Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsverhouding en hoofdverblijfplaats van de kinderen van de partijen, die in een complexe situatie verkeren na een echtscheiding en een verhuizing naar Turkije. De moeder, die met de kinderen in Turkije verblijft, heeft toestemming van de vader gekregen voor een vakantie, maar is daarna niet teruggekeerd naar Nederland. De vader heeft daarop een teruggeleidingsverzoek ingediend, dat door de Turkse rechtbank is afgewezen. De rechtbank Gelderland had eerder het gezamenlijk gezag beëindigd en het gezag aan de vader toegewezen, maar de moeder is in hoger beroep gegaan.
Het hof heeft geoordeeld dat zolang er geen duidelijkheid is over de teruggeleidingsprocedure, het gezamenlijk gezag in stand moet blijven. Dit is in het belang van de kinderen, omdat het hen verplicht om in overleg te blijven over hun opvoeding. Het hof heeft ook bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal zijn, mocht de moeder niet met hen terugkeren naar Nederland. Daarnaast zijn er maatregelen getroffen om de communicatie tussen de ouders te waarborgen, waaronder een informatieverplichting voor de moeder en de mogelijkheid voor de vader om via beeldbellen contact te houden met de kinderen. De verzoeken van de vader om de kinderalimentatie op nihil te stellen zijn afgewezen, omdat er geen reden is om dit te doen zolang de teruggeleidingsprocedure nog loopt.
De uitspraak benadrukt het belang van gezamenlijk ouderschap en de noodzaak om in het belang van de kinderen te handelen, vooral in situaties waarin internationale aspecten een rol spelen.