ECLI:NL:GHARL:2024:3010

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
22/1860
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van een woning onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 205.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2021. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en heeft bezwaar aangetekend, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de waarde te hoog is vastgesteld en heeft hij een lagere waarde van € 160.000 bepleit. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift een taxatierapport overgelegd waarin de waarde van de woning op € 335.000 werd getaxeerd. Het geschil spitste zich toe op de ligging van de woning, die door belanghebbende als zeer slecht werd gekwalificeerd vanwege geluidsoverlast en andere factoren.

Het Hof heeft geoordeeld dat de taxateur onvoldoende rekening heeft gehouden met de slechte ligging van de woning, maar dat dit niet leidde tot een lagere waarde dan de vastgestelde waarde van € 205.000. Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning per waardepeildatum niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten voor griffierecht en proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/1860
uitspraakdatum: 30 april 2024
Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 13 juli 2022, nummer AWB 21/4541, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het gemeentelijk belastingkantoor Munitax(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 1 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 205.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] , taxateur.

2.Vaststaande feiten

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een twee-onder-een-kapwoning uit 1928 met een inhoud van 387 m3 en een kavel van 3.390 m2. Tevens beschikt de woning over een vrijstaande garage, een dakkapel, een aangebouwde berging, een tuinhuis, twee vrijstaande bergingen en twee overkappingen.

3.Geschil

3.1.
In hoger beroep is in geschil of de waarde van de woning per de waardepeildatum te hoog is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de ligging van de woning.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en bepleit een waarde van
€ 160.000. De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend.
3.3.
Tevens klaagt belanghebbende over het handelen van de taxateur die tot en met de beroepsfase bij de zaak betrokken is geweest.

4.Beoordeling van het geschil

Handelen taxateur
4.1.
In het (hoger)beroepschrift, evenals ter zitting van het Hof, klaagt belanghebbende over het handelen van de taxateur die tot en met de beroepsfase bij de zaak betrokken is geweest. Om die reden heeft de heffingsambtenaar in hoger beroep voor de bijstand van een andere taxateur gekozen ( [naam2] ). Deze taxateur heeft in hoger beroep een nieuw taxatierapport opgemaakt ter onderbouwing van de waarde.
4.2.
Voor zover de taxateur die tot en met de beroepsfase bij de zaak betrokken is geweest al onrechtmatig zou hebben gehandeld bij de totstandkoming van zijn taxatierapport, kan dit tot niets leiden. De meest verstrekkende consequentie die een rechter aan een onrechtmatig handelen kan verbinden, is bewijsuitsluiting (ECLI:NL:HR:2015:643). Dit zou betekenen dat het door hem opgemaakte taxatierapport niet ter onderbouwing van de waarde kan worden gebruikt. Nu de heffingsambtenaar zich in hoger beroep beroept op een nieuw taxatierapport dat door een andere taxateur is opgemaakt, speelt dat (oude) taxatierapport al geen bewijsrechtelijke rol meer. Bewijsuitsluiting voegt in die zin niets toe.
[adres2] 291
4.3.
Tevens klaagt belanghebbende in het hogerberoepschrift over de vergelijkbaarheid van het object aan de [adres2] 291 te [woonplaats] . In het taxatierapport dat in hoger beroep door de heffingsambtenaar is overgelegd wordt dit object niet langer als vergelijkingsobject gebruikt, zodat ook deze klacht niet kan slagen.
Waarde
4.4.
De waarde als bedoeld in artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44). De bewijslast met betrekking tot deze waarde rust op de heffingsambtenaar. Voor het antwoord op de vraag of hij daarin slaagt, zijn niet alleen de bewijsmiddelen die de heffingsambtenaar daartoe aandraagt van belang, maar moet ook rekening worden gehouden met de stukken en stellingen die belanghebbende ter betwisting daarvan aandraagt. Slechts indien de heffingsambtenaar niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of de belanghebbende de (eventueel) door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt. Indien ook dat laatste niet het geval is, kan de rechter zelf tot een vaststelling in goede justitie van de in artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ bedoelde waarde komen.
4.5.
In hoger beroep bepleit belanghebbende voor de woning een lagere waarde. In dat geval rust op de heffingsambtenaar de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
4.6.
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde wijst de heffingsambtenaar op een taxatierapport opgesteld door [naam2] , taxateur. Hierin is de waarde van de woning getaxeerd op € 335.000 aan de hand van verkoopcijfers van drie woningen die omstreeks de waardepeildatum zijn verkocht.
4.7.
Belanghebbende stelt dat in die waardering onvoldoende rekening is gehouden met de (zeer) slechte ligging van de woning direct aan de (zeer drukke) [adres3] (geluidsoverlast en fijnstof), nabij een grote fabriek (geluids-, stank- en parkeeroverlast), nabij het recreatiegebied [naam3] (parkeeroverlast) en – op wat grotere afstand – de A73 (geluidsoverlast, versterkt door de muur van de fabriek). De heffingsambtenaar betwist de (zeer) slechte ligging niet, maar stelt dat hiermee voldoende rekening is gehouden in de taxatie door de ligging als “slecht” te kwalificeren (de laagst mogelijke kwalificatie). Conform de gestandaardiseerde tabellen die hiervoor worden gebruikt heeft er een correctie van 20% (2x 10%) op de grondstaffel plaatsgevonden. Dientengevolge is de grondwaarde met € 33.000 neerwaarts gecorrigeerd.
4.8.
Het Hof is van oordeel dat de taxateur met het toepassen van deze correctie aan de hand van gestandaardiseerde tabellen, onvoldoende rekening heeft gehouden met de invloed van de (zeer) slechte ligging in dit specifieke geval. Dit leidt echter niet tot een lagere waarde dan bij beschikking is vastgesteld (€ 205.000). Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat de getaxeerde waarde (€ 335.000) ruim boven de vastgestelde waarde ligt. Dat verschil is dermate groot (€ 130.000), dat de waardedruk vanwege de (zeer) slechte ligging van de woning - naast de waardedruk van € 33.000 waarmee in het taxatierapport al rekening is gehouden - hierin voldoende is verdisconteerd.
4.9.
Het Hof concludeert derhalve dat aannemelijk is dat de waarde van de woning per de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld. Hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd leidt het Hof niet tot een ander oordeel.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. C.M.R. Bouwman als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.
De griffier, De raadsheer,
C.M.R. Bouwman V.F.R. Woeltjes
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 1 mei 2024
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.