ECLI:NL:GHARL:2025:1114

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
21-003392-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot doodslag met uitgaansgeweld en bewijsverweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag na een incident van uitgaansgeweld op 3 september 2022, waarbij hij het slachtoffer met kracht tegen het hoofd heeft geschopt. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De verdachte heeft het geweld ontkend, maar getuigenverklaringen en DNA-bewijs op zijn schoenen ondersteunen de beschuldigingen. Het hof heeft de straf gehandhaafd, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere strafbare feiten had gepleegd. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003392-23
Uitspraak d.d.: 26 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 14 juli 2023 met het parketnummer 18-223078-22 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1988,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. van der Meer, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door het slachtoffer en de benadeelde partij, [benadeelde] , en zijn advocaat, mr. R. Spoelstra, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is:
  • verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
  • de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 32.543,93 (bestaande uit € 2.543,93 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade), dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voor het overige heeft de rechtbank voor een deel de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en voor een deel de vordering afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en om redenen van doelmatigheid. Daarom zal het hof opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 september 2022 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [benadeelde] meermalen heeft geslagen en/of gestompt in het gezicht en/of met zijn rechtervoet met kracht heeft geschopt in het gezicht, althans op het hoofd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 september 2022 te [plaats 1] openlijk, te weten aan de [straatnaam 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door voornoemde [benadeelde] te duwen en/of te slaan en/of stompen in het gezicht en/of met zijn rechtervoet met kracht te schoppen in het gezicht, althans op het hoofd, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten breuken/fracturen in het achterhoofd, slaapbeen, rotsbeen en/of wiggebeen, hersenkneuzingen, een diffuus gezwollen brein en/of lucht en vocht in de schedelholtes voor [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 september 2022 te [plaats 1] aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten breuken/fracturen in het achterhoofd, slaapbeen, rotsbeen en/of wiggebeen, hersenkneuzingen, een diffuus gezwollen brein en/of lucht en vocht in de schedelholtes, heeft toegebracht door voornoemde [benadeelde] te slaan en/of stompen in het gezicht en/of met zijn rechtervoet met kracht te schoppen in het gezicht, althans op het hoofd;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2022 te [plaats 1] opzettelijk heeft deelgenomen aan een aanval of vechterij waarin onderscheiden personen, te weten verdachte en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meer andere personen waren gewikkeld, welke aanval of vechterij bestond uit het door verdachte en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meer andere personen slaan en/of stompen in het gezicht en/of het met kracht met de voet schoppen in het gezicht, althans op het hoofd van [benadeelde] , welke aanval of vechterij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, overeenkomstig het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat – kort samengevat – de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] in combinatie met het DNA-materiaal op de schoen van verdachte weliswaar wettig bewijs opleveren, maar dat verdachte stellig ontkent dat hij degene is die het slachtoffer heeft geslagen en geschopt. De voornoemde getuigen hebben het over iemand met witte schoenen, blond haar en donkere kleding, terwijl verdachte een korte broek aan had, geen blond haar heeft en ook [persoon 2] witte schoenen aan had. Daarnaast verklaart [persoon 2] dat hij heeft geslagen. Verder zijn de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] tegenstrijdig met wat getuigen [getuige 3] en [getuige 4] hebben waargenomen. Zij hebben namelijk beiden niet gezien dat er een trap is uitgedeeld. Verder is op de schoen van verdachte in een mengprofiel het DNA van het slachtoffer aangetroffen. Het DNA-materiaal betreft geen bloedspoor. Het DNA kan dus ook op een andere wijze op de schoen terecht zijn gekomen. Nu [persoon 2] en [persoon 1] zijn vrijgesproken van openlijke geweldpleging kan in de onderhavige zaak geen bewezenverklaring volgen voor openlijke geweldpleging. Wel kan er een veroordeling van verdachte volgen voor het meest subsidiaire feit, te weten het deelnemen aan een vechterij.
