ECLI:NL:GHARL:2023:9253

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
200.328.825
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van gezamenlijk gezag en toekenning van eenhoofdig gezag aan de moeder in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over twee minderjarige kinderen, geboren in 2009. De moeder had in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten, maar dit verzoek was door de rechtbank Overijssel afgewezen. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen was afgewezen en heeft haar verzoek alsnog toegewezen. Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders zo problematisch was dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was dat de moeder alleen het gezag uitoefende. De vader had verweer gevoerd en was van mening dat de huidige regeling voor de omgang met de kinderen moest worden voortgezet. Het hof heeft de omgangsregeling bekrachtigd, omdat beide ouders in staat leken om in onderling overleg tot een wijziging te komen zodra dat mogelijk was. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.825
(zaaknummer rechtbank Overijssel 288361)
beschikking van 2 november 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W. Geersen-Janssen te Enschede,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 23 maart 2023, waarvan de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 juni 2023;
- het verweerschrift van de vader;
- de (stand van zaken/standpunt)brief van de GI van 27 september 2023;
- een journaalbericht van mr. Geersen-Janssen van 25 september 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Geersen-Janssen van 4 oktober 2023 met producties.
2.2
De minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek. De minderjarige [de minderjarige1] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De minderjarige [de minderjarige2] heeft haar mening in een e-mail aan het hof kenbaar gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft, gelijk met die in zaaknummer 200.329.595, op 5 oktober 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-twee vertegenwoordigers van de GI;
-een vertegenwoordiger van de raad.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , beiden geboren [in] 2009 te [woonplaats1] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , die bij de moeder wonen.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de kinderrechter), van 16 januari 2023 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden, met ingang van 16 januari 2023 tot 16 april 2023.
3.3
Bij beschikking van 20 april 2023 heeft de kinderrechter beide kinderen onder toezicht gesteld voor de termijn van zes maanden, met ingang van 20 april 2023 tot 20 oktober 2023.
De kinderrechter heeft iedere verdere beslissing ten aanzien van de ondertoezichtstelling aangehouden tot de voortgezette mondelinge behandeling van maandag 9 oktober 2023.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter afgewezen: de verzoeken van de moeder om:
-primair: haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige2] en [de minderjarige1] ;
-subsidiair: te bepalen dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend om [de minderjarige2]
aan te melden bij [naam1] voor diagnostisch onderzoek;
-meer subsidiair: te bepalen dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend om
[de minderjarige2] aan te melden bij [naam1] voor onderzoek om de sociaal emotionele leeftijd van [de minderjarige2] te
bepalen, alsmede dat mevrouw [naam2] zal worden aangesteld als regiebehandelaar en dat
haar adviezen opgevolgd dienen te worden;
-de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige1] zal worden gewijzigd met dien
verstande dat de kinderen één keer per veertien dagen van woensdagmiddag tot
maandagochtend bij de vader zullen verblijven, alsmede dat de vakanties en feestdagen in
onderling overleg tussen de ouders gedeeld zullen worden.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende haar aan de rechtbank gerichte verzoeken alsnog toe te wijzen.
4.2
De vader heeft verweer gevoerd. Hij vraagt het hof het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen voor zover dat ziet op het gezag over de kinderen en de bestreden beschikking in zoverre te bekrachtigen. Hij vraagt het hof de overige verzoeken van de moeder in hoger beroep wegens gebrek aan belang af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep haar subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken met betrekking tot de vervangende toestemming ingetrokken. Die verzoeken hoeven dus door het hof niet meer te worden beoordeeld.
Het gezag
5.2
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
De moeder denkt dat het in het belang van de kinderen is dat zij met het eenhoofdige gezag over hen wordt belast. De moeder loopt steeds aan tegen het feit dat de vader en zij het niet eens kunnen worden over de in te zetten hulpverlening voor de kinderen. Volgens de moeder blijft dat een probleem, zolang zij en de vader samen het gezag over de kinderen hebben. De kinderen dreigen daarbij klem te raken tussen de ouders. Ook de GI is tot nu toe niet in staat geweest om de juiste hulpverlening voor de kinderen te regelen. De moeder denkt dat, als zij het eenhoofdig gezag heeft en zij zelf de beslissingen voor de kinderen kan nemen, de hulpverlening sneller geregeld gaat worden.
5.4
De vader is het met de moeder eens dat de GI tot nu toe onvoldoende heeft gedaan. Hij vindt echter niet dat de oplossing moet worden gezocht in een toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder. De vader erkent dat hij kritisch is als het om de voor de kinderen te nemen beslissingen gaat en dat hij vaak meer informatie wenst voordat hij zijn toestemming geeft voor bijvoorbeeld een hulpverleningstraject.
5.5
De GI heeft aangevoerd dat zij door de aanhoudende onenigheid tussen de ouders hun taak niet goed kunnen uitoefenen en er niet in slagen om de voor de kinderen noodzakelijke hulpverlening in te zetten. Volgens de GI zitten de kinderen klem tussen de ouders. De GI is van mening dat de moeder, als zij het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft, in staat zal zijn om de voor de kinderen juiste beslissingen te nemen.
