ECLI:NL:GHARL:2024:6658

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
200.313.584/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over verbeurde dwangsommen en bewijs van opheffing van beslagen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen Promile B.V. naar aanleiding van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De voorzieningenrechter had eerder bepaald dat [appellant] een dwangsom van € 1000 per overtreding had verbeurd, wat leidde tot executoriaal beslag op zijn vermogen. In het hoger beroep heeft [appellant] zijn vorderingen gewijzigd en vordert hij onder andere de terugbetaling van € 6.500 aan dwangsommen die hij ten onrechte aan Promile heeft betaald. Het hof heeft de grieven van [appellant] gedeeltelijk toegewezen, met name de vordering tot bewijs van opheffing van de beslagen. Het hof heeft Promile opgedragen om binnen twee weken na betekening van het arrest schriftelijke bewijzen van opheffing van de beslagen aan [appellant] te overhandigen, met een dwangsom van € 5.000 als zij hier niet aan voldoet. De overige vorderingen van [appellant] zijn afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter voor het overige bekrachtigd. Tevens zijn de proceskosten aan beide zijden vastgesteld en veroordelingen uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.313.584/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 531840
arrest in kort geding van 29 oktober 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. D.H.J. Hooreman te Utrecht,
tegen
Promile B.V.,
die is gevestigd in Hilversum,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Promile,
advocaat: mr. E.H.J. aan de Stegge te 's-Gravenhage.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 7 februari 2023 heeft op 7 juli 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). De zaak is vervolgens enige tijd aangehouden voor beraad partijen. Vervolgens heeft [appellant] een akte vermindering van eis genomen en arrest gevraagd. Het hof heeft bepaald dat het arrest in deze zaak zal worden gewezen gelijktijdig met de arresten in de twee andere zaken die tussen partijen bij het hof aanhangig zijn onder zaaknummers 200.327.987 en 200.329.340.

2.Waar gaat het in deze zaak om

2.1
[naam1] , bestuurder en enig aandeelhouder van Promile en [appellant] waren studievrienden. In januari 2001 zijn zij samen in maatschapsvorm de Tandartsenpraktijk Den2 begonnen. [naam1] heeft in 2007 Promile opgericht en zijn maatschapsaandeel in die vennootschap ingebracht. In dat jaar is ook Den2 Onroerend Goed BV (hierna Den2OG) opgericht met [appellant] en Promile ieder als 50% aandeelhouder en bestuurder. Den2OG is eigenaar van het bedrijfspand waarin de tandartsenpraktijk wordt gedreven. Daarnaast zijn er ook op grond van huurovereenkomsten enkele andere (mond)zorgondernemingen in gevestigd (geweest) waaronder de orthodontistenpraktijk OMVL, van [naam2] , de ex-echtgenote van [naam1] .
2.2
Vanaf begin 2021 is door problemen in de relationele sfeer in de maatschap een onhoudbare situatie tussen [naam1] en [appellant] ontstaan. De omstandigheid dat [appellant] en de ex-echtgenote van [naam1] een relatie kregen heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld.
2.3
In dat kader heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland , locatie Lelystad [appellant] in een vonnis van 6 oktober 2021 bij wijze van onmiddellijke voorziening verboden om gedurende een periode van drie maanden na betekening van het vonnis het praktijkpand van de maatschap te betreden en direct of indirect, langs welke weg ook, contact te onderhouden met medewerkers, patiënten of zakelijk relaties van de maatschap, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1000 per overtreding.
2.4
Het vonnis van 6 oktober 2021 is op 11 oktober 2021 aan [appellant] betekend.
Op 27 december 2021 is er ten laste van [appellant] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ABN AMRO Bank NV tot verhaal van een bedrag van € 9.000 aan verbeurde dwangsommen, vermeerderd met rente en kosten.
