ECLI:NL:GHARL:2023:9579

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
200.331.902
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van zorgregeling in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot schorsing van een zorgregeling. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A. de Boer, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin een zorgregeling voor de omgang van de vader met hun vijfjarige zoon was vastgesteld. De moeder verzocht het hof om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, omdat zij zich zorgen maakte over de veiligheid van de minderjarige tijdens de omgang met de vader, die volgens haar niet goed verliep.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep en de eerdere beschikking van de rechtbank in overweging genomen. De rechtbank had eerder bepaald dat de omgang tussen de vader en de minderjarige onder begeleiding zou plaatsvinden, maar de moeder stelde dat de overdracht van de minderjarige naar de vader niet goed ging en dat er risico's waren voor de veiligheid van het kind. De vader, vertegenwoordigd door mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens, voerde verweer en vroeg het verzoek tot schorsing af te wijzen.

Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die rechtvaardigden dat de eerdere beslissing van de rechtbank moest worden geschorst. Het hof concludeerde dat de zorgregeling al enige tijd werd uitgevoerd en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat het contact met de vader onveilig was voor de minderjarige. Daarom heeft het hof het verzoek van de moeder tot schorsing van de zorgregeling afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.902/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 519280)
beschikking van 14 november 2023 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.A. de Boer te Zeist,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens te De Meern, gemeente Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met het verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 6 september 2023, en
- het verweerschrift.
2.2
De zitting heeft op 6 november 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- namens de moeder haar advocaat, en
- de vader met zijn advocaat en zijn persoonlijk begeleider.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] . Zij hebben samen het gezag over hem. [de minderjarige] is vijf jaar en woont bij de moeder.
3.2
De moeder en de vader hebben een geschil over de zorgregeling van de vader met [de minderjarige] . De rechtbank heeft in de bestreden beschikking bepaald dat de voorlopige zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 19 oktober 2022 wordt gewijzigd en een definitieve zorgregeling (door de rechtbank ‘omgang’ genoemd) vastgesteld als volgt:
- Tijdens de eerste vier omgangsmomenten hebben de vader en [de minderjarige] elke vrijdag na school twee uur omgang bij de vader thuis onder begeleiding van vaders begeleider waarbij de vader hem samen met diens begeleider ophaalt van school en de moeder hem ophaalt bij de vader thuis. Deze omgang vindt in beginsel plaats op vrijdag van 12.30 uur tot 14.30 uur tenzij de schooltijden van [de minderjarige] veranderen;
- Na de opbouw van deze vier omgangsmomenten hebben de vader en [de minderjarige] elke vrijdag na school omgang tot 16.30 uur, waarbij de vader en/of diens begeleider hem ophaalt van school en de moeder hem ophaalt bij de vader thuis. De omgang zelf hoeft niet onder begeleiding van een derde plaats te vinden,
en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.3
De moeder heeft bij dit hof bij het beroepschrift op 6 september 2022 hoger beroep ingesteld tegen de hiervoor genoemde beschikking.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Aan de orde is het verzoek van de moeder schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking. De vader voert hiertegen gemotiveerd verweer en hij vraagt het verzoek tot schorsing af te wijzen.
4.2
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
4.3
Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Omdat de rechtbank een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van de bestreden beschikking kan deze alleen worden geschorst:
i) als de verzoeker feiten en omstandigheden heeft genoemd die na de uitspraak van de rechtbank zijn gebeurd of aan het licht zijn gekomen, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken, of
ii) als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust.
4.4
Het hof zal het schorsingsverzoek van de moeder afwijzen. De rechtbank heeft overwogen dat het erop lijkt dat de mogelijke risico’s voor [de minderjarige] als gevolg van het alcoholgebruik van de vader zijn uitvergroot en een eigen leven zijn gaan leiden. Uit hulpverleningsrapporten blijkt dat het contact tussen [de minderjarige] en de vader juist goed verloopt en dat geen sprake is van dreigend gevaar. De rechtbank is -mede op basis van het advies van de raad van de kinderbescherming- van oordeel dat er geen concrete aanleiding is om aan te nemen dat voor [de minderjarige] contact met de vader onveilig is, aldus de rechtbank. Het hof gaat uit van deze overwegingen.
Het hof constateert dat de moeder haar verzoek tot schorsing baseert op de stelling dat haar belang bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van de vader bij de uitvoering van de bestreden beschikking. Zoals hiervoor is overwogen, is voor deze belangenafweging geen ruimte meer omdat de rechtbank de uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gemotiveerd. Niet is gesteld dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die maken dat de beslissing van de rechtbank moet worden geschorst. De moeder beroept zich erop dat de overdracht van [de minderjarige] naar de vader niet goed verloopt en dat zij zich ernstig zorgen maakt over de veiligheid van [de minderjarige] als hij bij de vader is. De moeder stelt dat de omgang daarom onder begeleiding dient plaats te vinden. Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de vader heeft de moeder haar standpunt echter onvoldoende onderbouwd.
Gebleken is dat de zorgregeling al enige tijd wordt uitgevoerd volgens de bestreden beschikking. Aanvankelijk was de overdracht begeleid en nu verloopt deze al enige tijd onbegeleid. De vader neemt contact op met de moeder wanneer [de minderjarige] eerder naar huis wil en de moeder haalt [de minderjarige] dan op. Op dit moment bestaat geen concrete aanleiding om aan te nemen dat het contact met zijn vader voor [de minderjarige] onveilig is.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.H. Lieber en M.P. den Hollander en is op 14 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.