ECLI:NL:GHARL:2024:996

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
200.335.883
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had op 18 juli 2023 op verzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (de GI) besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 27 juli 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 7 september 2023. De ouders van de minderjarige zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep aangetekend, waarbij zij de verzoeken van de GI tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing willen afwijzen.

Tijdens de zitting op 16 januari 2024 heeft het hof de argumenten van de ouders en de GI gehoord. De ouders stellen dat de verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is, omdat zij altijd open hebben gestaan voor hulp. De GI daarentegen vindt de verlenging noodzakelijk, gezien de zorg voor de minderjarige en de hulp die nog nodig is. Het hof oordeelt dat de verlenging van de uithuisplaatsing tot 1 september 2023 gerechtvaardigd was, gezien de problematische situatie waarin de ouders zich bevonden en de specifieke behoeften van de minderjarige.

Het hof besluit dat de ondertoezichtstelling tot 1 mei 2024 moet blijven, maar dat deze daarna niet meer noodzakelijk is. De ouders hebben geprofiteerd van de hulpverlening en er zijn stappen gezet richting een stabiele thuissituatie. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd voor de verlenging van de uithuisplaatsing en de ondertoezichtstelling tot 1 mei 2024, maar de verlenging van de ondertoezichtstelling vanaf die datum wordt vernietigd. Het hof wijst het verzoek van de GI tot ondertoezichtstelling van de minderjarige af vanaf 1 mei 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.335.883
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 558100)
beschikking van 13 februari 2024
in het hoger beroep van:
[verzoekster]en
[verzoeker](de ouders)
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: G.M. Haring in Amsterdam.
Belanghebbende is:
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (de GI),
in Utrecht.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2011 in [woonplaats1] .

2.Belangrijke informatie

Alleen de moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .
[de minderjarige] staat sinds 27 juli 2021 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
[de minderjarige] woonde van 2 januari 2023 tot 31 augustus 2023 op de [naam1] in [plaats1] . Sinds 31 augustus 2023 woont hij weer bij zijn ouders.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 18 juli 2023 op verzoek van de GI een beslissing genomen.
De kinderrechter heeft beslist dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] wordt verlengd tot
27 juli 2024.
De kinderrechter heeft de machtiging uithuisplaatsing verlengd tot 7 september 2023
.

4.Het hoger beroep

De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij zijn in hoger beroep gegaan. Zij vinden dat het hof de verzoeken van de GI tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing alsnog moet afwijzen.

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met bijlagen;
-een reactie van de GI met bijlagen;
- een mailbericht van de raad voor de kinderbescherming van 9 januari 2024 met bijlage.
Het hof heeft [de minderjarige] uitgenodigd om zijn mening over de zaak te geven, maar hij is niet gekomen en heeft ook niet op een andere wijze zijn mening aan het hof gegeven.
De zitting bij het hof was op 16 januari 2024.
Aanwezig waren:
- de advocaat van de ouders;
- twee vertegenwoordigers voor de GI;
De ouders en de raad waren niet aanwezig.