2.5
[appellant] heeft de maatschap opgezegd tegen 31 oktober 2021. Promile heeft de tandartsenpraktijk voortgezet en heeft deze ingebracht in de voor dat doel opgerichte Den2BV. De onderneming van de voormalige maatschap is dus voortgezet, maar de financiële afwikkeling van de beëindigde maatschap moet nog plaatsvinden, evenals de afwikkeling van de samenwerking in Den2OG. In dat kader hebben partijen diverse procedures aanhangig gemaakt, zowel bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, als bij de Ondernemingskamer van het hof Amsterdam.
2.6
In dit kort geding heeft [appellant] bij de voorzieningenrechter (samengevat) gevorderd:
I. schorsing van Promile als bestuurder van Den2OG, met voorwaarden,
II. een verbod voor Promile om gedurende haar schorsing als bestuurder bestuurshandelingen te verrichten, op straffe van een dwangsom,
III. Promile te gebieden alle in de periode van 23 tot 27 december 2021 gelegde executoriale (derden)beslagen op te heffen,
IV. Promile te gebieden [appellant] schriftelijke bewijzen van opheffing/doorhaling te doen toekomen op straffe van een dwangsom,
V. een gebod voor Promile om de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis van 6 oktober 2021 te staken op straffe van een dwangsom,
VI. veroordeling van Promile in de proceskosten.
2.7
Promile heeft een aantal tegenvorderingen ingesteld.
2.8
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 15 maart 2022 de ten laste van [appellant] gelegde beslagen opgeheven voor zover deze meer dan € 6.500 hebben geraakt (het bedrag waarop de voorzieningenrechter de vordering waarvoor de beslagen zijn gelegd inclusief rente en kosten heeft herbegroot).
De overige vorderingen van [appellant] zijn afgewezen. [appellant] is in conventie in de proces- en nakosten van Promile veroordeeld. De tegenvorderingen van Promile zijn afgewezen. Promile is in reconventie in de proceskosten van [appellant] veroordeeld.
2.9
[appellant] heeft zijn vordering in hoger beroep bij memorie van grieven gewijzigd door niet langer opheffing van de gelegde beslagen te vorderen maar te vorderen dat Promile wordt veroordeeld tot terugbetaling aan [appellant] van een bedrag van € 6.500 ter zake door Promile van [appellant] ten onrechte gevorderde dwangsommen.
2.1
Bij akte van 24 oktober 2023 heeft [appellant] zijn eis verminderd met de hiervoor in rechtsoverweging 2.6 onder I en II weergegeven vorderingen. De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat zijn vorderingen hiervoor weergegeven onder III, IV en V alsmede zijn vordering tot terugbetaling van € 6.500 aan dwangsommen alsnog worden toegewezen met veroordeling van Promile in de proceskosten van beide instanties.
2.11
Promile heeft als incidenten opgeworpen de exceptie van onbevoegdheid, een niet-ontvankelijk verklaring en een verzoek tot aanhouding. In het arrest van 7 februari 2023 heeft het hof deze incidenten afgewezen en een oordeel over de proceskosten in het incident aangehouden. Verder heeft Promile in de hoofdzaak geconcludeerd tot verwerping van het beroep van [appellant] en tot bevestiging van het vonnis van de voorzieningenrechter.
2.12
Het hof is van oordeel dat het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd moet worden. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) van [appellant] zullen daarbij thematisch worden behandeld.

3.De beoordeling

Schorsing Promile als bestuurder

3.1
[appellant] heeft drie grieven tegen het vonnis van de voorzieningenrechter geformuleerd. De eerste twee grieven van [appellant] waren gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van Promile binnen Den2OG te twijfelen en tegen het oordeel dat [appellant] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen tot schorsing van Promile als bestuurder. [appellant] heeft de betreffende vorderingen - hiervoor in r.o. 2.6 weergegeven onder I en II - in dit hoger beroep ingetrokken bij akte van 24 oktober 2023. Om die reden behoeven de eerste twee grieven van [appellant] geen bespreking meer.