Verder heeft de raadsman, voor het geval dat het hof tot het oordeel mocht komen dat verdachte wel degene is die het slachtoffer heeft geslagen en geschopt, aangevoerd dat uit de voorhanden zijnde stukken niet kan worden opgemaakt hoe hard er is geschopt. Het enkel schoppen tegen het hoofd levert niet per definitie de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel op. Wel kan in dit geval aangenomen worden dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel en dat dit ontstaan is door de schop tegen het hoofd.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze in de bijlage met bewijsmiddelen bij dit arrest zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. In aanvulling daarop overweegt het hof het volgende.
Betrouwbaarheid getuigenverklaringen
Het hof overweegt over de betrouwbaarheid van afgelegde verklaringen in algemene zin het volgende. Verklaringen dienen te worden beoordeeld op onder meer consistentie, accuraatheid en volledigheid. In het algemeen maakt de enkele omstandigheid dat in verklaringen van getuigen op onderdelen tegenstrijdigheden voorkomen, deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers zijn veroorzaakt door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, die al dan niet het gevolg kan zijn van emoties in verband met het delict en door tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop die verklaringen zijn afgelegd. De op ondergeschikte onderdelen voorkomende verschillen in die verklaringen maken dit niet anders.
Het hof stelt, net als de rechtbank, op basis van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest vast dat het slachtoffer [benadeelde] op 3 september 2022 in [plaats 1] is geslagen, hierdoor ten val is gekomen en vervolgens eenmaal met kracht tegen het hoofd is geschopt. Verdachte heeft ontkend degene te zijn geweest die het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt. Het slachtoffer heeft zelf over het geweldsincident niets kunnen verklaren, omdat hij zich hier niets meer van kan herinneren. Daarentegen verklaren de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] wel over de handelingen die door verdachte zijn gepleegd. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen en tegen het hoofd heeft geschopt. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte het slachtoffer heeft geschopt terwijl deze op de grond lag. Beide getuigen hebben vrijwel meteen na het incident aan verbalisanten verdachte aangewezen als degene die het slachtoffer heeft geschopt. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaringen. Dat het door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] gegeven signalement niet volledig overeenkomt met het signalement van verdachte, doet, mede doordat zij verdachte kort na het incident hebben aangewezen als degene die heeft geschopt, naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Gelet hierop zal het hof hun verklaringen als uitgangspunt nemen. Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte onder meer een schop tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gegeven. Dit wordt ondersteund doordat sporen van het DNA van het slachtoffer op de neus en de wreef van de schoen van verdachte zijn aangetroffen. Verdachte heeft geen plausibele alternatieve verklaring verschaft voor het op de betreffende plaatsen op zijn schoen aangetroffen zijn van het DNA van het slachtoffer.
Poging tot doodslag
Om tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde te komen, dient het hof vast te stellen of verdachte opzet heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven. Het hof is van oordeel dat zich in het dossier geen aanknopingspunten bevinden waaruit blijkt dat sprake was van ‘vol’ opzet bij verdachte.
Het hof dient daarom te beoordelen of bij de verdachte voorwaardelijk opzet aanwezig was om het slachtoffer van het leven te beroven. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals de dood – is aanwezig als verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen om een reële, niet onwaarschijnlijke kans.
Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet van verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven en overweegt daartoe het volgende.
Uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest volgt dat het slachtoffer eerst een vuist tegen zijn kaak kreeg en slap achterover viel. Hij heeft zichzelf niet opgevangen met zijn handen. Het slachtoffer is met zijn hoofd op de grond gevallen. Terwijl hij weerloos op de grond lag, gaf verdachte het slachtoffer een trap tegen de rechterkant van zijn hoofd. [getuige 1] verklaart dat hier ‘kracht’ achter zat en [getuige 2] verklaart dat verdachte ‘goed hard’ schopte. Uit het letselverslag volgt dat het slachtoffer zeer fors letsel heeft opgelopen, onder meer een breuk in het slaapbeen aan de rechterzijde en hersenbloedingen. Hieruit blijkt mede dat er met kracht tegen de rechterzijde van het hoofd, ter hoogte van de slaap, geweld is gebruikt.
