ECLI:NL:GHARL:2024:4432

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23/218
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak in Renkum

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 22 november 2022 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [woonplaats], vastgesteld op € 468.000 voor het kalenderjaar 2021, op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 juni 2024 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de WOZ-waarde werd vastgesteld op € 453.000. De heffingsambtenaar heeft ook toegezegd het door belanghebbende betaalde griffierecht en een proceskostenvergoeding van € 1.500 te vergoeden. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, en de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig verminderd. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/218
uitspraakdatum: 2 juli 2024

Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 november 2022, nummer ARN 22/953, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Renkum (hierna: de heffingsambtenaar)

1.
Procesverloop
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 468.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. G.F. Hovestad, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] , taxateur.
1.4.
Ter zitting zijn partijen bij wijze van compromis overeengekomen dat de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2021 wordt vastgesteld op € 453.000. Verder heeft de heffingsambtenaar toegezegd het door belanghebbenden betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door belanghebbende gevraagde proceskostenvergoeding van € 1.500.
1.5.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar,
– vermindert de vastgestelde WOZ-waarde van [adres] te [woonplaats] voor het kalenderjaar 2021 tot € 453.000;
– vermindert de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig;
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 49 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 136 in verband met het hoger beroep bij het Hof;
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende van in totaal € 1.500.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
De griffier, De raadsheer,
(J.H. Riethorst) (J. van de Merwe)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 3 juli 2024
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.