ECLI:NL:GHARL:2023:9841

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
200.332.468
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking inzake de verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2023 uitspraak gedaan op het verzoek van de man om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Gelderland, die op 21 juni 2023 was gegeven. De rechtbank had in die beschikking de verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen gelast, na hun echtscheiding. De man verzocht om schorsing van de beschikking, omdat hij meende dat er sprake was van een kennelijke misslag in de beslissing van de rechtbank. De vrouw voerde gemotiveerd verweer tegen dit verzoek.

Het hof overweegt dat een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld, uitvoerbaar blijft. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de man bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. Het hof concludeert echter dat de man niet voldoende heeft onderbouwd waarom de beschikking in zijn geheel of ten aanzien van de woning geschorst zou moeten worden. De man had de mogelijkheid om de woning over te nemen, maar heeft deze niet benut. De vrouw heeft belang bij de verkoop van de woning en het verkrijgen van haar deel van de netto-opbrengst, zodat zij haar leven kan hervatten.

Uiteindelijk wijst het hof de verzoeken van de man af, omdat zijn belang niet opweegt tegen dat van de vrouw. De beslissing van de rechtbank wordt gehandhaafd, en de man moet meewerken aan de verkoop van de woning.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.332.468/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 390559)
beschikking van 21 november 2023 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de man,
advocaten: mr. W.H. de Boer te Heerde en mr. M. Poulus te Amsterdam,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.M. Mons te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1.
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 21 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij deze beschikking heeft de rechtbank de (wijze van) verdeling van de door echtscheiding ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen gelast als in die beschikking in 2.3 tot en met 2.48 is overwogen.
1.2.
In 2.8 heeft de rechtbank het volgende overwogen:
Tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling op 14 november 2022 hebben partijen
afgesproken dat zij de woning zullen toedelen aan de man als het hem lukt binnen drie maanden de financiering daarvoor te regelen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen uitvoering hebben gegeven aan deze afspraak. Slechts voor het geval dat partijen daaraan geen uitvoering hebben gegeven, heeft de rechtbank op 21 juni 2023 bepaald dat partijen de woning aan de [adres] te [woonplaats1] (verder: de woning) moeten verkopen en leveren aan een derde en verplicht zijn daaraan mee te werken. De rechtbank heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard maar dat niet toegelicht.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op
20 september 2023;
- het verweerschrift in het verzoek tot schorsing met producties;
- een journaalbericht van mr. Boer van 31 oktober 2023 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 november 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door mr. Boer en mr. Poulus;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Mons.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de man om schorsing te bevelen van de werking van de beschikking van 21 juni 2023 in het geheel, dan wel ten aanzien van de beslissing over de woning. De vrouw voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3.2
Een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard is, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld uitvoerbaar. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
3.3
De man verzoekt primair om schorsing van de werking van de beschikking van
21 juni 2023 in het geheel, dus van alle onderdelen van de beslissing van de rechtbank over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man onderbouwt niet waarom de beslissing van de rechtbank voor al die onderdelen moet worden geschorst. Het hof zal het primaire verzoek dan ook afwijzen.
3.4
Subsidiair verzoekt de man schorsing van de beslissingen over de woning. Ook op dit onderdeel maakt de man niet duidelijk dat er goede redenen zijn voor schorsing, zodat het hof ook dat subsidiaire verzoek zal afwijzen. Het hof zal dat uitleggen.
3.5
De man stelt dat de beslissing over de woning moet worden geschorst omdat sprake is van een kennelijke misslag. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking een juridisch en inhoudelijk onjuiste aanname gedaan door te veronderstellen dat reeds uitvoering was gegeven aan de overeenkomst die partijen op 14 november 2022 hadden gesloten. De man stelt dat de hypotheekverstrekker voor de beoordeling van een overname van de hypothecaire geldlening een beslissing over de verdeling van de huwelijksgemeenschap nodig had, maar die beslissing kwam pas in de beschikking van 21 juni 2023.
3.6
Het hof gaat bij de beoordeling van dit schorsingsverzoek uit van de juistheid van de beslissing van de rechtbank over de verdeling van de woning. Die beslissing berust niet op een kennelijke feitelijke en juridische misslag. Partijen hebben op 14 november 2022 afgesproken dat de man tot 14 maart 2023 de gelegenheid heeft de woning over te nemen. Slechts voor de situatie dat partijen geen uitvoering hebben kunnen geven aan die overeenkomst, heeft de rechtbank bij de beschikking van 21 juni 2023 de wijze van verdeling van de woning gelast (verdeling van de netto-opbrengst nadat de woning is verkocht). Uit de afspraak van 14 november 2022 volgt logischerwijs dat partijen, als de man niet in staat is de woning binnen de afgesproken termijn over te nemen, toedeling van de woning aan hem niet meer tot de mogelijkheden behoort. Omdat de vrouw de woning niet wil overnemen blijft dan maar één mogelijkheid over en dat is dat partijen de woning verkopen en leveren aan een derde en de netto-opbrengst samen delen. Niet valt in te zien dat de beslissing van de rechtbank, die als gezegd alleen geldt als partijen de afspraak die zij zelf hebben gemaakt niet kunnen uitvoeren, kennelijk onjuist is. Dat de man de afspraken van partijen niet kon uitvoeren omdat hij een beslissing van de rechtbank over de verdeling van de woning nodig had om de financiering te regelen is niet komen vast te staan. De vrouw betwist dat en de man biedt daarvan geen bewijs aan.
3.7
De man heeft ook onvoldoende onderbouwd dat zijn belang bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij uitvoering van de beschikking van 21 juni 2023.
3.8
Het enige argument van de man om de beslissing van de rechtbank over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en daardoor zijn medewerking aan de verkoop en levering van de woning te schorsen is dat hij die woning zelf graag wil overnemen. Het hof vindt dat dit belang niet zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij verkoop en verdeling van de (netto-opbrengst van de) woning. De vrouw heeft er belang bij niet langer in de onverdeeldheid te blijven, het is inmiddels drie jaar geleden dat zij de woning heeft verlaten. Zij moet haar leven weer kunnen opbouwen en op korte termijn kunnen beschikken over haar deel in de netto-opbrengst van de woning. De vrouw wil af van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. Zolang de woning niet is verdeeld, kan zij met haar nieuwe partner geen woning kopen. Bovendien loopt de vrouw nu het risico dat de woning in waarde zal dalen. De man heeft tot slot al voldoende tijd en gelegenheid gehad, ongeveer een jaar, om te laten zien dat hij de woning van de vrouw kan overnemen. Van die tijd en gelegenheid heeft hij tot nu toe onvoldoende gebruikt gemaakt, terwijl hij op de zitting heeft erkend dat hij in financieel opzicht voldoende in staat is om de woning over te nemen. Er is dan ook geen reden om tot schorsing van de beslissing van de rechtbank over de voormalig echtelijke woning over te gaan.

4.De beslissing

Het hof:
wijst de verzoeken van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, M.P. den Hollander en H. Phaff, en is op 21 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.