Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil tussen een vader en een moeder over de inschrijving van hun minderjarige kind op een basisschool en de wijziging van de aanvrager van de kinderbijslag. De vader, vertegenwoordigd door mr. G.M. Koert, verzocht het hof om vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van hun kind op een protestants-christelijke basisschool, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. F. van den Heuvel, verzet aantekende tegen deze wijziging en de bestreden beschikking wilde laten bekrachtigen.
De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Gelderland, waar de moeder vervangende toestemming kreeg om het kind in te schrijven op een basisschool in haar woonplaats. De vader was het hier niet mee eens en stelde dat de wijziging van de aanvrager van de kinderbijslag een gezagskwestie betreft, wat volgens hem in het belang van het kind zou zijn. Het hof heeft de feiten en standpunten van beide partijen zorgvuldig gewogen, evenals het advies van de raad voor de kinderbescherming.
Het hof concludeerde dat het in het belang van het kind niet wenselijk is om van school te wisselen, aangezien het kind goed functioneert op de huidige openbare basisschool en daar vriendjes heeft. Bovendien oordeelde het hof dat de wijziging van de aanvrager van de kinderbijslag geen gezagskwestie is en dat de financiële argumenten van de vader onvoldoende zijn om de belangen van het kind te onderbouwen. De grieven van de vader werden verworpen, en het hof bekrachtigde de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad werd verklaard.