ECLI:NL:GHARL:2024:1748

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.331.624
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot instelling van bewind en mentorschap voor een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verzoeken van de ouders van een minderjarige, [verzoeker], om een bewind en mentorschap in te stellen. De ouders hadden eerder bij de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen) verzocht om deze maatregelen, welke op 30 mei 2023 waren toegewezen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd, omdat onvoldoende is gebleken dat er gronden zijn voor het instellen van een bewind en/of mentorschap. Het hof oordeelde dat [verzoeker] in staat is zijn eigen belangen te behartigen, mede door de ambulante begeleiding die hij ontvangt. De ouders hadden in hun verzoeken gesteld dat [verzoeker] zijn belangen niet kan behartigen, maar het hof vond de argumenten en bewijsvoering niet overtuigend genoeg. De beslissing van het hof houdt in dat de verzoeken tot instelling van bewind en mentorschap worden afgewezen, en dat de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.624
(zaaknummer rechtbank Gelderland 10382369)
beschikking van 12 maart 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M.L. Wijlens te Hengelo (Ov),
en
[verweerder] en [verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerders in hoger beroep, verder te noemen: de ouders van [verzoeker] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen) van 30 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 augustus 2023;
- een journaalbericht van mr. Wijlens van 12 oktober 2023 met productie;
- een journaalbericht van mr. Wijlens van 23 januari 2024;
- een brief van de ouders van [verzoeker] van 28 januari 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 februari 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [verzoeker] en zijn advocaat.

3.De feiten

[verzoeker] is geboren [in] 2005. Zijn ouders hebben de kantonrechter gevraagd een bewind en een mentorschap voor [verzoeker] in te stellen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter met ingang van 1 juni 2023 de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand onder bewind gesteld, een mentorschap ten behoeve van [verzoeker] ingesteld, tot bewindvoerders en mentoren de ouders van [verzoeker] benoemd, en bepaald dat:
-de uitspraak wordt ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister;
-de bewindvoerders binnen vier maanden middels het daarvoor bestemde formulier de boedelbeschrijving moeten indienen;
-de bewindvoerders jaarlijks voor 1 mei middels het daarvoor bestemde formulier de rekening en verantwoording moeten indienen;
-de bewindvoerders/mentoren op middels het daarvoor bestemde formulier de vijfjaarlijkse evaluatie moeten indienen.
4.2
De bedoeling van het hoger beroep van [verzoeker] is dat het hof de verzoeken van zijn ouders om een bewind en een mentorschap in te stellen zal afwijzen dan wel een andere bewindvoerder en mentor zal benoemen.
4.3
De ouders van [verzoeker] voeren in hun brief van 28 januari 2024 verweer en verzoeken – kort gezegd – het bewind en mentorschap in stand te laten maar wel een andere bewindvoerder en mentor te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.2
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
5.3
[verzoeker] stelt dat hij in eerste aanleg geen afschrift van het inleidende verzoek heeft ontvangen, niet behoorlijk is opgeroepen bij de rechtbank en hij zijn recht op hoor en wederhoor niet heeft kunnen uitoefenen. Dit verzuim is met dit hoger beroep hersteld.
5.4
Het hof is van oordeel dat een noodzaak voor een bewind en/of mentorschap niet is komen vast te staan.
De ouders van [verzoeker] hebben in hun inleidend verzoek en hun brief van 28 januari 2024 gesteld dat [verzoeker] zijn eigen belangen niet kan behartigen en hebben daarbij een aantal voorvallen omschreven waaruit dat zou moeten blijken.
[verzoeker] heeft die voorvallen besproken tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep en daarop zijn reactie gegeven. Hij heeft aan het hof overtuigend uitgelegd dat daaruit niet blijkt dat hij zijn belangen niet kan behartigen. Het is het hof niet gebleken dat [verzoeker] schulden heeft. Het meest recente rapport van [naam1] geeft het hof geen aanleiding om te concluderen dat [verzoeker] zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen niet zelf met enige hulp van anderen kan behartigen. Hij heeft ambulante begeleiding van [naam1] die hem waar nodig hulp kan verlenen. Die hulp is voldoende.
Gelet op het vorenstaande is onvoldoende gebleken dat er gronden zijn om over de goederen van [verzoeker] een bewind in te stellen en/of voor hem een mentorschap in te stellen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de kosten van dit hoger beroep compenseren, omdat partijen ouders en zoon zijn.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen) van 30 mei 2023, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst de inleidende verzoeken tot instelling van een bewind en mentorschap alsnog af;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.L.H. Ernes, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 12 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.