De dwangsommen
3.2
De derde grief van [appellant] is gericht tegen de afwijzing van zijn vordering(en) tot opheffing door Promile van ten laste van [appellant] gelegde executoriale beslagen, staking door Promile van de executie van het kort geding vonnis van 6 oktober 2021 en tot het veroordelen van Promile in de kosten van het geding in conventie in eerste aanleg.
3.3
Promile heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat [appellant] negen dwangsommen heeft verbeurd op basis van het kort geding vonnis van 6 oktober 2021.
De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 15 maart 2022 geoordeeld dat er in vijf van die gevallen sprake was van overtreding van de opgelegde verboden, zodat er door [appellant]
€ 5.000 aan dwangsommen is verbeurd. De voorzieningenrechter heeft het bedrag waarvoor beslag was gelegd inclusief rente en kosten herbegroot op een bedrag van € 6.500.
3.4
[appellant] is van oordeel dat hij in het geheel geen dwangsommen heeft verbeurd en vordert het inmiddels door hem betaalde bedrag van € 6.500 terug.
[appellant] voert daartoe aan dat de gedragingen die de voorzieningenrechter als overtreding van de verboden heeft aangemerkt, gedragingen zijn die door hem in zijn hoedanigheid van bestuurder van Den2OG zijn verricht. [appellant] is van oordeel dat de hem in het vonnis van
6 oktober 2021 opgelegde verboden zich niet uitstrekken tot handelingen die [appellant] in zijn hoedanigheid van bestuurder verricht.
3.5
Het hof verwerpt dat standpunt. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van
6 oktober 2021 bij het opleggen van de verboden aan [appellant] geen beperking aangebracht naar de hoedanigheid waarin [appellant] handelt. Dat betekent dat ook gedragingen van [appellant] als bestuurder onder die verboden vallen, zoals de voorzieningenrechter in het vonnis van 15 maart 2022 heeft overwogen.
Aldus staat vast dat [appellant] € 5.000 aan dwangsommen verbeurd heeft. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Promile inclusief rente en kosten begroot op
€ 6.500. Dat het bedrag aan rente en kosten te hoog is, is niet gesteld of gebleken.
De vordering van [appellant] tot terugbetaling van het bedrag van € 6.500 wordt afgewezen.
Bewijs van opheffing van de executoriale (derden)beslagen en staking executie
3.6
[appellant] vordert op straffe van verbeurte van een dwangsom bewijzen van Promile van de opheffing van de executoriale beslagen. Die beslagen zijn door het vonnis van
15 maart 2022 opgeheven voor zover zij meer getroffen hebben dan het door [appellant] verschuldigde bedrag van € 6.500. [appellant] heeft in dit verband evenwel onder verwijzing naar productie 20 bij memorie van grieven aangevoerd dat Promile in augustus 2022 opnieuw heeft gedreigd met (verdere) executie van het vonnis van 6 oktober 2021 en dat [appellant] daarom belang heeft bij een verbod aan Promile om het vonnis van 6 oktober 2021 ten uitvoer te leggen. [appellant] heeft bij die vordering nu echter geen belang meer.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft Promile bij vonnis van 23 juni 2023 immers al een zodanig verbod opgelegd. Hij heeft in dat vonnis geoordeeld over de later (in augustus 2022) aangezegde dwangsommen wegens de (vermeende) overtreding van onderdeel 5.2 van het dictum van het vonnis van 6 oktober 2021. De voorzieningenrechter heeft dienaangaande overwogen dat Promile niet heeft gesteld dat zij de dwangsommen vóór 16 augustus 2022 heeft aangezegd of dat de verjaring tijdig is gestuit, zodat voldoende aannemelijk is dat de dwangsommen zijn verjaard. De voorzieningenrechter heeft Promile vervolgens verboden om het op 6 oktober 2021 in kort geding gewezen vonnis voor wat betreft het dictum onder 5.2 ten uitvoer te leggen. Verder heeft de voorzieningenrechter Promile veroordeeld om,
voor zover[appellant] in het kader van de op 17 augustus 2022 aangezegde dwangsommen betalingen aan Promile heeft gedaan, tot terugbetaling van die bedragen. Ten slotte is Promile veroordeeld tot opheffing van de in het kader van de op 17 augustus 2022 aangezegde dwangsommen gelegde beslagen
Promile is van dat vonnis in hoger beroep gekomen bij dit hof (
zaaknummer 200.239.340). In die zaak wordt vandaag ook arrest gewezen. Daarin wordt het vonnis van de voorzieningenrechter van 23 juni 2023 bekrachtigd. Gelet daarop heeft [appellant] in de onderhavige procedure geen belang meer bij toewijzing van zijn in r.o. 2.6 onder V vermelde vordering. Dat Promile meer dan € 6.500 heeft geïncasseerd is gesteld noch gebleken.
