tijd niet naar school, omdat zij overbelast en overprikkeld raakten. Inmiddels gaan [de minderjarige1] en [de minderjarige2] sinds november 2022 naar [naam1] . Hoewel het de bedoeling is dat zij daar een relatief korte tijd (drie tot twaalf maanden) blijven om door te stromen naar passend onderwijs, is daar in ieder geval voor [de minderjarige2] nog geen zicht op. [de minderjarige1] heeft kleine stapjes vooruit gemaakt en voor hem heeft de moeder – zoals zij vertelde – waarschijnlijk een geschikte school gevonden, maar [de minderjarige2] is nog lang niet zo ver. Hij kan zelfs nog niet getest en/of onderzocht kan worden. Voor [de minderjarige1] is de ontwikkeling pril en moet worden afgewacht of hij op de school terecht kan en of daar voor hem passend onderwijs wordt geboden. Het hof is van oordeel dat het in deze situatie niet in het belang van de kinderen is om een omgangsregeling, of een andere vorm van contact, vast te stellen tussen de oma en de kinderen. Er moet eerst rust en stabiliteit komen voor de kinderen. Die is er nog niet.
Ook voor de moeder is het vaststellen van een omgangsregeling op dit moment nog te belastend. De moeder staat ook nog niet open voor een omgangsregeling. Als er desondanks een omgangsregeling wordt vastgesteld, veroorzaakt dat spanning bij de moeder. Dat zal zijn weerslag hebben op de kinderen, omdat – zoals de raad heeft verteld – de kinderen deze spanning zullen voelen. Dat acht het hof niet in het belang van de kinderen, zeker niet omdat de kinderen juist behoefte hebben aan rust en stabiliteit, ook in de thuissituatie. De moeder draagt alleen de zorg voor de kinderen en zij moet in staat blijven om goed voor hen te kunnen blijven zorgen. Daar past een omgangsregeling tussen de oma en de kinderen op dit moment niet bij.
Het hof zal het verzoek tot het uitvoeren van een raadsonderzoek ook afwijzen, omdat dat geen doel zou dienen, nu het hof van oordeel is dat het vaststellen van een omgangsregeling thans niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is.
Informatieregeling
Wat staat er in de wet?
5.7
Uit artikel 1:377b lid 1 BW volgt dat de ouder die met het gezag is belast, gehouden is de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind.
Wat vindt de oma?
5.8
De oma voert aan dat de rechtbank het verzoek van de oma om een informatieregeling vast te stellen ten onrechte heeft afgewezen. Hoewel de wet de mogelijkheid om een informatieregeling tussen de moeder en de oma vast te stellen niet biedt, is in de rechtspraak die mogelijkheid wel aangenomen. Omdat de moeder de vader al eens per kwartaal moet informeren is het geen belasting voor de moeder om deze informatie ook naar de oma te sturen, aldus de oma.
Wat vindt de moeder?
5.9
De moeder voert aan dat er voor het verzoek van de oma geen wettelijke grondslag is. In de door de oma aangehaalde rechtspraak was er sprake van bijzondere omstandigheden. Door de oma zijn die niet aangevoerd. Het is voor de moeder belastend om te worden verplicht om informatie met de oma te delen. De moeder informeert de vader al. De oma, die zegt goed contact te hebben met haar zoon, kan de informatie over de kinderen bij hem opvragen.
Het oordeel van het hof
5.1
Het hof zal het verzoek van de oma afwijzen. Niet in geschil is dat er voor het verzoek van de oma geen wettelijke basis is. Uit de door de oma aangehaalde uitspraak van het gerechtshof Den Haag [1] blijkt dat er desondanks een informatieregeling kan worden vastgesteld ten behoeve van de grootouder, als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Het hof is van oordeel dat die door de oma niet zijn aangevoerd.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, omdat het een zaak van familierechtelijke aard betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 december 2022;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K. Mans en S. Kuijpers, bijgestaan door de griffier, en is op 31 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.ECLI: NL:GHDHA:2015:777