In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is alleen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige, die sinds 4 april 2022 bij pleegouders verblijft. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 16 juni 2024, wat de moeder betwistte in haar hoger beroep. De moeder was het niet eens met het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling (GI), dat stelde dat het opgroeiperspectief van de minderjarige niet bij haar ligt, maar bij het pleeggezin. Het hof heeft vastgesteld dat de procedure over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing geen ruimte biedt voor een inhoudelijke beoordeling van het perspectiefbesluit. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte, althans ten overvloede, een oordeel heeft gegeven over het perspectiefbesluit, maar dat dit de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen niet verandert. De uithuisplaatsing blijft noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 14 december 2023.