ECLI:NL:GHARL:2024:6932

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
200.340.984
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en bewijs van koopovereenkomst voor luchtreinigers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van MSG Telecom B.V. tegen Deep clean air techniek B.V. (DCAT) over de betaling van een factuur voor de levering van vier luchtreinigers. MSG stelt dat zij deze luchtreinigers heeft verkocht aan DCAT, die ze nodig had voor een project bij een basisschool in Maassluis. DCAT heeft de factuur van € 3.932,50 niet betaald en betwist het bestaan van de koopovereenkomst en de levering van de luchtreinigers. De kantonrechter heeft de vorderingen van MSG afgewezen, omdat MSG haar stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. MSG is in hoger beroep gegaan en vordert opnieuw betaling van de factuur, inclusief rente en kosten.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat MSG voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de koopovereenkomst en de levering van de luchtreinigers. Het hof heeft onder andere gekeken naar een offerte van DCAT aan de basisschool en de aanmaningen die MSG heeft gestuurd. DCAT heeft niet gereageerd op deze aanmaningen en heeft in de procedure geen verweer gevoerd. Het hof concludeert dat de vordering tot betaling van de factuur voldoende vaststaat en toewijsbaar is. Daarnaast zijn de gevorderde handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten ook toegewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt DCAT tot betaling van de factuur en de kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.340.984
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn: 10825032)
arrest van 12 november 2024
in de zaak van
MSG Telecom B.V.
die is gevestigd in Enschede
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna: MSG
advocaat: mr. R.M.A. van den Berg
tegen
Deep clean air techniek B.V.
die is gevestigd in Apeldoorn
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: DCAT
niet verschenen

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 6 maart 2024 dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
2.2
Tegen DCAT is verstek verleend.
2.3
Vervolgens heeft MSG de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. Korte schets van de zaak, de vordering(en) en de beslissing van de kantonrechter
2.1.
Volgens MSG heeft zij aan DCAT vier luchtreinigers verkocht. DCAT had deze nodig voor een project bij een basisschool in Maasssluis. DCAT had zelf niet genoeg luchtreinigers op voorraad en heeft daarom MSG gevraagd er vier te leveren. MSG heeft deze geleverd en DCAT, aldus nog steeds MSG, een factuur d.d. 26 januari 2023 met nummer 26012023.01 gestuurd ad € 3.932,50 (inclusief omzetbelasting) met daarop het verzoek deze per omgaande te voldoen. DCAT heeft deze rekening niet betaald. MSG heeft vervolgens DCAT gedagvaard en betaling van genoemde factuur met rente en kosten gevorderd.
2.2.
DCAT heeft het bestaan van de koopovereenkomst betwist en ook ontkend dat aan haar en in opdracht van MSG luchtreinigers zijn geleverd.
2.3.
De kantonrechter heeft de vorderingen van MSG afgewezen omdat MSG haar stellingen, tegenover de betwisting door DCAT, over het bestaan van de overeenkomst en de (daadwerkelijke) levering van apparatuur niet voldoende heeft onderbouwd. Om dezelfde reden is MSG niet toegelaten tot (nadere) bewijslevering.
2.4.
MSG is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Zij vordert (opnieuw) betaling van de factuur van € 3.932,50 met (handels)rente en incasso- en proceskosten.

