Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2024 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen een minderjarige en verzoekster, die in een nauwe persoonlijke relatie tot hem staat. De minderjarige, geboren in 2008, heeft zijn hoofdverblijf bij zijn vader, die het gezag over hem uitoefent. Verzoekster, die een affectieve relatie had met de moeder van de minderjarige tot haar overlijden in 2019, verzocht om een omgangsregeling waarbij de minderjarige eenmaal per veertien dagen bij haar verblijft. De vader verzet zich hiertegen en stelt dat de huidige regeling van eenmaal per maand in het belang van de minderjarige is.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de raad voor de kinderbescherming ook advies heeft uitgebracht. De raad adviseerde om de omgangsregeling van een weekend per maand te handhaven, met de mogelijkheid voor de minderjarige om extra tijd bij verzoekster door te brengen indien hij dat wenst. Het hof heeft vastgesteld dat er een gebrek aan vertrouwen is tussen de vader en verzoekster, wat een belemmering vormt voor de omgang. Het hof heeft besloten dat de omgangsregeling moet worden aangepast naar eenmaal per vier weken, met de mogelijkheid voor de minderjarige om in de zomervakantie minimaal een week bij verzoekster te verblijven. De vader moet de minderjarige de ruimte geven om zelf keuzes te maken over het contact met verzoekster.
De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland is vernietigd. Het hof benadrukt het belang van het werken aan onderling vertrouwen tussen de vader en verzoekster, zodat de minderjarige in een veilige omgeving kan opgroeien.