ECLI:NL:GHARL:2024:3305

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.334.395
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van straat- en contactverbod in hoger beroep met betrekking tot omgangsregeling en veiligheid van minderjarige

In deze zaak heeft de vader hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, dat op 25 september 2023 is uitgesproken. De voorzieningenrechter had de vader verboden om contact op te nemen met de moeder en hun minderjarige kind, en hem opgedragen zich op een bepaalde afstand van hen te houden. Dit verbod was ingesteld vanwege eerdere incidenten van huiselijk geweld en de negatieve impact daarvan op de minderjarige. De moeder had een straat- en contactverbod gevorderd, wat door de voorzieningenrechter voor een jaar werd toegewezen, met een dwangsom voor elke overtreding.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende gronden zijn om het straat- en contactverbod te bekrachtigen. Het hof oordeelde dat de relatie tussen de vader en de moeder, evenals de minderjarige, ernstig verstoord is en dat de moeder en het kind zich onveilig voelen door het gedrag van de vader. De vader heeft in het verleden niet geluisterd naar adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en heeft herhaaldelijk contact gezocht met de moeder, ondanks eerdere verboden.

Het hof concludeert dat het in het belang van de moeder en de minderjarige is om het contact- en straatverbod te handhaven, gezien de ernst van de situatie en de noodzaak om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. Het hoger beroep van de vader is afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, civiel
zaaknummer gerechtshof 200.334.395
zaaknummer rechtbank Gelderland: 423676
arrest in kort geding van 14 mei 2024
in de zaak van
[appellant]
woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde
hierna: de vader
advocaat: mr. B. Willemsen
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1]
die bij de voorzieningenrechter optrad als eiseres
hierna: de moeder
advocaat: mr. R.R. Wijnakker