3.De motivering van de beslissing

3.1.
Met de memorie van grieven ligt opnieuw de vraag voor of de gestelde (koop)overeenkomst en levering van de vier luchtreinigers (voldoende) vast staan. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend op grond van het navolgende.
3.1.1.
Bij de conclusie van repliek heeft MSG overgelegd een foto van een door DCAT aan
CBS (Christelijke Basisschool) De Groene Hoek te Maassluis uitgebrachte offerte voor de levering (of huur) van 15 zaken met de omschrijving “
FA 279”. MSG heeft het bestaan en de juistheid van deze offerte niet betwist.
3.1.2.
De factuur van MSG aan DACT, waarvan betaling wordt gevorderd, vermeldt dat vier “
FA279” zijn verkocht. Daarachter staat “
School CBS de Groene Hoek Maassluis”, zijnde de school waaraan de hiervoor genoemde offerte is gericht. Anders dan DCAT aanvoert blijkt niet dat genoemde vier luchtreinigers door MSG aan genoemde school zijn verkocht. De factuur is immers aan haar, DCAT, gericht en de naam van de basisschool staat in de factuur onder de aanduiding “
omschrijving”.
3.1.3.
DCAT heeft erkend, althans niet weersproken, dat MSG haar diverse malen heeft aangemaand tot betaling van de factuur. Dit betreft drie e-mails van [naam1] (namens MSG) aan “
[naam2]” van DCAT d.d. 16 februari 2023, 17 april 2023 en 21 april 2023 en twee aanmaningen van Jurist Incasso Juristen B.V. van 22 en 26 mei 2023.
3.1.4.
DCAT heeft niet weersproken dat zij, naar aanleiding van deze aanmaningen, op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt dat zij de factuur betwist. In hoger beroep is een e-mail van 16 februari 2023 van DCAT overgelegd waarin wordt gereageerd op de genoemde aanmaning van MSG van 16 februari 2023. De tekst luidt als volgt:
“Helaas kan ik je niet betalen.
Bovendien heeft [naam3] in het begin een aantal machines meegenomen die we nooit terug hebben gezien.
Dat zijn meer machines dan de 4 FA 279!!
Gezien het feit dat hij toen werknemer bij jou was rust de betaalplicht bij jou.
Ik denk dat ik per saldo nog een tegoed van jou heb!”
3.2.
Uit laatstgenoemde mail blijkt dat de vordering tot betaling van de factuur door DCAT wordt erkend. Dit is in strijd met het standpunt dat DCAT in de procedure bij de kantonrechter heeft ingenomen. In de rest van de tekst lijkt DCAT een beroep op verrekening te doen maar DCAT heeft in de procedure voor de kantonrechter geen verrekenbare tegenvordering op MSG gesteld, laat staan onderbouwd, en zij is in de procedure in hoger beroep niet verschenen. De rest van deze tekst doet daarom al met al niet af aan haar erkenning van de vordering. Het bestaan van de levering en vordering wordt verder ondersteund door de offerte die DCAT aan de meergenoemde basisschool heeft uitgebracht voor dezelfde zaken die MSG (daarna) aan DCAT leverde, omdat dit overeenkomt met de door MSG geschetste reden voor de koopovereenkomst. Ook het niet-reageren op de aanmaningen ondersteunt de stelling van MSG dat de vordering vast staat en is erkend.
3.3.
De conclusie is dat de vordering tot betaling van de factuur voldoende vast staat en daarmee toewijsbaar is. Dit geldt ook voor de gevorderde handelsrente van artikel 6:119a BW nu de koopovereenkomst een handelsovereenkomst is in de zin van genoemde wetsbepaling. De gevorderde ingangsdatum van 27 januari 2023 is eveneens toewijsbaar omdat de factuur van 26 januari 2023 vermeldt dat per ommegaande betaald moet worden zodat voldoende vast staat dat dit de overeengekomen datum van de uiterste betaling is.
3.4.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen omdat voldoende is gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het in hoger beroep gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 563,04) is hoger dan het in het (in artikel 6:96 lid 5 BW bedoelde) Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokostenbepaalde tarief. Het hof zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde (het ook bij de kantonrechter gevorderde bedrag van) € 518,25.
conclusie
3.5.
Het hoger beroep slaagt. Omdat DCAT alsnog in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof DCAT tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de kantonrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.
3.6.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, van 6 maart 2024 en beslist als volgt;
4.2.
veroordeelt DCAT tot betaling van de factuur met nummer 26012023.01 ad € 3.932,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 27 januari 2023;
4.3.
veroordeelt DCAT in de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 BW ter zake voormelde vordering ter hoogte van € 518,25;
4.4.
veroordeelt DCAT tot betaling van de volgende proceskosten van MSG tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 112,04 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan DCAT
€ 542,- aan salaris van de gemachtigde van MSG (2 procespunten x tarief € 271)
en tot betaling van de volgende proceskosten van MSG in hoger beroep:
€ 798,- aan griffierecht
€ 115,22 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan DCAT
€ 858,- aan salaris van de advocaat van MSG (1 procespunt x appeltarief I ad € 858);
4.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, P.J. van der Korst en J. Rinkes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.