ECLI:NL:GHARL:2024:3375

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
200.334.940/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over minderjarige na eerdere rechtbankbeschikkingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2019, tussen de moeder en de vader. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.S. Zijderveld, is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin aan de vader vervangende toestemming werd verleend tot erkenning van de minderjarige en de werkzaamheden van een bijzondere curator werden beëindigd. De moeder is het niet eens met de beslissing om gezamenlijk gezag toe te kennen aan de vader en vraagt het hof om de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 april 2024, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De vader verzet zich tegen het verzoek van de moeder en vraagt het hof om de beslissing over het gezamenlijk gezag te bekrachtigen. Het hof overweegt dat de moeder bij de rechtbank geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vader en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De moeder heeft weliswaar zorgen geuit over de communicatie met de vader en de noodzaak van snelle beslissingen in het belang van de minderjarige, maar het hof oordeelt dat deze zorgen onvoldoende zijn om het verzoek van de vader af te wijzen.

Het hof concludeert dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader ook betrokken is bij het gezag, zodat hij kan bijdragen aan de zorg en hulpverlening die de minderjarige nodig heeft. De beschikking van de rechtbank Gelderland van 18 augustus 2023 wordt dan ook bekrachtigd, waarmee het hof de vader mede met het gezag belast.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.334.940
(zaaknummer rechtbank Gelderland 399712)
beschikking van 16 mei 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.S. Zijderveld te Wageningen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.G.S.N. Asselbergs te Den Haag.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 april 2022, 20 september 2022 en 18 augustus 2023, uitgesproken onder zaaknummer 399712. De beschikking van 18 augustus 2023 wordt verder ook genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 18 november 2023;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Zijderveld van 14 maart 2024 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 april 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de advocaat van de moeder;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad. Tijdens die relatie is [de minderjarige] [in] 2019 geboren (hierna: [de minderjarige] ).
3.2
Bij beschikking van 7 april 2022 heeft de rechtbank een bijzondere curator over [de minderjarige] benoemd.
3.3
Bij beschikking van 20 september 2022 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, aan de vader vervangende toestemming verleend tot erkenning van [de minderjarige] en de werkzaamheden van de bijzondere curator als beëindigd beschouwd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat de ouders op verzoek van de vader gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing en vraag het hof de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt, gedeeltelijk te vernietigen en het verzoek van de vader om gezamenlijk te worden belast met gezag alsnog af te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en, naar het hof begrijpt, de beslissing over het gezamenlijk gezag te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen; of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De moeder heeft bij de rechtbank geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader om belast te worden met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] . De moeder voert echter aan dat ná de bestreden beschikking bij [de minderjarige] een taalontwikkelingsstoornis is vastgesteld. [de minderjarige] heeft daarvoor veel hulp nodig en krijgt die hulp op moment vanuit [naam1] . De specifieke problematiek van [de minderjarige] maakt het van belang dat de moeder, in samenspraak met de hulpverlening, zonder vertraging voor [de minderjarige] passende beslissingen kan nemen. Het delen van het ouderlijk gezag met de vader belemmert de moeder daarin. Ouders hebben gezamenlijk een traject gevolgd bij [naam2] , maar de moeder ziet geen verbetering in de relatie met de vader en er is tussen hen maar weinig communicatie. Zodra de vader zelf passende hulp heeft om inzicht te krijgen in de problematiek van [de minderjarige] en haar intensieve begeleiding, zou dit kunnen veranderen maar de moeder verwacht niet dat dit binnen afzienbare tijd is opgelost.
5.3
Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of dat afwijzing van het verzoek van de vader anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Wat de moeder in dat kader aanvoert, vooral de vrees voor vertraging bij het nemen van beslissingen en de omstandigheid dat er (nog) geen goede communicatie is, is daarvoor onvoldoende. Dat [de minderjarige] problematiek heeft waar hulpverlening en dus beslissingen voor nodig zijn, maakt dat niet anders. Het hof ziet in die feiten en omstandigheden, evenals de raad, geen reden waarom de vader niet mede het gezag kan uitoefenen.
5.4
Het hof voegt daar nog het volgende aan toe. Hoewel dat ouders meer dan een jaar niet is gelukt, is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat er inmiddels een begin is gemaakt met structurele omgangsmomenten. De vader heeft toegelicht dat hij [de minderjarige] eens per twee weken ziet bij [naam1] , de organisatie waar zij ook behandeling krijgt voor haar taalontwikkelingsstoornis (hierna: TOS). Het vierde omgangsmoment is op haar verjaardag. De vader heeft ook laten weten dat hij voorafgaand aan de omgangsmomenten een gesprek van een half uur heeft met een medewerker van [naam1] , om zo zijn kennis over TOS op te bouwen. Op die manier krijgt hij meer inzicht in TOS en kan hij beter bij zijn dochter aansluiten. Ook zal dit hem gaan helpen bij het nemen van (behandel)beslissingen die in het belang van [de minderjarige] zijn.
5.5
Verder is niet gebleken, ook desgevraagd aan moeder ter zitting, dat het gezamenlijk nemen van beslissingen na de bestreden beschikking niet of maar moeizaam lukte. In tegendeel, de vader heeft ter zitting toegelicht dat hij binnen twee tot drie dagen toestemming heeft gegeven aan de moeder om met [de minderjarige] op vakantie te gaan en dat hij binnen één tot twee dagen op een e-mail reageerde met toestemming voor haar behandeling. De moeder heeft dit niet weersproken. De moeder stelt weliswaar dat de vader niet of traag reageert op e-mails en afspraken niet nakomt, maar dit heeft zij naar het oordeel van het hof, tegenover hetgeen door de vader is gesteld, onvoldoende onderbouwd. Dat de communicatie nog niet goed is, zoals de moeder stelt, neemt niet weg dat er wel sprake is van communicatie én partijen in staat zijn samen beslissingen te nemen.
5.6
Bovendien staat in het rapport van de raad van 22 februari 2024, dat is opgesteld ten behoeve van de procedure bij de rechtbank over de omgang tussen de vader en [de minderjarige] , dat ouders bij [naam2] zijn overeengekomen dat de moeder beslissingen neemt als het gaat over schoolkeuze, zorg- en hulpverlening. De vader heeft ter zitting nog gewezen op deze afspraak en toegelicht dat hij, ook gelet op de problematiek van [de minderjarige] , achter de beslissingen van de moeder staat voor wat betreft de behandeling van [de minderjarige] maar dat hij wel op de hoogte gehouden wil worden. Het hof acht verder nog van belang dat de vader er ter zitting blijk van heeft gegeven in het belang van zijn dochter te handelen en in dat kader de noodzaak van overleg in te zien. Zo heeft hij de moeder recent gevraagd of het cadeau dat hij voor de verjaardag van [de minderjarige] wil kopen, voor haar geschikt is.
5.7
Gelet op voornoemde omstandigheden, ziet het hof geen reden om de vader niet mede met het gezag belast te laten. In tegendeel, het hof is van oordeel dat het juist in het belang is van [de minderjarige] dat haar vader evenals haar moeder belast is met het gezag, zodat hij rechtstreeks betrokken blijft bij het traject bij [naam1] en eventuele verdere hulpverlening voor de TOS. Zo heeft hij de mogelijkheid optimaal inzicht te krijgen in de behoeften en mogelijkheden van [de minderjarige] , wat helpend is om bij haar problematiek aan te kunnen sluiten en een volwaardige vaderrol op zich te kunnen nemen.
5.8
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 18 augustus 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door M.A. Mertens als griffier, en is op 16 mei 2024 door mr. E. de Boer uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.