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (hierna: de voorzieningenrechter) op 25 september 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven met producties
  • de memorie van antwoord met producties.
1.2.
De vader heeft gefourneerd en het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie gehad. Uit de relatie is [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ) [in] 2008 in [plaats1] geboren. De moeder is belast met het gezag over [de minderjarige] , die ook bij de moeder woont.
2.2.
Bij vonnis in kort geding van 2 november 2018 heeft de voorzieningenrechter de vader verboden om gedurende een jaar op enigerlei wijze en in welke vorm dan ook contact op te nemen met de moeder en [de minderjarige] en om zich (opzettelijk) te bevinden en/of te begeven binnen een straal van 100 meter in de buurt van de moeder of [de minderjarige] . De vader is hierbij veroordeeld om aan de moeder en [de minderjarige] een dwangsom te betalen van € 500 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan het contact- en straatverbod voldoet, tot een maximum van € 25.000 is bereikt. Ook heeft de voorzieningenrechter de moeder en [de minderjarige] gemachtigd om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de vader in gebreke blijft aan het contact- en straatverbod te voldoen.
2.3.
De vader heeft bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 3 juni 2020 vervangende toestemming gekregen om [de minderjarige] te erkennen. Ook is bij deze beschikking een informatieregeling vastgesteld, inhoudende dat de moeder de vader eenmaal per drie maanden schriftelijk bericht aangaande de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] en eventuele medische problemen, alsmede expliciet verslag doet van de schoolprestaties, vrije tijdsbesteding en zijn sociale gedrag. Ook moet de moeder eenmaal per drie maanden een recente foto van [de minderjarige] naar de vader sturen.
2.4.
Er is geen omgangsregeling vastgesteld of overeengekomen.
2.5.
De vader heeft op 30 januari 2023 de rechtbank Gelderland verzocht om hem naast de moeder met het gezag te belasten, een zorgregeling vast te stellen en een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de bij genoemde beschikking van 3 juni 2020 vastgelegde informatieregeling. De rechtbank heeft bij beschikking van 17 april 2023 (zaaknummer 414701) het verzoek van de vader om hem naast de moeder met het gezag te belasten afgewezen, evenals zijn verzoek om aan de nakoming van de vastgelegde informatieregeling een dwangsom te verbinden. Daarnaast heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) verzocht onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren over de mogelijkheden voor omgang van [de minderjarige] met de vader. De raad heeft op 21 juni 2023 een rapport uitgebracht en geadviseerd om de vader het recht op omgang met [de minderjarige] te ontzeggen, omdat omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] en omdat [de minderjarige] , die 12+ is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met de vader heeft doen blijken.
2.6.
De moeder heeft bij de voorzieningenrechter een straat- en contactverbod gevorderd, primair voor de duur van drie jaar, subsidiair ten minste voor de duur van één jaar. De voorzieningenrechter heeft bij het in deze zaak bestreden vonnis van 25 september 2023, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, de vorderingen van de moeder voor een belangrijk deel toegewezen en de vader verboden om gedurende één jaar na betekening van het vonnis op enigerlei wijze en in welke vorm dan ook (telefonisch, per sms, per email, per social media, enig ander digitaal kanaal, per post of in persoon) contact op te nemen met [de minderjarige] en de moeder, om zich gedurende één jaar na betekening van het vonnis (opzettelijk) te bevinden en/of begeven binnen een straal van 100 meter in de buurt van [de minderjarige] en de moeder, om zich gedurende één jaar na betekening van het vonnis (opzettelijk) te bevinden en/of te begeven binnen een straal van 500 meter rond de woning van [de minderjarige] en de moeder, gelegen aan de [adres] , [woonplaats1] , een en ander zoals gemarkeerd op de aan het vonnis gehechte plattegrond, dit alles onder verbeurte van een dwangsom van € 500 per overtreding, tot een maximum van € 25.000. Verder heeft de voorzieningenrechter de moeder gemachtigd om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen, indien de vader in gebreke blijft aan het vorenstaande te voldoen en bepaald dat als de rechtbank in de nog lopende bodemprocedure (met zaaknummer 414701) uitvoerbaar bij voorraad beslist dat sprake moet zijn van enige vorm van contact tussen de vader en [de minderjarige] , er alleen in het kader van de omgangsregeling afgeweken kan worden van voormelde verboden.
2.7.
Bij beschikking van 6 november 2023 (met zaaknummer 414701: een eindbeschikking volgend op de beschikking van 17 april 2023, zie rov. 2.5) heeft de rechtbank het verzoek om vaststelling van een zorgregeling/omgangsregeling afgewezen.
2.8.
De bedoeling van de vader van het hoger beroep is dat de bij vonnis van 25 september 2023 toegewezen vorderingen – neerkomend op een straat- en contactverbod - alsnog worden afgewezen. De moeder heeft verweer gevoerd.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof is van oordeel dat er wel gronden zijn om het straat- en contactverbod te bekrachtigen en legt uit hoe het tot deze beslissing is gekomen.
