Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag naar éénoudergezag. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 21 juli 2023 te vernietigen, waarin was bepaald dat het gezag over hun minderjarige kind voortaan alleen aan de vader toekomt. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft verweer gevoerd en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De rechtbank had in eerdere beschikkingen, waaronder die van 15 oktober 2021 en 2 juni 2022, al beslissingen genomen over het gezag en de omgang tussen de moeder en de minderjarige. De minderjarige, geboren in 2012, staat sinds 26 februari 2020 onder toezicht van een gecertificeerde instelling, de stichting Samen Veilig Midden-Nederland. De moeder heeft sinds maart 2021 geen contact meer met de minderjarige, wat heeft geleid tot de vraag of het gezamenlijk gezag nog in het belang van het kind is.
Het hof heeft overwogen dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de vader alleen het gezag heeft. De ouders hebben geen contact met elkaar en zijn niet in staat om samen beslissingen te nemen over de minderjarige. De moeder heeft niet erkend dat de minderjarige getraumatiseerd is door gebeurtenissen in haar huis, en het hof heeft geen vertrouwen in haar vermogen om in het belang van de minderjarige te handelen. De minderjarige heeft aangegeven dat hij vindt dat zijn vader de juiste beslissingen voor hem neemt. Daarom heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het gezag alleen aan de vader toe te kennen.