ECLI:NL:GHARL:2023:9836

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
200.322.332
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van voorlopige zorgregeling en vervangende toestemming voor vakantiereis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een zorgregeling tussen de vader en de minderjarige, geboren in 2019. De vader, die sinds juni 2022 gedetineerd is, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 11 november 2022 bestreden, waarin een voorlopige zorgregeling was vastgesteld. De rechtbank had eerder al een voorlopige zorgregeling vastgesteld en de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de zorgregeling die in het belang van de minderjarige zou zijn. Het hof heeft vastgesteld dat het raadsrapport nog niet definitief was en dat de rechtbank de zorgregeling op basis van dit rapport zal vaststellen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een andere zorgregeling vast te stellen dan de rechtbank in eerste aanleg heeft gedaan.

Daarnaast heeft de moeder vervangende toestemming gevraagd voor een vakantiereis naar Polen met de minderjarige, waarvoor de vader zijn toestemming had geweigerd. Het hof overweegt dat de vader zijn stelling dat hij toestemming heeft verleend niet voldoende heeft onderbouwd. De moeder had de rechter om vervangende toestemming moeten vragen omdat de vader niet tijdig zijn toestemming had gegeven. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, zowel wat betreft de zorgregeling als de vervangende toestemming voor de vakantiereis.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.332
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 505797)
beschikking van 21 november 2023
inzake
[verzoeker],
verblijvende in de [verblijfplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.Y.M. Jansse te Zeist.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, (hierna: de rechtbank) van 17 september 2020, 10 juni 2021 (hersteld bij beschikking van 13 juli 2021) en 11 november 2022 uitgesproken onder (onder meer) voormeld zaaknummer. De beschikking van 11 november 2022 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 januari 2023;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van mr. Jansse van 13 oktober 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 oktober 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3. De feiten
3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2019. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
De rechtbank heeft bij beschikking van 17 september 2020 een voorlopige zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld. Bij de beschikking van 10 juni 2021 heeft de rechtbank deze voorlopige regeling gewijzigd in een andere voorlopige zorgregeling waarbij [de minderjarige] uiteindelijk bij de vader zal verblijven om de week van zaterdag tot zondag en in de andere week van donderdagochtend tot vrijdagavond en daarnaast voor een deel van de vakantie- en feestdagen.
De rechtbank heeft verder de raad verzocht te onderzoeken welke zorgregeling in het belang van [de minderjarige] is en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.3
Op 1 juni 2022 heeft de raad aan de rechtbank bericht dat het (toen) niet is gelukt om het onderzoek uit te voeren op de manier die de raad het meest in het belang van [de minderjarige] acht.
3.4
De vader is gedetineerd sinds juni 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
  • de in de beschikking van 10 juni 2021 vastgestelde
  • aan de moeder vervangende toestemming verleend - die de toestemming van de vader vervangt - voor een vakantie met [de minderjarige] naar Polen van 10 februari 2023 tot en met 22 februari 2023;
  • de verzoeken van de vader over contact met [de minderjarige] tijdens zijn detentie afgewezen;
  • de raad opnieuw verzocht te onderzoeken welke zorgregeling in het belang van [de minderjarige] is en de (definitieve) beslissing over de zorgregeling aangehouden.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor een vakantiereis naar Polen alsnog af te wijzen. Daarnaast verzoekt de vader een regeling vast te stellen voor zowel de periode dat hij in detentie verblijft als voor de periode na afloop van de detentie althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer. De moeder vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Zorgregeling
5.1
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een zorgregeling vaststellen.
5.2
Het hof stelt vast dat in hoger beroep is gebleken dat de vader is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Deze gevangenisstraf is in hoger beroep door het hof bekrachtigd.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat het door de rechtbank verzochte raadsonderzoek vrijwel gereed is. De raad is in afwachting van de reacties van de ouders op het conceptrapport en zal daarna het raadsrapport aan de rechtbank toesturen. De rechtbank zal vervolgens een mondelinge behandeling bepalen.
Het hof beschikte op het moment van het nemen van deze beslissing niet over het definitieve raadsrapport, omdat dat nog niet gereed was.
5.4
Het hof overweegt dat het definitieve raadsrapport tijdens de nog te bepalen mondelinge behandeling bij de rechtbank zal worden besproken. De rechtbank zal vervolgens op basis van het advies van de raad en de stellingen van partijen een zorgregeling vaststellen. Het hof ziet geen aanleiding daar op dit moment op vooruit te lopen en zal, anders dan de vader verzoekt, ook geen andere zorgregeling vaststellen dan de rechtbank in eerste aanleg heeft gedaan. Dit geldt voor de periode dat de vader in detentie verblijft, maar ook voor de periode na zijn detentie. Daarbij vindt het hof van belang dat de moeder zich heeft ingespannen en zich ook zal blijven inspannen om het contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen. Zo heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat de bezoekmomenten tot en met december al zijn ingepland, waarbij [de minderjarige] en de vader elkaar iedere twee weken zullen zien.
vervangende toestemming
5.5
In artikel 1:253a lid 1 BW staat dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd.
5.6
De moeder heeft vervangende toestemming gevraagd voor een vakantiereis naar Polen in februari 2023 en die van de rechtbank gekregen. De vader voert in hoger beroep aan dat hij nooit een vakantiereis heeft geblokkeerd. De moeder heeft ook al twee keer eerder met [de minderjarige] in Polen verbleven zonder dat de vader daarvoor expliciet toestemming heeft gegeven. De vader vreest dat de moeder haar verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming in een toekomstige procedure zal gebruiken om alleen het gezag te krijgen over [de minderjarige] .
5.7
De moeder was genoodzaakt de rechter om vervangende toestemming te vragen voor de vakantiereis, omdat de vader zijn toestemming weigerde en niet viel te verwachten dat de vader het toestemmingsformulier tijdig zou invullen Ook na het indienen van dit verzoek heeft de moeder geen toestemmingsformulier van de vader ontvangen.
5.8
Het hof overweegt dat de vader zijn stelling dat hij wel degelijk toestemming heeft verleend voor de vakantie van de moeder met [de minderjarige] , tegenover de gemotiveerde betwisting door de moeder, niet nader heeft onderbouwd. Dit had wel op de weg van de vader gelegen. Zo had de vader een door hem ingevuld en ondertekend toestemmingsformulier kunnen overleggen. De enkele stelling van de vader dat hij toestemming heeft verleend, is onvoldoende. Het hof zal daarom het verzoek van de moeder om vervangende toestemming niet alsnog afwijzen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling en de vervangende toestemming bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 november 2022, voor zover deze ziet op de daarin vastgestelde
voorlopigezorgregeling en de vervangende toestemming.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.H. Lieber en E. de Boer, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 21 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.