Het hof stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd meerdere – bijvoorbeeld aan de zijkant ter hoogte van de slaap – kwetsbare plekken bevat en dat met kracht uitgevoerde geweldshandelingen tegen/op het hoofd fatale gevolgen kunnen hebben. Verdachte heeft met geschoeide voet tegen de zijkant van het hoofd van het slachtoffer geschopt. Dat dit met kracht is gebeurd, blijkt uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , maar ook uit de letselverklaring. Er is forse schade aan en in het hoofd van het slachtoffer geconstateerd, waaronder een breuk in het slaapbeen. Daar komt bij dat het slachtoffer volgens de verklaring van [getuige 1] slap op de grond viel door de vuistslag tegen zijn kaak en weerloos op de grond lag toen hij een schop tegen zijn hoofd kreeg. Deze omstandigheden tezamen maken dat het hof van oordeel is dat een reële, niet onwaarschijnlijke kans bestond dat het slachtoffer door het geschopt worden zodanig ernstig gewond zou raken dat hij daaraan zou komen te overlijden. Door het geweld op deze wijze op het slachtoffer uit te oefenen, heeft verdachte deze kans bewust aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken. Dat het slachtoffer het incident heeft overleefd, is niet aan verdachte te danken geweest. Er is dus sprake van (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict.
Het voorgaande brengt mee dat het hof bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op het slachtoffer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 3 september 2022 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [benadeelde] heeft geslagen en met zijn rechtervoet met kracht heeft geschopt tegen het hoofd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, overeenkomstig het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval het hof tot het oordeel mocht komen dat verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt, verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop. Verdachte zal, als hij gedetineerd raakt, zijn inkomen verliezen en dat heeft gevolgen voor de rest van zijn gezin, zijn woning en andere verplichtingen die daaruit voortkomen. Gelet hierop verzoekt de raadsman om een maximale taakstraf met daarnaast een lange voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Verder verzoekt de raadsman om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden niet op te leggen.
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van geweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 3 september 2022, waarbij hij het slachtoffer op straat met kracht tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Door zo te handelen heeft verdachte, zelf in hoge mate onder invloed van alcohol, op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Dat het slachtoffer het incident heeft overleefde, is niet aan verdachte te danken geweest, maar het gevolg van adequaat medisch ingrijpen. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of nadelige psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Dat dit in de onderhavige zaak ook het geval is, blijkt uit de slachtofferverklaring die op de terechtzitting van het hof is voorgedragen. Verder heeft dit soort geweld in een uitgaansgebied doorgaans een grote impact op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en onzekerheid bij burgers neemt hierdoor grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft al veel dodelijke slachtoffers veroorzaakt. Blijkens het Forensische Geneeskundig Letselverslag bestond ook in dit geval de reële kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden aan de gevolgen van het letsel. Voorts rekent het hof het verdachte zwaar aan dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Tot op de dag van vandaag houdt verdachte vol dat hij zeker weet dat hij het slachtoffer niet heeft geslagen en geschopt, hoewel hij tegelijkertijd ook stelt zich overigens niets van het gebeurde te kunnen herinneren. Het hof is van oordeel dat deze houding kwalijk is.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatie van 28 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof heeft verder acht geslagen op de rapportages van Reclassering Nederland die ten behoeve van de onderhavige zaak zijn opgemaakt. Hieruit volgt dat verdachte een normaal leven leidt met een gezin en een baan zonder noemenswaardige problemen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door hemzelf en zijn raadsman naar voren zijn gebracht op de terechtzitting van het hof. Verdachte heeft een gezin en een baan. Verdachte is naar zijn zeggen, om te voorkomen dat hij weer in soortgelijke situaties terecht komt, gestopt met het nuttigen van alcohol. Verder krijgt verdachte ondersteuning van een coach.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het feit niet worden volstaan met een andere modaliteit dan een langdurige gevangenisstraf. Gelet op de ernst van het feit en de in hoger beroep onveranderde proceshouding van verdachte, is de straf zoals de rechtbank die heeft opgelegd in beginsel passend en geboden. Echter, tegenover hetgeen verdachte verweten wordt staat ook het feit dat hij tot nog toe een blanco strafblad heeft en zijn leven op orde heeft. Het hof beschouwt het bewezenverklaarde dan ook als een incident met een lage kans op recidive. Hij heeft betaald werk en leidt samen met zijn echtgenote en hun kinderen een rustig bestaan.