3.7
Wel heeft [appellant] spoedeisend belang bij toewijzing van zijn vordering onder IV: het bewijs dat Promile de gelegde beslagen heeft opgeheven. [appellant] heeft de door hem de verbeurde dwangsommen aan Promile voldaan. Aan Promile is een verbod opgelegd om verdere executiemaatregelen te nemen. [appellant] heeft daarom belang bij ontvangst van stukken waaruit het bewijs van opheffing van deze beslagen volgt. Promile heeft tegen die vordering ook geen inhoudelijk verweer gevoerd. Het hof zal Promile daarom gebieden om binnen twee weken na betekening van dit arrest bedoelde schriftelijke bewijzen aan [appellant] te doen toekomen, met bepaling dat Promile, als zij niet aan dat gebod voldoet een eenmalige dwangsom aan [appellant] verbeurt van € 5.000.
3.8
De derde grief van [appellant] slaagt in zoverre, maar faalt voor het overige. Nu [appellant] grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, ziet het hof geen aanleiding om anders te oordelen over de proceskosten van de procedure in eerste aanleg in conventie dan de voorzieningenrechter heeft gedaan.
De conclusie
3.9
Het hoger beroep slaagt slechts ten dele. Omdat [appellant] grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Deze kosten worden aan de zijde van Promile begroot op € 798 aan griffierecht en € 2.428 aan salaris voor de advocaat (2 pt appeltarief II). Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1] Promile zal worden veroordeeld in de kosten van de door hem opgeworpen en door het hof afgewezen incidenten. Deze worden aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.214 (1pt, appeltarief II).
3.1
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 15 maart 2022
uitsluitendvoor zover daarbij de vordering van [appellant] om Promile te gebieden om [appellant] schriftelijke bewijzen van opheffing/doorhaling van de in de periode van 23 tot en met 27 december 2021
gelegde executoriale beslagen te doen toekomen, is afgewezen;
en doet in zoverre opnieuw recht:
- gebiedt Promile om [appellant] , binnen 14 dagen na betekening van dit arrest, ter
zake alle door haar ten laste van [appellant] in de periode van 23 tot en met 27 december 2021 gelegde executoriale beslagen, alle deurwaardersexploten en/of schriftelijke bewijzen van opheffing/doorhaling van deze executoriale (derden)beslagen te doen toekomen;
- bepaalt dat Promile een eenmalige dwangsom van € 5.000 aan [appellant] verbeurt in het geval zij niet aan dit gebod voldoet;
4.2
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 15 maart 2022 voor het overige;
4.3
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Promile
€ 798 aan griffierecht
€ 2.428 aan salaris van de advocaat van Promile (2 procespunten x appeltarief II);
4.4
bepaalt dat de in 4.3 genoemde kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.5
veroordeelt Promile tot betaling van de volgende proceskosten in het incident aan [appellant] :
€ 1.214 (1 procespunt tarief II);
4.6
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.7
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. D.H. de Witte en mr. A.L. Goederee, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
29 oktober 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.