6.De redenen voor de beslissing

wat in de wet staat
De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij moet het zo zijn dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen. Dat staat in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar (artikel 1:260 BW).
De kinderrechter mag een kind uit huis plaatsen als blijkt dat dit in het belang is van de verzorging of de opvoeding van het kind of indien een onderzoek noodzakelijk is van het kind (artikel 1:265b BW). De kinderrechter kan de uithuisplaatsing verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
standpunten
De ouders zijn het niet eens met de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] . Zij stellen dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is omdat zij altijd open hebben gestaan voor hulp (grief 1). De gezinsvoogd heeft niet geholpen om de juiste hulp voor het gezin te krijgen, maar heeft dat vanuit een eigen tunnelvisie zelfs tegengewerkt. Het monitoren van [de minderjarige] kan geen doel of grond van de ondertoezichtstelling zijn (grief 2). Tot slot was de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] niet noodzakelijk (grief 3). Zo zijn signalen vanuit de gemeente, politie en de buurt dat de zorg en begeleiding van de ouders voor [de minderjarige] niet goed zou zijn, niet gebaseerd op feiten maar op onbegrip. Verder is niet gemotiveerd waarom het stapsgewijs terugplaatsen van [de minderjarige] in zijn belang zou zijn. Gelet op al zijn beperkingen, had [de minderjarige] zo snel mogelijk in een vast ritme bij de ouders thuis moeten komen.
De GI vindt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog steeds noodzakelijk. De GI is blij dat het is gelukt [de minderjarige] thuis te plaatsen en trots op de ouders dat het hun lukt om de positieve lijn vast te houden. Het is volgens de GI echter nog te pril om de ondertoezichtstelling nu al te kunnen beëindigen. Volgens de GI was de inzet en hulp van de gezinsvoogd in november 2023 nog nodig om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] naar het kinderdagcentrum bleef gaan. Ook is nog begeleiding van de gezinsvoogd nodig om de noodzakelijke hulp vanuit [naam2] tot stand te brengen. Die hulp is aangevraagd maar vanwege wachtlijsten nog niet gestart.
oordeel hof uithuisplaatsing
Het hof vindt net als de kinderrechter dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] van 27 juli 2023 tot 1 september 2023 noodzakelijk was. Er was sprake van een situatie waarin de ouders lange tijd zijn overvraagd in hun zorg voor [de minderjarige] . Zij konden ondanks de diverse vormen van hulpverlening niet in de specifieke behoeften van [de minderjarige] voorzien. Het lukte de ouders niet om [de minderjarige] gezonde voeding te laten eten en voldoende rust en regelmaat te bieden. [de minderjarige] was niet altijd voldoende aanwezig op kinderdagcentrum [naam3] en had voor de uithuisplaatsing problematisch gedrag in de avond en nacht. Het hof is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] en zijn ouders is geweest om volgens een stappenplan toe te werken naar thuisplaatsing. Voorkomen moest worden dat de ouders zouden terugvallen in de oude problematische situatie en dat plan heeft gewerkt. Het hof ziet dan ook - na eigen onderzoek - geen reden om anders te oordelen over de verlenging van de uithuisplaatsing dan dat de kinderrechter heeft gedaan.
oordeel hof ondertoezichtstelling
Het hof vindt dat de ondertoezichtstelling nog tot 1 mei 2024 moet blijven. Vanaf 1 mei 2024 zal het hof de ondertoezichtstelling beëindigen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
De ouders hebben geprofiteerd van de inzet van hulpverlening. [naam4] helpt de ouders met het persoonsgebonden budget (PGB) voor [de minderjarige] . [de minderjarige] gaat naar het [naam5] ( [naam5] ). Het is belangrijk dat [de minderjarige] daar naartoe blijft gaan. In de door de GI verstrekte mail van het [naam5] staat dat [de minderjarige] in de periode van
11 oktober 2023 tot en met 3 november 2023 acht keer niet aanwezig is geweest. Na een gesprek met tips van de gezinsvoogd is het weer goed gegaan met de aanwezigheid van [de minderjarige] op het [naam5] . Ook zouden de ouders volgens de gezinsvoogd actiever mogen zijn als het gaat om zaken die voor [de minderjarige] geregeld moeten worden, zoals de aanschaf en financiering van een speciale fiets voor [de minderjarige] of aanmelding voor een sport. Dit soort zaken kunnen de ouders via de Stichting [naam6] regelen.
De ouders verdienen een compliment voor de positieve lijn die zij in de zorg voor [de minderjarige] hebben laten zien. Het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling nog een korte periode noodzakelijk is voordat de ouders de zorg voor [de minderjarige] al helemaal zelf kunnen dragen. De contacten over de zorg voor [de minderjarige] zijn ingewikkeld. De ouders en de gezinsvoogd zijn het erover eens dat opvoedkundige gezinsbegeleiding (OGB) vanuit [naam2] nodig is. Het is nog niet bekend wanneer OGB van [naam2] zal starten. Het hof vindt het met het oog op de stabiele lijn in de verzorging van [de minderjarige] noodzakelijk dat de gezinsvoogd de ouders begeleidt in de contacten voor de inzet van OGB van [naam2] . Wanneer dat is gebeurd, zal de hulp van [naam4] komen te vervallen en zal alle nodige hulp voor [de minderjarige] vanuit één organisatie komen. Dat maakt de situatie voor de ouders veel overzichtelijker. Het hof zal met het oog daarop de ondertoezichtstelling in stand laten tot 1 mei 2024 .
Vanaf 1 mei 2024 beoordeelt het hof de ondertoezichtstelling niet meer als noodzakelijk. Immers, de ouders staan achter OGB van [naam2] . Vanaf die datum volstaat de inzet van hulp in een vrijwillig kader.
Het hof zal de beslissing over de ondertoezichtstelling bekrachtigen tot 1 mei 2024 en vernietigen vanaf 1 mei 2024.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 juli 2023, voor wat betreft de verlenging van de uithuisplaatsing;
bekrachtigt die beschikking voor wat betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode tot 1 mei 2024;
vernietigt die beschikking, voor wat betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling vanaf 1 mei 2024;
wijst het verzoek van de GI tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alsnog af vanaf 1 mei 2024.
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en, in samenwerking met mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.