Bij de strafoplegging heeft het hof de hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking genomen, alsook de straffen die rechters in min of meer vergelijkbare gevallen opleggen. Alles afwegende is het hof van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, die voor het hof in het bijzonder de reden zijn om over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht ruimschoots overstijgt, geboden is.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden is. Het hof ziet geen aanleiding bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de straf te verbinden. Zoals reeds genoemd heeft verdachte zijn leven op orde en hij weet hulp te vinden indien hij deze nodig heeft. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de geadviseerde bijzondere voorwaarden geen meerwaarde zullen hebben.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van de schade ten bedrage van € 345.268,13, bestaande uit
€ 270.268,13 aan materiële schade en € 75.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 32.543,93, bestaande uit € 2.543,93 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade. Dit bedrag is vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Voor het overige is voor een deel de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en voor een deel is de vordering afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. In hoger beroep heeft de benadeelde partij het in eerste aanleg gevorderde schadebedrag verlaagd. In hoger beroep is gevorderd een bedrag van
€ 40.936,65, bestaande uit € 5.936,65 aan materiële schade en € 35.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 1.225,00 daggeldvergoeding periode 2 september tot en met 26 oktober 2022
  • € 382,20 reiskosten vader tijdens opname MCL/ [plaats 2]
  • € 342,00 reiskosten moeder tijdens opname MCL/ [plaats 2]
  • € 104,40 reiskosten MCL benadeelde partij
  • € 188,00 contributie voetbalvereniging 2 jaar
  • € 2.620,55 verlies arbeidsvermogen
  • € 41,50 geschiktheidsverklaring CBR
  • € 945,00 kosten optometrie + bril
  • € 88,00 tandartskosten
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen wordt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de vordering uitgebreid is gemotiveerd en dat hij daarover geen opmerkingen heeft. Gelet hierop refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof op dit punt.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek op de terechtzitting voldoende is gebleken dat
de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Materiële schade
Ten aanzien van de reiskosten van de ouders van de benadeelde partij is het hof van oordeel dat deze kosten geen schade voor de benadeelde partij zelf zijn en dus ook niet onder de noemer “verplaatste schade” door de benadeelde partij van verdachte gevorderd kunnen worden. Het hof zal deze schadeposten daarom afwijzen. Voor wat betreft de overig gevorderde materiële schade is het hof van oordeel dat deze voldoende is onderbouwd en, mede nu de hoogte ervan niet door de verdediging is betwist, voor toewijzing in aanmerking komt.
De materiële vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 5.212,45. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Immateriële schade
Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezenverklaarde. De hoogte van de vordering is op de terechtzitting van het hof niet betwist door de verdediging. Het hof zal de hoogte van de schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van € 30.000,00. Hierbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. Het hof zal de vordering tot het bedrag van € 30.000,00 toewijzen en de benadeelde partij in het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Kosten
Gelet op het vorenstaande dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 35.212,45 (vijfendertigduizend tweehonderdtwaalf euro en vijfenveertig cent) bestaande uit€ 5.212,45 (vijfduizend tweehonderdtwaalf euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 724,20 (zevenhonderdvierentwintig euro en twintig cent) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 35.212,45 (vijfendertigduizend tweehonderdtwaalf euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 5.212,45 (vijfduizend tweehonderdtwaalf euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 211 (tweehonderdelf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 3 september 2022.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. P.S. Bakker en mr. M.E. de Boer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 26 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

BIJLAGE

In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 november 2022, met proces-verbaalnummer 2022232080, opgemaakt door Eenheid Politie Noord-Nederland, [locatie 1] , doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 196.
