Uitspraak
[appellant],
Promile,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar gaat het in deze zaak om
Op 27 december 2021 is er ten laste van [appellant] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ABN AMRO Bank NV tot verhaal van een bedrag van € 9.000 aan verbeurde dwangsommen, vermeerderd met rente en kosten.
De overige vorderingen van [appellant] zijn afgewezen. [appellant] is in conventie in de proces- en nakosten van Promile veroordeeld. De tegenvorderingen van Promile zijn afgewezen. Promile is in reconventie in de proceskosten van [appellant] veroordeeld.
3.De beoordeling
Schorsing Promile als bestuurder
De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 15 maart 2022 geoordeeld dat er in vijf van die gevallen sprake was van overtreding van de opgelegde verboden, zodat er door [appellant]
€ 5.000 aan dwangsommen is verbeurd. De voorzieningenrechter heeft het bedrag waarvoor beslag was gelegd inclusief rente en kosten herbegroot op een bedrag van € 6.500.
[appellant] voert daartoe aan dat de gedragingen die de voorzieningenrechter als overtreding van de verboden heeft aangemerkt, gedragingen zijn die door hem in zijn hoedanigheid van bestuurder van Den2OG zijn verricht. [appellant] is van oordeel dat de hem in het vonnis van
6 oktober 2021 opgelegde verboden zich niet uitstrekken tot handelingen die [appellant] in zijn hoedanigheid van bestuurder verricht.
6 oktober 2021 bij het opleggen van de verboden aan [appellant] geen beperking aangebracht naar de hoedanigheid waarin [appellant] handelt. Dat betekent dat ook gedragingen van [appellant] als bestuurder onder die verboden vallen, zoals de voorzieningenrechter in het vonnis van 15 maart 2022 heeft overwogen.
Aldus staat vast dat [appellant] € 5.000 aan dwangsommen verbeurd heeft. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Promile inclusief rente en kosten begroot op
€ 6.500. Dat het bedrag aan rente en kosten te hoog is, is niet gesteld of gebleken.
De vordering van [appellant] tot terugbetaling van het bedrag van € 6.500 wordt afgewezen.
15 maart 2022 opgeheven voor zover zij meer getroffen hebben dan het door [appellant] verschuldigde bedrag van € 6.500. [appellant] heeft in dit verband evenwel onder verwijzing naar productie 20 bij memorie van grieven aangevoerd dat Promile in augustus 2022 opnieuw heeft gedreigd met (verdere) executie van het vonnis van 6 oktober 2021 en dat [appellant] daarom belang heeft bij een verbod aan Promile om het vonnis van 6 oktober 2021 ten uitvoer te leggen. [appellant] heeft bij die vordering nu echter geen belang meer.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft Promile bij vonnis van 23 juni 2023 immers al een zodanig verbod opgelegd. Hij heeft in dat vonnis geoordeeld over de later (in augustus 2022) aangezegde dwangsommen wegens de (vermeende) overtreding van onderdeel 5.2 van het dictum van het vonnis van 6 oktober 2021. De voorzieningenrechter heeft dienaangaande overwogen dat Promile niet heeft gesteld dat zij de dwangsommen vóór 16 augustus 2022 heeft aangezegd of dat de verjaring tijdig is gestuit, zodat voldoende aannemelijk is dat de dwangsommen zijn verjaard. De voorzieningenrechter heeft Promile vervolgens verboden om het op 6 oktober 2021 in kort geding gewezen vonnis voor wat betreft het dictum onder 5.2 ten uitvoer te leggen. Verder heeft de voorzieningenrechter Promile veroordeeld om,
voor zover[appellant] in het kader van de op 17 augustus 2022 aangezegde dwangsommen betalingen aan Promile heeft gedaan, tot terugbetaling van die bedragen. Ten slotte is Promile veroordeeld tot opheffing van de in het kader van de op 17 augustus 2022 aangezegde dwangsommen gelegde beslagen
zaaknummer 200.239.340). In die zaak wordt vandaag ook arrest gewezen. Daarin wordt het vonnis van de voorzieningenrechter van 23 juni 2023 bekrachtigd. Gelet daarop heeft [appellant] in de onderhavige procedure geen belang meer bij toewijzing van zijn in r.o. 2.6 onder V vermelde vordering. Dat Promile meer dan € 6.500 heeft geïncasseerd is gesteld noch gebleken.
4.De beslissing
uitsluitendvoor zover daarbij de vordering van [appellant] om Promile te gebieden om [appellant] schriftelijke bewijzen van opheffing/doorhaling van de in de periode van 23 tot en met 27 december 2021
€ 1.214 (1 procespunt tarief II);
29 oktober 2024.