5.6
Volgens de raad zitten de kinderen weliswaar klem tussen de ouders, die er tot nu toe niet in zijn geslaagd om gezamenlijk de voor de kinderen belangrijke beslissingen te nemen, maar moet de oplossing niet worden gezocht in een toekenning van het eenhoofdig gezag aan de moeder. De raad is van mening dat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling in staat moet zijn om bepaalde beslissingen, zoals over de hulpverlening voor de kinderen, te nemen.
5.7
Het hof oordeelt als volgt. Uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over hun minderjarige kinderen. Daarbij is noodzakelijk dat zij in staat zijn om op enige wijze met elkaar te communiceren en te beslissen over de voor hun kinderen belangrijke aangelegenheden. Als die communicatie zo moeizaam verloopt dat de ouders niet meer samen kunnen beslissen over de kinderen, die daardoor vervolgens mogelijk klem raken tussen de ouders, kan van het uitgangspunt van gezamenlijk gezag worden afgeweken. In dat geval kan het in het belang van de kinderen zijn dat één van de ouders het gezag alleen gaat uitoefenen.
Het hof is van oordeel dat dat geval zich hier voordoet. Uit de stukken en dat wat ter zitting is gezegd komt naar voren dat diverse voor de kinderen belangrijke beslissingen voornamelijk door (niet) handelen van de vader niet of pas met enorme vertraging konden worden genomen.
Zo heeft de vader geen toestemming willen verlenen voor een onderzoek bij [naam1] naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige2] . De aanmelding van [de minderjarige2] op een school in [woonplaats1] , voor onderzoek/behandeling van [de minderjarige2] bij [naam3] ( [naam3] ) en de [naam4] , alsmede voor de begeleiding van [de minderjarige2] bij de desbetreffende consulten kwamen moeizaam tot stand, omdat de toestemming van de vader daarvoor met vertraging tot stand kwam. Het kan zijn dat de vader, zoals hij ter zitting heeft verklaard, voordat hij toestemming geeft vaak tijd nodig heeft om zich te oriënteren of om vragen beantwoord te krijgen, maar gebleken is dat hier sprake is van een patroon, waarbij hij niet voortvarend te werk gaat en hij zijn toestemming uiteindelijk pas geeft als een (toestemmings)procedure dreigt. Een en ander levert voor deze kinderen met een ontwikkelingsbedreiging en een grote zorgbehoefte steeds weer een onwenselijke vertraging op in de totstandkoming van de voor hen noodzakelijke hulp. Door de voortdurende onenigheid tussen de ouders over wat goed is voor de kinderen, hun verschillende opvoedingsstijlen en verstoorde communicatie dreigen de kinderen ook klem te raken tussen de ouders. Het hof is, anders dan de raad, met de GI van mening dat dit probleem niet kan worden opgelost enkel door de inspanningen van de gezinsvoogd in het kader van de ondertoezichtstelling. Die inspanningen hebben tot nu toe niet geleid tot (een verspoediging van) de inzet van hulp. De moeder heeft desgevraagd gesteld dat zij zichzelf in staat acht om, indien zij het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft, tijdig de juiste hulp voor de kinderen te regelen en dat zij de vader daarover steeds zal informeren. Die stelling is door de GI ondersteund. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat alleen de moeder voortaan het gezag over de kinderen zal uitoefenen. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en het desbetreffende verzoek van de moeder alsnog toewijzen.
De omgangsregeling
5.8
Op grond van artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.9
De moeder wil de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen wijzigen omdat zij vindt dat de huidige regeling in verband met de wisselingen te belastend is voor de kinderen. Zij realiseert zich dat vaststelling van de door haar verzochte omgangsregeling mede afhangt van de haalbaarheid daarvan voor alle betrokkenen.
5.1
De vader stelt zich op het standpunt dat de regeling, zoals die nu feitelijk loopt, voortgezet moet worden. Hij heeft op dit moment geen omgang met [de minderjarige2] . [de minderjarige1] mag wat hem betreft zelf bepalen wanneer zij naar hem toekomt. Dat hangt af van wat zij aan kan en komt op dit moment neer op gemiddeld één of twee dagen/nachten per weekend. De vader heeft verklaard dat hij de omgangsregeling soepel wil hanteren en dat de huidige regeling op dit moment de meest haalbare regeling is.
5.11
Het hof maakt uit de stellingen van de ouders en hun toelichting ter zitting op dat zij beiden een ruimere omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zouden wensen, maar dat zij ook inzien dat de regeling, zoals die op dit moment wordt uitgevoerd de meest haalbare is. Het hof acht toewijzing van het verzoek van de moeder niet in het belang van de kinderen. Gelet op de standpunten van de ouders over de omgangsregeling heeft het hof er vertrouwen in dat zij in staat zullen zijn om, zodra daartoe mogelijkheden zijn, in onderling overleg een wijziging van de regeling af te spreken. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 23 maart 2023, waarvan de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 april 2023, voor zover daarbij het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten is afgewezen;
en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , beiden geboren [in] 2009 te [woonplaats1] ;
bepaalt dat de moeder vanaf nu alleen belast is met het gezag over genoemde kinderen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en
S. Kuijpers, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 2 november 2023 door
mr. Kuijpers uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.