1. De door verdachte op de terechtzitting van het hof van 12 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 3 september 2022 in [plaats 1] . Ik was aanwezig bij de ruzie tussen [persoon 1] en het slachtoffer [benadeelde] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 september 2022, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd politie proces-verbaal, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik kwam afgelopen nacht (
het hof begrijpt: de nacht van 2 op 3 september 2022) vanaf [straatnaam 2] in [plaats 1] . Een kleine jongen met blond haar (
het hof begrijpt: verdachte) werd geslagen.
V: Door wie werd hij geslagen?
A: Door het latere slachtoffer (
het hof begrijpt: [benadeelde]).
A: Die jongen die werd geslagen (
het hof begrijpt: verdachte) heeft gelijk teruggeslagen. Toen viel die jongen (
het hof begrijpt: [benadeelde]) die werd geslagen. Vervolgens heeft die jongen die geslagen heeft (
het hof begrijpt: verdachte), gelijk ook een schop tegen de kop gegeven.
V: Die andere jongen, die de klap kreeg, sloeg terug. Hoe ging dat?
A: Hij (
het hof begrijpt: verdachte) sloeg met zijn rechtervuist tegen het slachtoffer zijn kaak en die viel slap achterover. Hij heeft zich niet opgevangen met zijn handen. Ik zag dat hij op de grond viel met zijn hoofd op de grond. Toen lag dat slachtoffer op de grond. Die jongen die hem neergeslagen heeft ging gelijk naar hem toe en gaf hem een trap tegen zijn hoofd aan. Met zijn rechtervoet tegen het hoofd aan. (…) Er zat wel kracht achter. Het was een flinke schop. Ik zag zijn hoofd naar links bewegen toen hij die trap kreeg maar daarna lag hij stil. Ik zag op straat die jongen lopen die geslagen en geschopt had. Direct daarna kwam een politieman en vrouw in mijn richting lopen. Ik heb ze aangesproken en de persoon (
het hof begrijpt: verdachte) aangewezen waarvan ik honderd procent zeker was dat hij geslagen en geschopt had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 september 2022, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd politie proces-verbaal, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik kwam van [straatnaam 3] af. Ik kwam langs die steeg. Ik zag dat er iemand op de grond lag. Ik zag dat die jongen (
het hof begrijpt: [benadeelde]) een trap kreeg. Het slachtoffer lag op de grond. Ik zag dat die jongen (
het hof begrijpt: verdachte) naast het slachtoffer stond en dat hij toen schopte tegen de jongen die op de grond lag. Ik zag dat hij schopte ter hoogte van de schouder en het hoofd van het slachtoffer. Ik kon heel goed zien dat hij goed hard schopte.
V: Kun je de persoon omschrijven die de mishandeling heeft gepleegd?
A: Blond haar, blank, witte schoenen. Witte gympen.
Later op [straatnaam 4] zag ik verdachte staan. Ik heb meerdere keren de verdachte aangewezen en daarbij aangegeven dat ik dit zeker wist.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2022, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd politie proces-verbaal, inhoudend als relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op zaterdag 3 september 2022, om 01.22 uur, kregen wij, [verbalisant 2] en
[verbalisant 1] , de melding om te gaan naar [straatnaam 1] in [plaats 1] . Aldaar zou
een slachtoffer op de grond liggen met bloed uit zijn oren. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , zagen dat de collega's die voor de ambulances reden, werden aangesproken. Dit bleken later de twee getuigen te zijn die bij het slachtoffer stonden. Dit betroffen [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] vertelde dat [verdachte] met zijn vuist in tegen het gezicht van het slachtoffer sloeg. Daarop zag [getuige 1] het slachtoffer op de grond vallen. [getuige 1] zag dat [verdachte] daarop tegen het hoofd van het slachtoffer schopte. Getuige [getuige 2] vertelde ongeveer hetzelfde verhaal.