spoedeisend belang (grief 1)
3.2.
Bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, moet, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. [1]
3.3.
Voldoende aannemelijk is dat de verhouding tussen de vader enerzijds en de moeder en [de minderjarige] anderzijds ernstig verstoord is. De moeder en [de minderjarige] ervaren door het handelen van de vader een voortdurend gevoel van onveiligheid. [de minderjarige] is enorm beschadigd door het door de vader tegenover de moeder gepleegde huiselijk geweld (bedreigingen en fysiek geweld). Hij is daarvan bij herhaling getuige geweest. Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat de vader, ondanks eerder gewezen beschikkingen en adviezen van de raad, de moeder en [de minderjarige] , ongevraagd blijft opzoeken. Dat de moeder volgens de vader geen bewijsstuk heeft overgelegd van het door hem verschijnen aan haar deur, doet aan het voorgaande niet af. Dit geldt temeer nu de vader tegenover de raad heeft toegegeven dat hij sinds de afronding van het raadsonderzoek (zie rov. 2.5), tegen het advies van de raad in, drie keer bij de moeder voor de deur heeft gestaan om [de minderjarige] te zien en dit zal blijven doen. De moeder heeft daarom een belang om maatregelen te kunnen treffen tegen de vader. Gelet hierop is het hof van oordeel dat het belang van de moeder als spoedeisend kan worden aangemerkt.
straat- en contactverbod, dwangmiddelen en proceskosten (grief 2)
3.4.
Het hof overweegt dat een contact- en straatverbod, zoals door de moeder in eerste aanleg gevorderd, een inbreuk kan vormen op het aan een ieder toekomende recht om vrijelijk contact op te kunnen nemen met een ander, dan wel om zich vrijelijk te kunnen verplaatsen. Voor het toewijzen van zo ingrijpende maatregelen moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
3.5.
Er is sprake van een verleden met (gewelds)problematiek en diverse incidenten waarbij de vader betrokken is en waar de moeder en [de minderjarige] het slachtoffer van zijn geworden. Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat het voldoende aannemelijk is geworden dat het in het belang van de moeder en [de minderjarige] gerechtvaardigd is, ook nu nog, inbreuk te maken op de vrijheid van de vader om naar eigen inzicht vrijelijk contact met de moeder en [de minderjarige] op te kunnen nemen en te dicht bij hen te kunnen komen. Bij dit oordeel betrekt het hof dat de raad in de bodemprocedure (met zaaknummer 414701) de rechtbank heeft geadviseerd om de vader het recht op omgang met [de minderjarige] te ontzeggen, omdat omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] en omdat [de minderjarige] van ernstige bezwaren tegen omgang met de vader heeft doen blijken. De voorzieningenrechter heeft in overeenstemming met het advies beslist dat de vader het recht op omgang moet worden ontzegd en zijn verzoek tot vaststelling van een regeling afgewezen (zie rov. 2.7). Ook rapporteert de raad dat de wens van [de minderjarige] om geen contact met de vader te hebben niet voort lijkt te komen uit een loyaliteitsconflict, waarbij hij het gevoel heeft te moeten kiezen tussen zijn ouders. [de minderjarige] lijkt volgens de raad alle ruimte te krijgen van de moeder voor het ontwikkelen van zijn eigen mening en de weerstand tegen contact lijkt eerder voor te komen uit alles wat er gebeurd is in het verleden. De bodemrechter heeft vastgesteld dat de vader de al in 2020 door de raad gegeven adviezen niet heeft opgevolgd, waaronder aan de slag gaan met psycho-educatie over [de minderjarige] ’s diagnoses (bij [de minderjarige] is sprake van belemmerende kinderpsychiatrische stoornissen, te weten een reactieve hechtingsstoornis, PTSS en ADHD) om zich meer te kunnen verplaatsen in zijn zoon en zijn (on)mogelijkheden en dat vaststaat dat de vader geen hulp heeft gezocht om te leren naar zijn eigen gedrag te kijken en dit gedrag te veranderen. Daarbij wijst de bodemrechter erop dat de vader meerdere malen heeft gezegd dat hij niet luistert naar de hulpverlening en zich ook niet aan beschikkingen houdt. De vader is ambivalent en niet consistent gebleken in zijn verklaringen dat hij niet in de buurt van de moeder en [de minderjarige] is geweest en ook niet zal komen en evenmin met hen contact op zal nemen.
Het is belangrijk dat [de minderjarige] en de moeder zich veilig kunnen voelen en rust ervaren. Gelet op wat er is voorgevallen in het verleden, maar ook gelet op recente gebeurtenissen, kan dit niet anders dan door de vader een straat- en contactverbod, verbonden met dwangmiddelen, op te leggen.
3.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De grieven falen.
3.7.
Partijen zijn gewezen levensgezellen; deze procedure gaat over het contact van de vader met de moeder en hun zoon. Dat is voor het hof aanleiding voor een compensatie van de proceskosten in beide instanties.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 25 september 2023;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.B. Kamminga, J.H. Lieber en S. Kuijpers, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.

Voetnoten

1.HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437.