5. Een Forensisch geneeskundig letselverslag op 29 januari 2023, opgemaakt en ondertekend door [naam 1] forensisch arts GGD [locatie 2] , los opgenomen in het dossier, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Betrokkene[benadeelde] , geboren [geboortedag 2] -1992
BevindingenOp de CT -hersenen is een breuk van de schedel rechts zichtbaar. De breuk loopt van het slaapbeen door tot in het mastoïd. Rond de hersenen rechts zit een schil van lucht a.g.v. een fractuur rechts in het achterhoofd en het slaapbeen (in het squameuze deel: het schedelbot boven het oor)). Het squameuze deel is licht ingedrukt en verplaatst. De breuk loopt door in het rotsbeen en in de buitenste wand van het wiggenbeen. De normaal lucht houdende holtes in het middenoor en het mastoïd zijn gesluierd. In de voorzijde van de hersenen links en rechts, bevinden zich bloederige kneuzing haarden met beginnende zwelling. De hersenen zijn diffuus gezwollen. In meerdere hersenkamers staat bloed. Er komt bloed uit het rechter oor.
Het slaapbeen toont een impressiefractuur: dit betekent dat het schedelbot over enige afstand is ingedeukt. Dit ontstaat bij plaatselijk inwerkend scherp geweld
Op het hoofd zijn 2 plaatsen met letsel: het achterhoofd en de rechter zijkant.
omschrijving van het letselEen bloeduitstorting onder het linker oog. Fracturen van het achterhoofd, het slaapbeen, het rotsbeen en het wiggebeen. Hersenbloedingen. Zwelling van de hersenen.
ernst van het letsel (wat was de kans op ernstige hersenschade of overlijden)Levensbedreigend letsel met een kans van 21% op overlijden. Het betreft zwaar lichamelijk letsel waarvoor medische controles noodzakelijk zijn (het observeren van de vitale functies en het bewustzijn).
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 30 september 2022, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd politie proces-verbaal, opgemaakt door [naam 2] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoekVan het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] en slachtoffer [benadeelde] (zie Tabel 1) zijn DNA-profielen verkregen. Deze DNA-profielen zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. AAQC5753NL#01 (neus rechterschoen)
Van het DNA in bemonstering AAQC5753NL#01 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal vijf personen. Van enkele van deze personen is relatief meer DNA in deze bemonstering aanwezig. Op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat één van die personen slachtoffer [benadeelde] kan zijn.
Dit DNA-mengprofiel is onvoldoende informatief om te beoordelen of deze bemonstering DNA van verdachte [verdachte] bevat.
AA005753NL#02 (wreef rechterschoen)
Van het DNA in bemonstering AAQC5753NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal vijf personen. Op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek is vastgesteld dat deze bemonstering DNA bevat dat afkomstig kan zijn van zowel verdachte [verdachte] als slachtoffer [benadeelde] en minimaal drie onbekende personen.

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoekAAQC5753NL#01 (neus rechterschoen)Voor deze berekening is aangenomen dat de personen van wie een relatief grote hoeveelheid DNA in deze bemonstering aanwezig is niet onderling verwant zijn. De berekening van de bewijskracht is uitgevoerd met MixCal 7 3. DNA-mengprofiel AAQC5753NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer slachtoffer [benadeelde] één van de personen is van wie een relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering aanwezig is, dan wanneer slachtoffer [benadeelde] niet één van deze personen is en de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering dus afkomstig is van willekeurige onbekende personen.AAQC5753NL#02 (wreef rechterschoen)Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van vijf niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] . De berekening is uitgevoerd met DNAStatistX 4.DNA-mengprofiel AAQC5753NL#02 is ongeveer 300 duizend keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde] , verdachte [verdachte] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en vier willekeurige onbekende personen.